ECLI:NL:RBGEL:2018:1992

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
05/720371-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging door verdachte in Zutphen

Op 1 mei 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man die meerdere diefstallen had gepleegd. Tijdens een van deze diefstallen werd hij op heterdaad betrapt en verzette hij zich op gewelddadige wijze tegen zijn aanhouding. De verdachte bedreigde een politieagent met een mes en beet hem in de vinger, wat leidde tot letsel. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 296 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een kliniek voor de behandeling van zijn drank- en drugsverslaving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. De feiten zijn bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder aangiften en proces-verbaal van de politie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een vierde feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging.

De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De verdediging pleitte voor een deels voorwaardelijke straf. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en eerdere contacten met justitie. De rechtbank oordeelde dat behandeling noodzakelijk was om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720371-17
Datum uitspraak : 1 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te ' [geboorteplaats] , wonende te [adres 2]
raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart 2018 en 17 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 december 2017 te Zutphen, althans in Nederland, omstreeks 06:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf behorende tot appartementencomplex Het Bastion, althans op de openbare weg te weten aan de Hoornwerk,
- een of meerdere stukken lood, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan VVE Het Bastion, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [verbalisant 1] (politieambtenaar), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door - aan die [verbalisant 1] (dreigend) een (stanley)mes te tonen en/of - met dat (stanley)mes meermalen, althans eenmaal stekende bewegingen te maken in de richting van die [verbalisant 1] zijn gezicht en/of gelaat en/of - in de (linker) (ring)vinger van die [verbalisant 1] te bijten;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2017 te Warnsveld, gemeente Zutphen, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening, heeft weggenomen: - een of meerdere stukken vlees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (Supermarktketen) Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 2 april 2017 te Arnhem, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening, heeft weggenomen: - een elektrische tandenborstel (Oral B), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Mediamarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Zutphen, althans in Nederland, een goed, te weten: - een fiets (Altra Explorer), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft bekend en dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van feit 4. Hij heeft daarbij het verweer gevoerd dat de fiets werd aangetroffen in de hal die toegang gaf aan de woningen van meerdere bewoners en dat verdachte weliswaar een slot om het zadel van de fiets heeft gedaan, maar met dat slot de fiets niet op slot heeft gezet en zich de fiets daarom ook niet heeft toegeëigend.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak feit 4
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor het onder feit 4 tenlastegelegde en zij spreekt verdachte hiervan vrij.
Feit 1, 2 en 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte diefstal lood van [benadeelde 1] p. 11;
- het proces-verbaal van aangifte zware mishandeling van politieambtenaar [verbalisant 1] , p. 93;
- de letselrapportages van 11 december 2017 en 22 december 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 15 e.v.;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2018 en 17 april 2018.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van [benadeelde 2] , teamleider Albert Heijn p. 132;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 135;
- het proces-verbaal van bevindingen, uitkijken camerabeelden, p. 137;
- de bekennende verklaring van verdachte p. 144.
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van [benadeelde 3] namens Mediamarkt Arnhem, p. 101 e.v;
- het proces-verbaal van verhoor [getuige] , beveiligingsmedewerker Mediamarkt Deventer, p. 105 ;
- het proces-verbaal van bevindingen, uitkijken camerabeelden, p. 112;
- de bekennende verklaring van verdachte p. 119.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks 05 december 2017 te Zutphen,
althans in Nederland, omstreeks 06:15 uur,
in elk gevalgedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf behorende tot appartementencomplex Het Bastion,
althans op de openbare weg te weten aan de Hoornwerk
-
een of meerderestukken lood,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan VVE Het Bastion, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [verbalisant 1] (politieambtenaar), gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om,bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door - aan die [verbalisant 1] (dreigend) een (stanley)mes te tonen en
/of
- met dat (stanley)mes meermalen
, althans eenmaalstekende bewegingen te maken in de richting van die [verbalisant 1] zijn gezicht en/of gelaat en
/of
- in de
(linker
) (ring
)vinger van die [verbalisant 1] te bijten;
2.
hij op
of omstreeks20 november 2017 te Warnsveld, gemeente Zutphen,
althans in Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening, heeft weggenomen:
- een ofmeerdere stukken vlees,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan (Supermarktketen) Albert Heijn,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op
of omstreeks2 april 2017 te Arnhem,
althans in Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening, heeft weggenomen: - een elektrische tandenborstel (Oral B),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de Mediamarkt
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
diefstal, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat daarnaast zal worden opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als opgenomen in het reclasseringsrapport van Iriszorg d.d. 12 april 2018.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte verzoekt de rechtbank verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als opgenomen in het reclasseringsrapport van 12 april 2018.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 5 februari 2018;
- voorlichtingsrapportages van Iriszorg, gedateerd 27 februari 2018 en 12 april 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte ernstig over de schreef is gegaan door meerdere diefstallen te plegen en zich, toen hij bij één van deze diefstallen op heterdaad werd betrapt, op gewelddadige wijze te verzetten bij zijn aanhouding. Verdachte heeft daarbij een in zijn privétijd toevallig passerende politieagent met een mes bedreigd en hem in zijn vinger gebeten, waardoor hij letsel heeft bekomen.
Uit de rapportage van Iriszorg blijkt dat verdachte sinds 2017 veelvuldig in aanraking met justitie is gekomen, na een periode van tien jaar zonder dergelijke contacten. Het ontbreekt verdachte aan voldoende vaardigheden om goed om te kunnen gaan met tegenslagen en voorafgaand aan het delictgedrag ervoer hij frustratie op het gebied van dagbesteding, financiën en eenzaamheid. Hierdoor is verdachte teruggevallen in middelengebruik en daarmee in delictgedrag. Om zijn middelengebruik te kunnen bekostigen pleegde hij vermogensdelicten. De begeleiding van Tactus en Zorggroep Bolwerk (Zutphen) voorafgaand aan zijn detentie heeft er niet voor kunnen zorgen dat verdachte kon stoppen met zijn middelengebruik. Het is daarom belangrijk dat verdachte een klinisch behandeltraject in gaat om de huidige negatieve spiraal te doorbreken en om te werken aan stabiliteit op verschillende leefgebieden. Verdachte heeft op het moment geen huisvesting en geen dagbesteding, wat gezien kan worden als een risicofactor als het gaat om delictgedrag.
Tijdens het schorsingstoezicht, dat is ingegaan op 30 maart 2018, is verdachte opgenomen voor een klinische behandeling bij het IMC, onderdeel van Tactus te Zutphen. Verdachte zal hier een voltijd klinische behandeling gaan volgen die naar verwachting tussen de drie en zes maanden gaat duren. Samen met een behandelteam wordt in de eerste fase van het traject met verdachte een behandelplan opgesteld. Tijdens het toezicht ligt de focus op de behandeling bij het IMC en het daarna toe werken naar een beschermde woonvorm. Tot nu toe heeft verdachte zich positief en meewerkend opgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportage voldoende naar voren komt dat de behandeling van verdachte nodig is omdat het de kans op herhaling zal verkleinen en de rechtbank begrijpt van verdachte ter terechtzitting dat hij zich voor deze behandeling wil inzetten. De rechtbank zal daarom bij het opleggen van de straf rekening houden met deze ingezette behandeling.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 296 dagen waarvan 180 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering is doorgebracht. Aan de proeftijd zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld als gesteld in het reclasseringsrapport van Iriszorg d.d. 12 april 2018.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 20,88 aan materiële schadevergoeding (kosten reiniging jas en verbandmiddelen) en € 900,- immateriële schadevergoeding, in totaal een bedrag van
€ 920,88.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] tot betaling van het bedrag van € 920,88 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte refereert zich ten aanzien van de hoogte van de gevorderde schadevergoeding aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder feit 1) bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 920,88 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft ter zitting aangegeven dat het letsel aan zijn vinger bijzonder ingrijpend is (geweest) en dat volledig herstel nog wel een jaar kan duren. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde rente is toewijsbaar vanaf 5 december 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit 4;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
296 (tweehonderd zesennegentig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
180 (honderdtachtig)dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de [reclassering] . Hierna zal hij zich gedurende de proeftijd blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende maximaal 12 maanden van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in het IMC van Tactus Zutphen, althans een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling aan veroordeelde geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling, plaatsing en verblijf (gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht);
- zich na voormelde klinische opname (aansluitend) ambulant laat behandelen door Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd of zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd of zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt, aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: IMC Tactus [adres 3] te Zutphen, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [verbalisant 1]van een bedrag van
€ 920,88 (negenhonderdtwintig euro en achtentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening] en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [verbalisant 1] een bedrag
te betalen van € 920,88 (negenhonderdtwintig euro en achtentachtig eurocent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 18 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. A. Zuil, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2018.
mr. S.A. van Hoof en mr. M.F. Gielissen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL06002017559082, gesloten op 7 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.