ECLI:NL:RBGEL:2018:1995

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
05/720247-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf opgelegd voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 1 mei 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte uit Arnhem. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 januari 2016, waarbij de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. Het slachtoffer werd gedwongen in een woning te blijven, waar hij werd bedreigd met een vuurwapen en een mes, en werd gedwongen zich uit te kleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat hij geen actieve deelnemer was, voldoende betrokkenheid had bij de feiten om als medepleger te worden aangemerkt. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en dat de opgelegde straf recht deed aan de ernst van het feit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematische achtergrond en de noodzaak voor reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720247-16
Datum uitspraak : 1 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
,
raadsman: mr. E. Klijn, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2016, in de gemeente Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] gedwongen (in een woning aan de [adres 2] ) op de bank
te zitten en/of - (vervolgens) die [slachtoffer] meegetrokken naar de badkamer en/of (vervolgens)
gedwongen op een stoel plaats te nemen (met zijn gezicht naar de muur) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] zijn handen vastgebonden op de rug (met tie-rips en/of ducktape
en/of touw) en/of - (daarbij) (meermaals) de woorden toegevoegd: "Niet omkijken, blijf naar
de muur kijken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( vervolgens) (daarbij) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, getoond
(gehouden) en/of
- ( toen die [slachtoffer] werd losgebonden) gedwongen om naar de grond te kijken en/of naar de
muur en/of - (op enig moment) aan die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig
en/of snijdend voorwerp, getoond (gehouden) en/of voornoemd mes tegen zijn onderrug
gedrukt (gehouden) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen zich (helemaal) uit te kleden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] naar de badkamer gebracht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen op een stoel plaats te nemen en/of
- ( vervolgens) de handen van die [slachtoffer] (opnieuw) vastgebonden en/of
- ( vervolgens) bier, alhans enige vloeistof over die [slachtoffer] gegooid/gegoten en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] naar het station gebracht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (gedwongen) de bus in te stappen (naar Arnhem), in te checken en
niets tegen de buschauffeur te zeggen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de verdediging is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte wegens overschrijding van de redelijke termijn, nu het een feit uit 2016 betreft en de mededaders eveneens in 2016 al zijn berecht.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij is van oordeel dat de vervolging van deze strafzaak langer heeft geduurd dan die van de mededaders, die in 2016 zijn veroordeeld, maar dat dit geen aanleiding geeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] blijkt dat een enkele overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkheidverklaring van het openbaar ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Als regel geldt dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf. De rechtbank ziet in de onderhavige zaak geen bijzondere aanleiding om van deze regel af te wijken. Indien sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, dan zal dit in een eventuele strafoplegging worden verdisconteerd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken aangezien geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders en verdachte aldus niet aangemerkt kan worden als medepleger. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen actieve deelnemer was en dus geen enkel aandeel heeft gehad in de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen.
In de aangifte van [slachtoffer] wordt onder meer verklaard - zakelijk weergegeven - dat aangever op 17 januari 2016 had afgesproken met ene “ [naam 1] ’ in haar woning aan de [adres 2] . Toen aangever zich in de woning bevond, kwamen ineens drie jongens de woonkamer in die hem dwongen op de bank te gaan zitten en die hem vervolgens uitscholden. [3] Ook kreeg hij een aantal klappen in zijn gezicht. Een van de jongens pakte zijn tas en pakte al zijn spullen eruit, waaronder zijn portemonnee. Van een van de jongens moest hij vervolgens zijn pincode op een zakdoekje schrijven. Daarbij werd aangever meerdere malen bedreigd. Als een van de jongens weggaat om te pinnen wordt hij door de twee andere jongens gedwongen naar de badkamer te gaan. In de badkamer wordt aangever gedwongen op een stoel te zitten en wordt hem meermalen op dreigende toon gezegd dat hij naar de muur moet blijven kijken en niet mag omkijken. [4] Ook worden zijn handen vastgebonden. Als de jongen met het gepinde geld terugkomt wordt hij naar de woonkamer gebracht en wordt hem weer meermalen gezegd dat hij naar de grond en/of naar de muur moet blijven kijken. Vervolgens is een van de jongens naar hem toegekomen met een mes. Aangever voelde dat het mes in zijn onderrug werd gedrukt en hij hoorde de jongen zeggen dat als aangever aangifte zou doen, hij weet wat er gaat gebeuren. [5] Ook wordt aan aangever een pistool getoond. [6] Vervolgens werd aangever gedwongen zich uit te kleden en werd hij gedwongen te vertellen wat hij allemaal met dat meisje zou doen. Dit alles werd gefilmd. [7] Hierop werd aangever weer naar de badkamer gebracht en werd hij weer vastgebonden. [8] Ook werd er bier over hem heen gegooid. [9] Na enige tijd mocht hij zich weer aankleden en hoorde hij de jongens overleggen wat ze met aangever moesten doen. De jongens besluiten dan om aangever op de trein te zetten. Aangever is vervolgens door de jongens gedwongen mee te lopen naar het station. Onderweg zijn ze meerdere groepen mensen tegengekomen. Aangever is gezegd dat hij moet doen alsof er niets aan de hand is. Bij het station aangekomen is tegen aangever gezegd dat hij moet inchecken en is hem nog gezegd dat hij niets tegen de buschauffeur mocht zeggen. [10]
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] op 17 januari 2016 tegen is gekomen bij een geldautomaat in het centrum van Doetinchem. [medeverdachte 1] vertelde hem dat hij net had gepind met een gestolen pinpas. Toen [medeverdachte 1] hem vervolgens vertelde wat er speelde in de woning aan de [adres 2] is verdachte met hem meegegaan. Daar aangekomen zag verdachte aangever in de woonkamer zitten. Hij hoorde de andere jongens tegen aangever zeggen dat hij naar de muur moest kijken, dat hij moest zeggen wat hij kwam doen en dat hij zijn spullen moest laten zien. [11] Verdachte heeft verder gezien dat aangever op een gegeven moment in de badkamer op een stoel zat met zijn gezicht naar de muur [12] en dat medeverdachte [medeverdachte 2] een bibigun vasthad. Deze liet de bibigun aan aangever zien en hij schold hem daarbij uit. Verdachte heeft gezien dat aangever erg bang was. [13] Verdachte heeft ook gezien dat aangever zich helemaal moest uitkleden. Aangever werd daarbij de hele tijd gefilmd. Verdachte zelf heeft aangever ook uitgescholden. [14] Op een gegeven moment is verdachte met de drie medeverdachten en aangever naar het station gelopen waarbij tegen aangever is gezegd dat hij niet mocht schreeuwen. [15]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] op een gegeven moment weer terug kwam van het pinnen en dat hij een andere jongen had meegenomen, te weten [verdachte] (hierna: verdachte). Nadat [medeverdachte 1] en verdachte binnenkwamen is aangever weer vastgebonden op dezelfde stoel in de badkamer als waar hij eerder ook vastgebonden zat. [16] [medeverdachte 2] zag dat medeverdachte [medeverdachte 1] een wapen pakte, dat verdachte dit overpakte en dat verdachte aangever daarmee bedreigde. [17] [medeverdachte 2] zag ook dat medeverdachte [medeverdachte 1] aangever op een gegeven moment met een mes bedreigde. [18] Ook zag [medeverdachte 2] dat aangever zich op een gegeven moment moest uitkleden en moest zeggen dat hij pedofiel is. Dit alles werd gefilmd. [19] [medeverdachte 2] zag verder dat verdachte bier pakte uit de koelkast, dat hij hiervan dronk en dat hij vervolgens bier over aangever heen gooide. [20] [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat ze toen met z’n vieren hebben bedacht dat ze aangever naar het station zouden brengen. Vervolgens hebben ze aangever met zijn allen naar het station gebracht. [21]
Getuige [getuige] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] op een gegeven moment bij hem kwam en [getuige] vroeg of hij filmpjes, die gemaakt waren tijdens het incident, naar de telefoon van [getuige] mocht sturen zodat deze filmpjes niet meer op zijn telefoon stonden. [22] Via de WhatsApp heeft [medeverdachte 1] deze filmpjes vervolgens naar [getuige] gestuurd en [getuige] heeft de filmpjes op zijn telefoon opgeslagen. [23] Als verbalisant aan [getuige] een filmpje toont [24] herkent [getuige] de stem van verdachte op dit filmpje en hij hoort verdachte zeggen: “Niet achterom kijken, anders trek ik je kankerkop eraf.” [25] [getuige] heeft verder verklaard dat op het filmpje een jongen te zien is met aan zijn linkerpols een goudkleurig horloge. [getuige] herkent dan verdachte aan de hand van dit goudkleurige horloge. [26]
In aanvulling op voormelde opsomming van de bewijsmiddelen, overweegt de rechtbank nog als volgt. De rechtbank is van oordeel dat zij voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde met name de verklaringen van aangever en van de medeverdachte [medeverdachte 2] geloofwaardig en betrouwbaar acht, temeer nu [medeverdachte 2] ook over zichzelf belastend heeft verklaard. Verdachte daarentegen heeft steeds wisselend verklaard – ook ter terechtzitting – en heeft in zijn verklaringen zijn eigen rol steeds tot het minimale beperkt, zodat de rechtbank zijn verklaringen dan ook niet geloofwaardig acht.
De rechtbank is, gelet op de aanwezige bewijsmiddelen in onderling samenhang en verband bezien, dan ook van oordeel dat verdachte zich samen met zijn mededaders heeft schuldig gemaakt aan het tezamen en in verenging plegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplegen sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. In beginsel is sprake van medeplegen indien de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is. Daarbij kan mede in aanmerking worden genomen de intensiteit van de samenwerking de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, alsmede het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank acht in het onderhavige geval sprake van een dergelijke samenwerking.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt onder meer dat verdachte:
- nadat hij door medeverdachte [medeverdachte 1] was ingelicht over de situatie in de woning aan de
[adres 2] , bewust met [medeverdachte 1] is meegegaan naar de woning;
- daarna de hele tijd aanwezig is geweest en is gebleven;
- bewust heeft nagelaten om in te grijpen;
- zelf ook een aandeel heeft gehad in het bewezenverklaarde te weten dat hij aangever (ook)
heeft uitgescholden, dat hij aan aangever een (nep)vuurwapen heeft getoond en dat hij bier
over aangever heeft gegooid/gegoten;
- ( ook) heeft gezien dat aangever werd gefilmd, dat hij (telkens) werd vastgebonden en dat hij
(telkens) werd bedreigd en uitgescholden;
- samen met de medeverdachten overleg heeft gevoerd over hoe ze weer van aangever af zouden
kunnen komen;
- aangever samen met de medeverdachten naar het station heeft gebracht;
- erbij was toen aangever bij het station werd gezegd niets tegen de buschauffeur te zeggen.
De rechtbank is, gelet op wat hiervoor is overwogen, van oordeel dat de handelingen die de verdachte heeft verricht, gericht zijn geweest op een samenwerking met de medeverdachten bij het van de vrijheid beroofd houden van aangever. Derhalve is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten bij het van zijn vrijheid beroofd houden van aangever.
De rechtbank is op grond van bovenvermelde van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd houden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 januari 2016, in de gemeente Doetinchem,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
en/althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en/ofberoofd gehouden, immers
heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] gedwongen (in een woning aan de [adres 2] ) op de bank
te zitten en
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] meegetrokken naar de badkamer en/
of (vervolgens)
gedwongen op een stoel plaats te nemen (met zijn gezicht naar de muur) en
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] zijn handen vastgebonden op de rug
(met tie-rips en/of ducktape
en/of touw)en
/of
-
(daarbij)(meermaals) de woorden toegevoegd: "Niet omkijken, blijf naar de muur kijken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
/of
-
(vervolgens) (daarbij)een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, getoond
(gehouden) en
/of
- ( toen die [slachtoffer] werd losgebonden) gedwongen om naar de grond te kijken en/of naar de
muur en
/of
- ( op enig moment) aan die [slachtoffer] een mes,
althans een scherp en/of puntig en/of snijdend
voorwerp, getoond (gehouden) en
/ofvoornoemd mes tegen zijn onderrug gedrukt (gehouden)
en/
of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] gedwongen zich (helemaal) uit te kleden en
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] naar de badkamer gebracht en
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] gedwongen op een stoel plaats te nemen en
/of
-
(vervolgens)de handen van die [slachtoffer] (opnieuw) vastgebonden en
/of
-
(vervolgens)bier,
alhans enige vloeistofover die [slachtoffer] gegooid/gegoten en
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] naar het station gebracht en
/of
- ( -
(vervolgens)die [slachtoffer] (gedwongen) de bus in te stappen (naar Arnhem), in te checken en
niets tegen de buschauffeur te zeggen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van het opzettelijk iemand van zijn vrijheid beroofd houden.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn gesteld in het reclasseringsrapport en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat, ingeval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, hij de rechtbank verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en met de rol van verdachte in het geheel; verdachte was er bij, maar was niet de initiator, was niet aanwezig bij het moment dat er plannen zijn gemaakt en was ook geen actieve deelnemer. De raadsman heeft subsidiair verzocht de zaak aan te houden om verdachte te laten onderzoeken bij een forensische polikliniek zodat met de uitkomst hiervan rekening kan worden gehouden in de strafmaat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 februari 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 13 april 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig strafbaar feit. Hij heeft zich, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan het opzettelijk van zijn vrijheid beroofd houden van aangever [slachtoffer] . [slachtoffer] is onder valse voorwendselen de woning van een mededader ingelokt alwaar hij door verdachte en zijn mededaders enige tijd is vastgebonden en vastgehouden, is gedwongen zich uit te kleden (waarvan videobeelden via telefoons zijn gemaakt), is uitgescholden, is bedreigd met een mes en een (nep)vuurwapen en heeft bier over zich heen gekregen. [slachtoffer] is vervolgens gedwongen de bus in te stappen en niets tegen de buschauffeur te zeggen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededaders, veel geweld toegepast op het op dat moment kwetsbare slachtoffer dat geen kant op kon. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer en bewegingsvrijheid van het slachtoffer hetgeen voor laatstgenoemde ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich heeft gebracht of kan brengen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder acht geslagen op het reclasseringsadvies, waarin onder meer wordt vermeld dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft die zich heeft gekenmerkt door verblijven binnen verschillende (gesloten) settingen. Momenteel heeft verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats en is hij afhankelijk van anderen voor onderdak. Ook heeft hij geen structurele inkomstenbron, geen startkwalificatie en is sprake van schuldenproblematiek. Het leven van verdachte is dermate ontwricht dat een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden geïndiceerd is. Hierbij wordt het van belang geacht dat er een psychologisch onderzoek plaatsvindt om te achterhalen waar de kern van de problematiek ligt. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij positief staat tegenover toezicht en een eventuele ambulante behandeling.
Ten nadele van verdachte spreekt het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat verdachte al meerdere malen met politie en justitie in aanraking is gekomen voor strafbare feiten en daarvoor ook is veroordeeld. Die veroordelingen, alsmede de daarin begrepen waarschuwingen weerhouden verdachte kennelijk niet van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft daarnaast meegewogen dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk ernstig feit het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank komt echter, gelet op het tijdsverloop en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, tot een andere strafoplegging. De rechtbank merkt op dat er overigens geen sprake is van schending van de redelijke termijn, die in zaken als deze kan worden gesteld op twee jaar. Deze termijn gaat, anders dan de raadsman kennelijk veronderstelt, niet lopen vanaf de pleegdatum maar vanaf het moment dat verdachte in redelijkheid kon menen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Dit moment kan worden gefixeerd op 3 mei 2016, de datum van zijn aanhouding.
De rechtbank zal, alles afwegend, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw (dergelijke) strafbare feiten begaat, zal de rechtbank hieraan een proeftijd verbinden van twee jaar. Hieraan zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, omdat de rechtbank het in het belang van verdachte acht dat hij hulp krijgt en ambulant wordt behandeld om soortgelijke delicten in de toekomst te voorkomen.
Om tot uitdrukking te brengen dat sprake is van een zeer ernstig feit en uit oogpunt van normhandhaving, zal de rechtbank daarnaast aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen, te weten een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank komt tot een hogere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist, aangezien zij van oordeel is dat de door de officier van justitie geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het gepleegde feit.
Ten aanzien van het door de raadsman gedane verzoek de zaak aan te houden om verdachte eerst te laten onderzoeken bij een forensische kliniek, is de rechtbank van oordeel dat zij geen noodzaak ziet zich nader te laten voorlichten. Indien wenselijk kan dit onderzoek in het kader van het reclasseringstoezicht, zoals door de reclassering gesuggereerd, plaatsvinden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich gevoegd in het onderhavige strafgeding met een vordering tot materiële schadevergoeding ter hoogte van € 5.626,29 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering nu –anders dan bij medeverdachten het geval was - het parketnummer waaronder de strafzaak tegen verdachte bekend staat in de vordering niet is genoemd. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 47, 63 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden algemene- en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
2 (twee)jaren wordt bepaald;
 stelt als
algemenevoorwaarden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • medewerking verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 stelt als
bijzonderevoorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na onherroepelijk worden van het vonnis, tussen 09.00 uur
en 11.00 uur, moet melden bij Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 in
Arnhem (088-8041401). Hierna moet betrokkene zich blijven melden, zo frequent en
zolang de reclassering dit nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze
instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- wordt verplicht om zich te laten onderzoeken en behandelen bij de forensische
polikliniek van GGNet/Kairos of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter
beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de
aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de
instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk
acht;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
taakstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. S.A. van Hoof en mr.
A. Zuil, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2018.
Mr. Gielissen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.LJN BD2578.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost-Nederland, district
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 713.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 713 en 714.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 714 en 735.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 737.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 715 en 738.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 715.
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 715.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 716.
11.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 627.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 628.
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 628-630.
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 630.
16.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 476.
17.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 476 en 477.
18.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 467.
19.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 476.
20.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 463 en 476 en 477.
21.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag, 476.
22.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pag. 867.
23.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pag. 868.
24.Proces-verbaal van bevindingen betreffende uitwerking passages filmpje met proces-verbaalnummer
25.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pag. 869.
26.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pag. 870.