Uitspraak
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend tegen de veroordeelde, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 490.308,14. De procedure begon op 7 september 2017, en de zitting vond plaats op 4 januari 2018. Tijdens deze zitting was de veroordeelde aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Wagemans. De officier van justitie, mr. M. ten Velde, heeft de vordering gehandhaafd en de verdediging is gevoerd door de veroordeelde en zijn raadsman.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van het vonnis dat op 18 januari 2018 tegen de veroordeelde was gewezen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de veroordeelde was vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit en dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten uit de diefstal van elektriciteit. Hierdoor was de rechtbank van mening dat de ontnemingsvordering niet kon worden toegewezen. De rechtbank heeft de vordering dan ook afgewezen, met verwijzing naar artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. C.J.M. van Apeldoorn en de rechters mr. R.S. Croll en mr. R.G.J. Welbergen, in aanwezigheid van griffier mr. M. Langstraat. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.