ECLI:NL:RBGEL:2018:1855

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
05/880687-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.G. Coumans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsen van een track&trace-systeem onder een voertuig en de toepassing van artikel 139d Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft de politierechter op 24 april 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte 1], die beschuldigd werd van het wederrechtelijk afluisteren, aftappen of opnemen van gegevens door het plaatsen van een track&trace-systeem onder een voertuig. De tenlastelegging betrof een periode van 1 september 2016 tot en met 11 november 2016, waarin de verdachte samen met een ander een technisch hulpmiddel onder een auto heeft aangebracht met het doel om de locatie van het voertuig te volgen. De officier van justitie eiste een werkstraf van 60 uur, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van het afluisteren of opnemen van gegevens zoals bedoeld in artikel 139d van het Wetboek van Strafrecht.

De politierechter overwoog dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte weliswaar onrechtmatig waren, maar dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 139d. Dit artikel vereist dat er sprake is van het afluisteren of opnemen van gegevens van een derde, wat in deze zaak niet aan de orde was. De gegevensstroom die plaatsvond, was niet wederrechtelijk, omdat de verdachte geen inbreuk maakte op een geautomatiseerd werk van een ander. De rechter concludeerde dat de wetgever niet de intentie had om deze specifieke gedragingen strafbaar te stellen onder het genoemde artikel.

Uiteindelijk sprak de politierechter de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de juridische kwalificatie van gedragingen in het strafrecht, en dat de wetgever de juiste kaders moet stellen voor strafbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880687-17
Datum uitspraak : 24 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de politierechter
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboortedag], wonende te [adres].
Raadsman: mr. S. Kriekaard, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks in de periode van 1 september 2016 tot en met 11 november 2016 te Harderwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk dat daardoor een gesprek, telecommunicatie en/of andere gegevensoverdracht en/of andere gegevensverwerking, door een geautomatiseerd werk wederrechtelijk werd afgeluisterd, afgetapt en/of opgenomen, een of meerdere technisch(e) hulpmiddel(en)op een bepaalde plaats aanwezig heeft doen zijn, immers heeft verdachte toen daar met dat oogmerk een (draadloos) track and trace systeem, althans een plaatsbepalingsapparaat/systeem of technisch(e) hulpmiddel(en), heimelijk, althans verborgen en/of zonder toestemming, onder een auto van een ander aangebracht of doen/laten aanbrengen en/of aanwezig doen/laten zijn, te weten een personenauto([automerk] met kenteken [kenteken]) in gebruik bij [naam 1] en/of [naam 2], waarbij door middel van dat/die technisch(e) hulpmiddel(en) de plaatsbepaling van die auto werd bepaald en/of kon worden bepaald en/of deze telecommunicatie en/of andere gegevens werd(en) of kon(den) worden afgeluisterd en/of afgetapt en/of opgenomen.

2.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de vordering benadeelde partij voor het bedrag van € 800,- toe te wijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie voert hiertoe aan dat er, naar de mening van de officier van justitie, sprake is van wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde feit. [medeverdachte] heeft het idee bedacht en de track & trace kastjes gekocht, waarop [verdachte 1] het idee heeft uitgevoerd. De officier van justitie geeft aan het te begrijpen dat de gebeurtenis zeer ingrijpend is geweest voor benadeelde partij. Gelet op de ernst van het feit is de officier van justitie van mening dat een geldboete niet passend is.

3.Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit, overeenkomstig de door hem overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De raadsman heeft – kort weergegeven – aangevoerd dat de inhoud van het tenlastegelegde artikel ziet op het wederrechtelijk afluisteren, aftappen of opnemen van stromende gegevens, maar daarvan hier geen sprake was, nu er niks werd onderschept, maar rechtstreeks van zender naar ontvanger verzonden werd. De raadsman heeft hierbij gewezen op de wetsgeschiedenis. De raadsman heeft uit de wetsgeschiedenis afgeleid dat artikel 139d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de bedoeling van de wetgever, bedoeld is om het aftappen of opnemen van andermans gegevensverwerking strafbaar te stellen. Het GPS-kastje neemt weliswaar de locatie op van iemand anders, maar de locatie van een auto is slechts een gegeven, en geen ‘overdracht’ of ‘verwerking’ van dat gegeven. En een gegeven an sich kan niet worden afgetapt of worden opgenomen. Er is geen signaal of gegeven bij een ander waar verdachte zich toegang tot verschafte.

4.Motivering van de beslissing

Verdachte en zijn medeverdachte hebben op de zitting zonder voorbehoud erkend dat hun gedrag, het plaatsen van de track&trace kastjes onder het voertuig in gebruik bij aangeefster en haar man, niet door de beugel kon. Zij toonden zich schuldbewust. Door aangeefster is op zitting op indrukwekkende wijze duidelijk gemaakt welke impact de gedragingen hadden op haar en haar gezin.
In het strafrecht dienen verwijtbare gedragingen echter bezien te worden in het licht van een op de wet toegesneden tenlastelegging. In dit geval is door het openbaar ministerie gekozen voor een vervolging op de voet van artikel 139d van het Wetboek van Strafrecht. Het eerste lid van dat artikel luidt:
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die met het oogmerk dat daardoor een gesprek, telecommunicatie of andere gegevensoverdracht of andere gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk wederrechtelijk wordt afgeluisterd, afgetapt of opgenomen, een technisch hulpmiddel op een bepaalde plaats aanwezig doet zijn.
In de onderhavige zaak werd onder het voertuig in gebruik bij aangeefster en haar man meermalen een track & trace kastje geplaatst. Vanuit die kastjes waren via een gps-signaal de locaties van dat voertuig (uiteindelijk) op de computer van verdachten te volgen.
Wezenskenmerk van deze handelwijze is, naar het oordeel van de politierechter, dat een niet digitaal gegeven (de feitelijke locatie van het voertuig) langs, kort gezegd, digitale weg elders kan worden gevolgd. De voor dat volgen noodzakelijke gegevensstroom vindt plaats zonder wederrechtelijk inbreuk te maken op een geautomatiseerd werk toebehorende aan een ander dan verdachte. De geplaatste track & trace kastjes, alsmede de ontvangende telefoon en computer behoorden verdachten toe. En ook het door de track & trace kastjes verzonden GSM-signaal ging geheel buiten aangeefster om. Artikel 139d van het Wetboek van Strafvordering ziet op een afluisteren, aftappen of opnemen van “
een gesprek, telecommunicatie of andere gegevensoverdracht of andere gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk”van een derde, het slachtoffer. Daarvan is in de voorliggende casus dus geen sprake.
Wellicht dat een vervolging op de voet van een ander artikel tot een andere uitkomst had kunnen leiden. Maar zeker is dat niet. Mogelijk is er géén wettelijk bepaling toegesneden op deze casus. Het is echter niet aan de rechter om, louter vanwege de wenselijkheid van een bepaalde uitkomst, de grenzen van de wet op te rekken en te overschrijden. In die gevallen is de wetgever aan zet.

5.De beslissing

De politierechter:
  • Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;
  • Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gegeven door mr. A.G. Coumans in tegenwoordigheid van E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 april 2018.