ECLI:NL:RBGEL:2018:188

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
05/841201-16 ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend tegen de veroordeelde, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 490.308,14. De procedure begon op 7 september 2017, en de zitting vond plaats op 4 januari 2018. Tijdens deze zitting was de veroordeelde aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Wagemans. De officier van justitie, mr. M. ten Velde, heeft de vordering gehandhaafd en de verdediging is gevoerd door de veroordeelde en zijn raadsman.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van het vonnis dat op 18 januari 2018 tegen de veroordeelde was gewezen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de veroordeelde was vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit en dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten uit de diefstal van elektriciteit. Hierdoor was de rechtbank van mening dat de ontnemingsvordering niet kon worden toegewezen. De rechtbank heeft de vordering dan ook afgewezen, met verwijzing naar artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. C.J.M. van Apeldoorn en de rechters mr. R.S. Croll en mr. R.G.J. Welbergen, in aanwezigheid van griffier mr. M. Langstraat. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841201-16
Datum zitting : 4 januari 2018
Datum uitspraak: 18 januari 2018
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [adres] ,
raadsman : mr. M. Wagemans, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 490.308,14.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 7 september 2017 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 4 januari 2018 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. M. Wagemans, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. M. ten Velde, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 18 januari 2018 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
Nu verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, en uit de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet volgt wat zijn voordeel moet zijn geweest bij de diefstal van elektriciteit, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de diefstal. De rechtbank zal daarom de vordering afwijzen.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijstde vordering af.
Aldus gegeven door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. R.S. Croll en
mr. R.G.J. Welbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2018.