ECLI:NL:RBGEL:2018:1970

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
05/800029-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een moeder voor poging zware mishandeling van haar kind

Op 26 april 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die beschuldigd werd van mishandeling van haar zoontje. De vrouw werd ervan beschuldigd op 2 december 2016 in Twello haar kind, geboren in 2015, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem op de grond te leggen en met haar voet op zijn buik te stampen, wat resulteerde in een scheurtje in de lever van het kind. Tijdens de rechtszitting op 12 april 2018 werd het bewijs besproken, waarbij de officier van justitie stelde dat de zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging betwistte dit en vroeg om vrijspraak, stellende dat een leverscheur niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte de handelingen had verricht die tot het letsel hadden geleid, het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging zware mishandeling, omdat zij bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat haar kind zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur op, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen, en concludeerde dat er een groot risico op herhaling was als zij niet behandeld werd. De rechtbank besloot dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar waren, en hevelde de geschorste voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/800029-17
Datum uitspraak : 26 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
zij op of omstreeks 2 december 2016, althans in of omstreeks de maand december 2016,
te Twello, in de gemeente Voorst, aan haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2015), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheurtje in de lever,
heeft toegebracht, door genoemde [slachtoffer] op de grond te leggen en/of door (vervolgens)
met de al dan niet geschoeide voet meermalen, althans eenmaal, op de buik,
althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] te gaan staan, en/of
door (vervolgens) met de al dan niet geschoeide voet meermalen, althans eenmaal,
op/tegen de buik, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] te stampen en/of te schoppen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 02 december 2016, althans in of omstreeks de maand december 2016,
te Twello, in de gemeente Voorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2015),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk genoemde [slachtoffer] op de grond heeft gelegd, en/of (vervolgens) opzettelijk gewelddadig met de al dan niet geschoeide voet meermalen, althans eenmaal, op de buik, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] is gaan
staan, en/of (vervolgens) opzettelijk gewelddadig met de al dan niet geschoeide voet meermalen, althans eenmaal, op/tegen de buik, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] heeft
gestampt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 02 december 2016, althans in of omstreeks de maand december 2016,
te Twello, in de gemeente Voorst, haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2015), heeft mishandeld, door genoemde [slachtoffer] op de grond te leggen en/of
door (vervolgens) met de al dan niet geschoeide voet meermalen, althans eenmaal, op de buik, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] te gaan staan, en/of
door (vervolgens) met de al dan niet geschoeide voet meermalen, althans eenmaal, op/tegen
de buik, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] te stampen en/of te schoppen, ten gevolge waarvan genoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheurtje in de lever, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(pkn. 05.800029.17)
Art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 december 2016 was verdachte met haar zoontje [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] ) in haar woning aan de [adres 1] . Ze heeft [slachtoffer] op de grond neergelegd en ze heeft toen twee of drie keer met haar voet op zijn buikje gestampt. Dit was ter hoogte van de maag van [slachtoffer] . [2] [slachtoffer] heeft hierdoor een scheurtje in zijn lever opgelopen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, de zware mishandeling van [slachtoffer] , door meermalen op de buik van [slachtoffer] te stampen waardoor hij een scheurtje in zijn lever heeft opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde omdat een scheurtje in de lever niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte de opzet heeft gehad om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte op 2 december 2016 in Twello [slachtoffer] op de grond heeft gelegd, en vervolgens met haar voet meermalen op de buik van [slachtoffer] heeft gestampt. Vast staat ook dat verdachte aan [slachtoffer] hierdoor een scheurtje in de lever heeft toegebracht. Vraag is of dit letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In de rapportage van het NFI heeft professor [naam 1] vastgesteld dat het gaat om een leverscheur graad III. [4] Voor een kind met een leverscheur t/m graad III met een stabiele circulatie bij klinische presentatie zijn geen complicaties en is 0% mortaliteit beschreven in de literatuur. [5] [slachtoffer] heeft van 2 tot en 4 december 2016 op de kinder-intensive care gelegen en van 4 tot en met 7 december 2016 op de reguliere kinderafdeling van het UMCG, maar is tijdens zijn opname in het ziekenhuis niet geopereerd. [6] Op 8 december 2016 is [slachtoffer] in goede klinische conditie uit het ziekenhuis ontslagen. [7] De rechtbank is in verband met het voorgaande van oordeel dat een leverscheur graad III in dit geval, gezien de relatief snelle genezing zonder operatief ingrijpen, niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde, poging zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daartoe het volgende.
Het NFI heeft gerapporteerd dat “de gemelde handelingen bestaande uit herhaaldelijk stampen op de buik, die hebben geleid tot in dit geval alleen leverletsel, hadden kunnen leiden tot meer uitgebreide (meer ernstige), potentiele fatale, beschadiging van de lever en andere buikorganen (…).” [8] Verdachte heeft door deze handelingen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Uit de bewijsmiddelen blijkt overigens niet dat verdachte dit met geschoeide voet heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte daarom voor dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks02 december 2016,
althans in of omstreeks de maand december 2016,
te Twello, in de gemeente Voorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2015),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk genoemde [slachtoffer] op de grond heeft gelegd
, en/of (vervolgens) opzettelijk gewelddadig met de al dan niet geschoeide voet meermalen, althans eenmaal, op de buik, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] is gaan
staan, en
/of(vervolgens) opzettelijk gewelddadig
met de al dan niet geschoeide voetmeermalen,
althans eenmaal,op
/tegende buik,
althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] heeft
gestampt
en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
“Poging zware mishandeling begaan tegen haar kind”

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting (met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken) en de mogelijkheid voor de reclassering om met GGNet De Boog te kunnen overleggen en informatie uit te kunnen wisselen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht een geheel voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een (voorwaardelijke) taakstraf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 februari 2018;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering Nederland, gedateerd 11 april 2018;
- een multidisciplinair rapport van mr. drs. [naam 2] , psycholoog, gedateerd 14 augustus 2017 van dr. [naam 3] , psychiater/psychoanalyticus, gedateerd 25 juli 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging zware mishandeling van haar zoontje [slachtoffer] , die op dat moment 1 jaar en 4 maanden oud was. Ze heeft hem op de grond neergelegd en heeft toen twee of drie keer met haar voet op zijn buik gestampt. [slachtoffer] heeft hierbij een scheurtje in zijn lever opgelopen. [slachtoffer] is gelet op zijn zeer jonge leeftijd in grote mate afhankelijk van zijn moeder en als zijn moeder behoort verdachte [slachtoffer] juist te beschermen.
Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Het gaat om een strafbaar feit dat gelet op de ernst een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigt.
Aan de andere kant houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De psychiater heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van ziekelijke stoornis, te weten een psychotische stoornis als uiting van een chronische psychotisch proces, te weten schizofrenie. Tijdens het onderzoek maakte verdachte een toenemende verwarde en incoherente indruk. Verdachte is tijdens het onderzoek toenemend aan het afglijden, haar gedachten zijn incoherent en ze heeft auditieve hallucinaties (p. 24 en 26).
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis in de vorm van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis. De gebrekkige innerlijke structuur stond in het onderzoek op de voorgrond. Bij verhoogde innerlijke onrust raakt verdachte in emotionele zin sterk ontregeld. Dit kan bij verdachte zover gaan dat de realiteitstoetsing wordt aangetast wat zich kenmerkt door het overspoeld raken door emoties, verlies aan overzicht en het krampachtig vasthouden aan controle en structuur en incoherent gedrag. De beperkte innerlijke structuur gaat bij verdachte gepaard met een zeer gebrekkige identiteit en identiteitsgevoel, laag zelfbeeld, forse emotionele instabiliteit en een gebrekkige impulscontrole (p. 22).
De rechtbank is op basis van de rapporten van oordeel dat er ten tijde van het plegen van het feit bij verdachte sprake is geweest van een stoornis en dat deze stoornis haar handelen deels bepaalde. Verdachte wordt daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
De psycholoog, de psychiater en de reclassering hebben geconcludeerd dat het risico op herhaling van het tenlastegelegde groot is als verdachte niet wordt behandeld voor en wordt begeleid in verband met haar stoornis in combinatie met haar functioneren als moeder.
Naar aanleiding van de rapporten van de psycholoog en psychiater is door de reclassering een rapport uitgebracht. In het rapport van 11 april 2018 is door de reclassering geadviseerd een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, met een meldplicht, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken) en mogelijkheid tot overleg tussen de reclassering enerzijds en GGnet De Boog en jeugdbescherming anderzijds. Verdachte heeft ter terechtzitting aangeven dat zij zich zal houden aan de voorwaarden zoals geformuleerd. Zij verzet zich echter wel met klem tegen het overleg tussen de reclassering en de jeugdbescherming.
De rechtbank kan zich vinden in de bezwaren van verdachte en zal daarom de voorwaarde, inhoudende de mogelijkheid tot overleg tussen de reclassering en de jeugdbescherming niet opleggen.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte de overige geadviseerde voorwaarden, waaronder een meldplicht en een ambulante behandeling waarbij het innemen van medicatie een onderdeel kan zijn, alsmede de mogelijkheid –indien geïndiceerd tot een kortdurende klinische behandeling van maximaal zeven weken s , zal nakomen. Daarnaast zal verdachte toestaan dat de reclassering en De Boog in voorkomend geval overleg met elkaar voeren.
De rechtbank is van oordeel, in tegenstelling tot de officier van justitie, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend is. Verdachte is een jonge vrouw zonder strafblad, die haar studie nagenoeg heeft afgerond, op het punt staat haar werkende leven te beginnen en die naar het oordeel van de rechtbank snel behandeld zou moeten worden voor haar persoonlijkheidsstoornis. Het door verdachte gepleegde feit is daarentegen wel dermate ernstig dat een onvoorwaardelijke straf geboden is. De rechtbank zal verdachte daarom een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met de ouderdom van het feit. Daarnaast zal de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daar de geadviseerde voorwaarden aan verbinden. De proeftijd zal worden bepaald op drie jaar, vooral omdat er in de behandeling van verdachte en de in omgang met [slachtoffer] nog een lange weg te gaan is.
Omdat er, gelet op de aard van het feit en de persoon van verdachte, ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal kunnen begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bewezen is verklaard, zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, uitspreken dat de voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal de geschorste voorlopige hechtenis opheffen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder
primairtenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het
subsidiairtenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- haar medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen volgend op dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, [adres 2] en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, onder behandeling zal stellen van
GGNet De Boogof een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling/deskundige aan te geven. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan een onderdeel zijn van de behandeling. Indien bij indicatiestelling door de daarvoor verantwoordelijke instantie, een kortdurende klinische opname wordt geïndiceerd, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling (voor crisisbehandeling, stabilisatie, observatie of diagnostiek) te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijke is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als door de reclassering nodig vindt;
- veroordeelde geeft de reclassering toestemming te overleggen en informatie uit te wisselen met GGNet De Boog om tijdig risico’s te kunnen inschatten en een plan van aanpak te kunnen opstellen.
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
En
 een
taakstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet reeds geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter),
mr. D.S.M. Bak en mr. J.H. Steverink, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
26 april 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 4] van de politie Oost Nederland, Team Recherche Noord- en Oost-Gelderland, onderzoek Rotonde, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016588927, gesloten op 26 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 april 2018.
3.Letselrapportage GGD IJsselland, p. 131 en Medische forensisch onderzoek bij een 1 jaar 4 maanden oude jongen met een leverscheur van het NFI, p. 164.
4.Medische forensisch onderzoek bij een 1 jaar 4 maanden oude jongen met een leverscheur van het NFI, p. 153
5.Medische forensisch onderzoek bij een 1 jaar 4 maanden oude jongen met een leverscheur van het NFI, p. 161
6.Medische forensisch onderzoek bij een 1 jaar 4 maanden oude jongen met een leverscheur van het NFI, p. 150-151
7.Medische forensisch onderzoek bij een 1 jaar 4 maanden oude jongen met een leverscheur van het NFI, p. 159
8.Medische forensisch onderzoek bij een 1 jaar 4 maanden oude jongen met een leverscheur van het NFI, p. 162