ECLI:NL:RBGEL:2018:1873

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
05/840663-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot brandstichting wegens gebrek aan bewijs van aanmerkelijke kans op brand of ontploffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 april 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 18 juni 2017, waarbij de verdachte met een mes in de gasleiding van zijn woning in Arnhem sneed. De officier van justitie vorderde vrijspraak, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte de aanmerkelijke kans op brand of ontploffing had aanvaard. De verdediging stelde dat de verdachte niet de intentie had om brand te stichten en dat zijn geestelijke toestand op dat moment een rol speelde. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen, waaronder het feit dat de verdachte een filmpje naar zijn begeleider had gestuurd met de boodschap dat de brandweer moest worden gebeld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat er een aanmerkelijke kans op brand of ontploffing was, en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840663-17
Datum uitspraak : 26 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] Arnhem.
raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 13 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te Arnhem ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in een woning en/of
kamer gelegen aan de Steenstraat (nummer 81b), met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een
of meerdere gasleiding(en) heeft doorgesneden, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of die kamer en/of de in de
directe omgeving zich bevindende roerende goederen en/of onroerende goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in die woning en/of in die kamer (op/aan de Steenstraat)
en/of in de belendende woningen zich bevindende personen en/of
(brandweer)personeel, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die personen
en/of(brandweer)personeel, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde nu niet bewezen kan worden dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er brand uit zou breken of een ontploffing zou plaatsvinden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van het aanvaarden van een aanmerkelijke kans op brand of ontploffing, mede gelet op de geestelijke toestand van verdachte op dat moment. Subsidiair is volgens de verdediging sprake geweest van vrijwillige terugtred.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de stukken in het dossier en de behandeling ter terechtzitting is het volgende gebleken.
Verdachte heeft op 18 juni 2017 in zijn woning in Arnhem met een aardappelschilmesje in de slang van zijn gasfornuis gesneden en daarvan een filmpje naar zijn begeleider gestuurd met de boodschap dat hij de brandweer moest bellen. Volgens verdachte heeft hij dit gedaan om aandacht te trekken en was het niet zijn bedoeling om brand te stichten of een ontploffing te veroorzaken. Daarom heeft hij de ramen van zijn woning opengezet en heeft hij geprobeerd de gaskraan weer dicht te draaien en gezocht naar ducttape om de snee in de gasslang mee te dichten. Toen dat niet lukte, heeft hij in de badkamer de komst van de brandweer afgewacht.
In het proces-verbaal van aanhouding van 18 juni 2017, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , is gerelateerd dat de verbalisanten van de ter plaatse aanwezige brandweer hebben vernomen dat de concentratie gas dermate hoog was dat een ontploffing had kunnen ontstaan. Als de brandweer twee minuten later was gekomen, waren zij niet meer bij verdachte naar binnen gegaan in verband met de gevaarzetting voor hun eigen veiligheid.
Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting een proces-verbaal van bevindingen overgelegd dat op 12 april 2018 is opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] . Uit dit proces-verbaal blijkt dat de politie navraag heeft gedaan bij de brandweer, waaruit onder meer is gebleken dat er geen meting is geweest van de concentratie gas ter plaatse. Nadat de brandweer de gaskraan had dichtgedraaid, is de woning gelucht. Op een later moment is wel een meting gedaan, waaruit bleek dat de concentratie gas nihil was. Vermoedelijk heeft deze meting plaatsgevonden nadat het pand was gelucht. Van het incident is niets vastgelegd door de brandweer.
Het dossier bevat geen andere stukken waaruit blijkt hoe de situatie ter plaatse was, behalve een foto van de woonkamer van verdachte met het keukenblok waar op te zien is dat één van de twee ramen een stukje open staat. Daarover heeft verdachte verklaard dat dit raam altijd al open stond en door hem na het doorsnijden van de gasslang nog even extra is opengezet.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet valt vast te stellen of sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat er brand uit zou breken of een ontploffing zou plaatsvinden, waardoor niet kan worden bewezenverklaard dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.

heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Berk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2018.
Mrs. Prisse en Klappe zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.