ECLI:NL:RBGEL:2018:1829

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
05/820128-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 21 juli 2016 te Beuningen. De verdachte, bestuurder van een harmonicabus, werd beschuldigd van het veroorzaken van een ongeval waarbij een fietsster, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij de dubbel doorgetrokken streep had overschreden tijdens het inhalen van de fietsster. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van verwijtbare onvoorzichtigheid en dat de val van de fietsster door verschillende scenario's kon zijn veroorzaakt.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte de verkeersregels had overtreden door de dubbel doorgetrokken streep te overschrijden, maar dat deze overtreding niet leidde tot het ongeval. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met opzet of door grove nalatigheid had gehandeld, en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit, dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat er gevaar op de weg was veroorzaakt, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een geldboete op van € 500,- en oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820128-16
Datum uitspraak : 20 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 06 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 21 juli 2016 te Beuningen in de gemeente Beuningen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) komende vanuit de richting van de Koningstraat en gaande in de richting van de Wilhelminalaan, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande rijbaan van de weg, de Leigraaf
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte op die door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg(de Leigraaf) een voor hem uit rijdende fietsster had waargenomen en/of
terwijl de totale breedte van de rijbaan van die weg (de Leigraaf) aldaar ongeveer 6 meter is en het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) een breedte heeft van 2,55 meter, waardoor het gezien die breedte van dat motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) en de beschikbare ruimte op die door hem, verdachte bereden rijstrook, niet mogelijk was om die voor hem, verdachte uit rijdende fietsster te passeren of in te halen zonder voormelde doorgetrokken strepen te overschrijden,
die voor hem, verdachte uit rijdende fietsster in of nabij een in die weg (de Leigraaf)gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar links verlopende onoverzichtelijke bocht is gaan inhalen, waarbij hij, verdachte vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Leigraaf) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 voormelde doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met voormeld motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken streep, -welke streep op die weg (de Leigraaf) was aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/of
niet of in onvoldoende mate op die fietsster heeft gelet en/of is blijven letten en/of
op het moment dat een over die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Leigraaf) rijdend ander motorrijtuig (personenauto) hem, verdachte dicht genaderd was, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) gezien, zijn, verdachtes rijrichting naar rechts heeft gestuurd en/of naar rechts is gegaan waarbij hij, verdachte met het achterste deel van dat motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen de fiets van voormelde fietsster en/of die fietsster, ten gevolge waarvan die fietsster ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald; artikel 175 lid 3 WVW94.
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 juli 2016 te Beuningen in de gemeente Beuningen, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) komende vanuit de richting van de Koningstraat en gaande in de richting van de Wilhelminalaan, daarmee heeft gereden op de uit twee rijstroken, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande rijbaan van de weg, de Leigraaf en
terwijl hij, verdachte op die door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Leigraaf) een voor hem uit rijdende fietsster had waargenomen en/of
terwijl de totale breedte van de rijbaan van die weg (de Leigraaf) aldaar
ongeveer 6 meter is en het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) een breedte heeft van 2,55 meter, waardoor het gezien die breedte van dat motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) en de beschikbare ruimte op die door hem, verdachte bereden rijstrook, niet mogelijk was om die voor hem, verdachte uit rijdende fietsster te passeren of in te halen zonder voormelde doorgetrokken strepen te overschrijden,
die voor hem, verdachte uit rijdende fietsster in of nabij een in die weg (de Leigraaf) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar links verlopende onoverzichtelijke bocht is gaan inhalen, waarbij hij, verdachte vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Leigraaf) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 voormelde doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met voormeld motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken streep, -welke streep op die weg (de Leigraaf) was aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/of
op het moment dat een over die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Leigraaf) rijdend ander motorrijtuig (personenauto) hem, verdachte dicht genaderd was, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) gezien, zijn, verdachtes rijrichting naar rechts heeft gestuurd en/of naar rechts is gegaan waarbij
hij, verdachte met het achterste deel van dat motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen de fiets van voormelde fietsster en/of die fietsster, ten gevolge waarvan die fietsster ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; overschrijden
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 21 juli 2016 reed verdachte [verdachte] als bestuurder in een harmonicabus op de Leigraaf te Beuningen, komende vanaf de Koningstraat en gaande in de richting van de Wilhelminalaan. [2] [slachtoffer] reed, als bestuurder van een elektrische fiets, op dezelfde weg en in dezelfde rijrichting als verdachte. [3] De tegenovergestelde rijrichting op de Leigraaf wordt gescheiden door een dubbel doorgetrokken streep. [4] Het is verboden te fietsen op de Leigraaf. Dit is aangegeven door bord Model C14, bij het kruispunt van de Leigraaf met de weg Imker. [5] Verdachte heeft op enig moment [slachtoffer] ingehaald en is daarbij over de dubbel doorgetrokken streep gereden en is op het weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer gaan rijden. [6] Verdachte heeft op enig moment teruggestuurd naar zijn eigen rijbaan. [7] Benadeelde [slachtoffer] is ten val gekomen [8] en heeft daarbij haar linker bovenarm gebroken en haar borst aan de linkerkant gekneusd. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit, omdat er geen sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid in het verkeersgedrag van de verdachte. Hiertoe is aangevoerd dat voor de oorzaak van de val van [slachtoffer] diverse scenario’s denkbaar zijn. Onduidelijk is waar [slachtoffer] zich bevond ten tijde van de val. Het kan zijn dat de harmonicabus tegen [slachtoffer] is aangekomen, maar het kan ook zijn dat [slachtoffer] tegen de bus is gefietst. Een val ten gevolge van een schrikreactie op het inhalen door de bus behoort ook tot de mogelijkheden.
Verder stelt de raadsman dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde bepleit de raadsman eveneens een vrijspraak nu er geen sprake is van een veroorzaken van een gevaarlijke verkeerssituatie door verdachte. Mocht het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen kunnen worden dan dient verdachte gelet
op de bijzondere omstandigheden van het geval ontslagen te worden van alle rechtsgevolgen. Er is sprake van afwezigheid van alle schuld. Dit gelet op de schuld van de zijde van [slachtoffer] en de bewuste keuzes die verdachte op dat moment gemaakt heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Of er sprake is van schuld in de zin van die bepaling hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Niet ter discussie staat dat verdachte de dubbel doorgetrokken streep heeft overschreden. Verdachte heeft hiermee een verkeersovertreding begaan. De rechtbank is echter van oordeel dat die overtreding op zich niet leidde tot het ongeval, zodat uit die overtreding ook geen schuld aan het ongeval kan voortvloeien. Door over de dubbel doorgetrokken streep naar links uit te wijken gaf verdachte aan [slachtoffer] , die rechts reed op een zeer smalle weg zonder uitwijkmogelijkheden, immers meer ruimte. Daardoor werd op dat moment juist een aanrijding met [slachtoffer] voorkomen.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte heeft ingehaald op een moment en plaats waarbij hij door tegemoetkomend verkeer gedwongen werd terug te keren naar zijn eigen weghelft. Weliswaar volgt uit het dossier dat het zicht voor de bestuurder op eventueel tegemoetkomend verkeer deels werd belemmerd door de bocht alsmede het hoogteverschil in de Leigraaf ter hoogte van het viaduct bij de weg Veerman. Van een daadwerkelijke belemmering van het zicht is op grond van de zich in het dossier bevindende foto’s echter niet gebleken. Getuige [getuige 1] – de bestuurster van de tegemoetkomende auto – heeft niet verklaard dat de bus moest uitwijken om een botsing of aanrijding met haar te voorkomen. Verdachte heeft bovendien ter zitting verklaard dat hij de tegenligger heeft gezien, maar dat dit gezien de afstand tot die tegenligger geen beletsel vormde voor zijn inhaalmanoeuvre van de stapvoets rijdende [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij voelde dat zij door de bus werd geraakt en getuige [getuige 2] heeft verklaard dat met het teruggaan naar rechts de bus met het achterste gedeelte de fietsster raakte. Daar staat tegenover dat de verkeersongevallenanalyse vermeldt dat men niet heeft kunnen vaststellen dat de bus en de fiets(ster) elkaar geraakt hebben. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij in de veronderstelling was dat hij pas teruggestuurd heeft toen hij [slachtoffer] reeds gepasseerd was. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet gemerkt heeft dat hij [slachtoffer] heeft geraakt. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de beschadigingen aan de linkerzijde van de fiets passen bij het sporenbeeld aan de linkerzijde van de betrokken rijbaan. Dit beeld past niet bij het scenario dat de bus de fiets bij het invoegen na de inhaalmanoeuvre heeft aangetikt. Dan zou immers een val naar rechts in de rede liggen. De rechtbank is van mening dat alternatieve scenario’s, zoals geschetst door de verdediging, niet kunnen worden uitgesloten. De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging bekomen dat verdachte tegen [slachtoffer] is aangereden waardoor zij ten val is gekomen.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte te vroeg naar rechts heeft teruggestuurd, zodat [slachtoffer] - ook wanneer zij niet door de bus geraakt werd - door deze “afsnijdende beweging” gehinderd werd en uiteindelijk ten val kwam. De rechtbank acht deze enkele gedraging, gelet op alle omstandigheden van het concrete geval, niet van dien aard dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte dient dan ook van het primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de harmonicabus te weinig ruimte had om voor haar naar rechts te gaan. [10] Getuige [getuige 1] heeft verklaard een knal gehoord te hebben op het moment dat zij de harmonicabus passeerde. [11]
De rechtbank is gelet op deze bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte zich er onvoldoende van heeft vergewist waar de eerder door hem waargenomen fietser zich bevond op het moment dat hij met de door hem bestuurde harmonicabus terugstuurde naar de voor hem bestemde rijbaan. Verdacht heeft met die manoeuvre onvoldoende ruimte gelaten voor de aldaar fietsende [slachtoffer] en zich aldus zodanig gedragen dat er gevaar op die weg werd veroorzaakt en dat het verkeer op die weg werd gehinderd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Subsidiair
hij op
of omstreeks21 juli 2016 te Beuningen in de gemeente Beuningen, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) komende vanuit de richting van de Koningstraat en gaande in de richting van de Wilhelminalaan, daarmee heeft gereden op de uit twee rijstroken, -welke door twee doorgetrokken witte strepen van elkaar gescheiden waren-, bestaande rijbaan van de weg, de Leigraaf en
terwijl hij, verdachte op die door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Leigraaf) een voor hem uit rijdende fietsster had waargenomen en
/of
terwijl de totale breedte van de rijbaan van die weg (de Leigraaf) aldaar
ongeveer 6 meter is en het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) een breedte heeft van 2,55 meter, waardoor het gezien die breedte van dat motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) en de beschikbare ruimte op die door hem, verdachte bereden rijstrook, niet mogelijk was om die voor hem, verdachte uit rijdende fietsster te passeren of in te halen zonder voormelde doorgetrokken strepen te overschrijden,
die voor hem, verdachte uit rijdende fietsster in of nabij een in die weg (de Leigraaf) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar links verlopende onoverzichtelijke bocht is gaan inhalen, waarbij hij, verdachte vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (de Leigraaf) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 voormelde doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met voormeld motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken streep, -welke streep op die weg (de Leigraaf) was aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/of
op het moment
dat een over die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Leigraaf) rijdend ander motorrijtuig (personenauto) hem, verdachte dicht genaderd was,met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) gezien, zijn, verdachtes rijrichting naar rechts heeft gestuurd
en/of naar rechts is gegaan waarbij
hij, verdachte met het achterste deel van dat motorrijtuig (bedrijfsauto, zogenaamde harmonicabus) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen de fiets van voormelde fietsster en/of die fietsster,ten gevolge waarvan die fietsster ten val is gekomen,
door welke gedraging
(en)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair,:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Door de verdediging is bepleit verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De door verdachte bewust gemaakte keuze – zoals verwoord door de verdediging – om [slachtoffer] in te halen staat los van het feit dat [slachtoffer] op die locatie niet mocht fietsen.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor het ongeval in het geheel niet aan de verdachte zou zijn toe te rekenen. Dat over de oorzaak/feitelijke toedracht niet meer is komen vast te staan dan dat verdachte met de door hem bestuurde harmonicabus naar rechts heeft gestuurd, waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen, doet daaraan niet af, nu niet aannemelijk is geworden dat de verdachte redelijkerwijs niet anders kon of behoorde te handelen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 1.000,-, waarvan € 500,- voorwaardelijk. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het primair ten laste gelegde tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd gelet op de verzochte vrijspraak c.q. het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 februari 2018.
Verdachte heeft als bestuurder van een harmonicabus een fietsster ingehaald en is daarbij te vroeg terug naar rechts gegaan, waarbij de fietsster ten val gekomen. Zij heeft hierdoor een kneuzing aan de borst opgelopen en een gebroken bovenarm waarvoor zij een operatie diende te ondergaan. Op verdachte rust als beroepsbuschauffeur een zware verantwoordelijkheid en van hem mag worden verwacht dat hij extra oplettend is in het verkeer.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat ter terechtzitting is gebleken dat het ongeval veel impact heeft gehad op verdachte en dat verdachte zich betrokken heeft getoond bij de medische toestand van het slachtoffer.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 8 februari 2018 niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een geldboete van € 500,- een passende reactie vormt.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 500,- (vijfhonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. E. Stevens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2018.
mr. E. Stevens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016361151, gesloten op 20 oktober 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 17.
3.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 12. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 17.
4.Verkeersongevallenanalyse d.d. 6 oktober 2016, p. 25 en 26.
5.Verkeersongevallenanalyse d.d. 6 oktober 2016, p. 24 en 25.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 17.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 17.
8.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 13
9.Geneeskundige verklaring, p.14.
10.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 12
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 10.