ECLI:NL:RBGEL:2018:1808

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
05/841370-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling met een kettingslot en mishandeling van een politieagent

Op 19 april 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 december 2017 in Ede betrokken was bij een geweldsincident. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door hen met een kettingslot te slaan. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling en belediging van een politieagent, [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met het kettingslot [slachtoffer 1] tegen de rug had geslagen en [slachtoffer 2] had geraakt, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van opzettelijke zware mishandeling. De rechtbank achtte het niet bewezen dat de verdachte dit samen met anderen had gedaan, waardoor hij van dat deel van de aanklacht werd vrijgesproken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uur. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan een gedragsinterventie. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], kreeg een schadevergoeding van €450,- toegewezen voor immateriële schade, terwijl de vordering voor materiële schade werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat de schade aan zijn telefoon door de verdachte was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841370-17
Datum uitspraak : 19 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsvrouw: mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 december 2017 te Ede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft / hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] (met een zogenaamde karatetrap) tegen de nek, althans tegen het (achter)hoofd getrapt en/of geschopt, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een kettingslot, althans met een hard voorwerp tegen de rug, in ieder geval tegen het lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 december 2017 te Ede openlijk, te weten, op/aan de Halte, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door:
- die [slachtoffer 1] (met een zogenaamde karatetrap) in/tegen de nek, althans tegen het (achter)hoofd te schoppen en/of te trappen, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met een kettingslot, althans met een hard voorwerp (met kracht) tegen de rug, althans het lichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 24 december 2017 te Ede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft / hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met een kettingslot, althans met een hard voorwerp tegen het lichaam geslagen, en/of (nadat die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen en/of geduwd)
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het lichaam geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 december 2017 te Ede openlijk, te weten, op/aan de Halte, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] :
- meermalen, althans eenmaal met een kettingslot, althans met een hard voorwerp tegen het lichaam te slaan, en/of (nadat die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen en/of geduwd)
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
3.
hij op of omstreeks 24 december 2017 te Ede, een ambtenaar, [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] in de hand, althans het lichaam te bijten;
4.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 24 december 2017 te Ede (telkens) opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie en/of [slachtoffer 4] , brigadier van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem/haar/hen meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: "Kankerhoer" en/of
"Kankerhoertjes", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 december 2017 in Ede heeft verdachte met een kettingslot [slachtoffer 1] tegen zijn rug geslagen. [2] Tevens heeft verdachte met het kettingslot in de richting van [slachtoffer 2] geslagen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, omdat er, gezien de concrete feiten en omstandigheden, geen sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank betrekt de navolgende feiten en omstandigheden bij haar oordeel:
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de jongen met het kettingslot [rechtbank: verdachte] uithaalde en ermee zwaaide, zodat het kettingslot tegen hem aan kwam. Dit ging met volle kracht en deed erg pijn. [4]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij ineens zag dat er iets naar zijn hoofd geslagen werd. Hij voelde een harde klap. Hij had een snelle reactie en hield zijn hand voor zijn hoofd. Hierdoor heeft hij zijn middenhandsbeentje gekneusd. [5]
In het dossier zit een uitdraai van de huisartsenpost waarin is beschreven dat op 24 december 2017 bij [slachtoffer 2] een zwelling/hematoom aan zijn rechterhand en een klein wondje is geconstateerd. [6]
Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden bekeken en het volgende beschreven:
Looptijd 03:47 tot 03:50
(…) Ik zag dat "verdachte 2" [rechtbank: verdachte] de ketting nu met beide handen vasthield. Ik zag dat "verdachte 2" de ketting met zijn linkerhand ter hoogte van zijn heup hield, en met zijn rechterhand ter hoogte van zijn rechter schouder vast hield. Ik zag dat er zodoende achter "verdachte 2" nog, een stuk ketting los hing. [7] (…)
Looptijd 03:51 tot 03:52
Ik zag dat "verdachte 2" plotseling versnelt naar voren stapte en tegelijkertijd uithaalde met zijn rechterhand. Ik zag dat hierdoor de ketting naar voren zwiepte in de richting van [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] met zijn linkerarm een afwerende beweging maakte richting de ketting. Ik zag dat de ketting met kracht tegen het lichaam van [slachtoffer 1] aan kwam. [8] (…)
Looptijd 03:56 tot 04:01
(…) Ik zag dat "verdachte 2" ondertussen de ketting weer met zijn rechterhand omhoog bracht ter hoogte van zijn rechter schouder. Ik zag dat "verdachte 2" vrijwel onmiddellijk weer naar voren stapt richting [slachtoffer 2] . Ik zag dat [slachtoffer 2] op dat moment op zijn rug op de grond terecht komt. Ik zag dat [slachtoffer 2] zijn hoofd afschermde met beide handen. Ik zag dat [slachtoffer 2] zijn handen daar enige tijd hield. Ik zag dat "verdachte 2" ondertussen de ketting weer in een zwaaiende beweging, gemaakt door zijn rechterhand, over zijn hoofd naar voren bracht. Ik zag dat de ketting naar voren zwiepte. Ik zag dat de ketting tegen [slachtoffer 2] aan kwam met kracht dan wel met een niet geringe snelheid. [9]
Volgens onderzoek van de politie aan het kettingslot betrof het een ketting van 130 centimeter lang en 2329 gram zwaar, samengesteld uit zware schakels, omgeven door een zwarte textiel hoes. [10]
Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een kettingslot [slachtoffer 1] tegen zijn rug heeft geslagen en [slachtoffer 2] tegen zijn lichaam heeft geslagen. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar standpunt dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] daadwerkelijk heeft geraakt. [slachtoffer 2] heeft immers verklaard dat hij aan zijn hand geraakt is, wat wordt ondersteund door het geconstateerde letsel, en de bevindingen bij het bekijken van de camerabeelden door verbalisant [verbalisant] . Dat [verbalisant] heeft beschreven dat hij niet kon zien wat de impact precies was, doet er niet aan af dat hij heeft waargenomen dat de ketting tegen [slachtoffer 2] aankwam.
De rechtbank acht bovendien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk aan aangevers zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen. Verdachte heeft met een zwaar en lang metalen kettingslot gezwaaid en dit slot met een zwiepende beweging tegen aangevers aan geslagen. Hiermee heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat beide aangevers als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen. Het kettingslot is weliswaar uiteindelijk ‘slechts’ tegen de rug en hand van aangevers aan gekomen en het letsel is gering, maar dit is niet het gevolg van het handelen van verdachte, maar van aangevers. Zij hebben immers beiden een afwerende beweging gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen bewijzen dat de medeverdachten met het schoppen van beide aangevers opzettelijk zwaar lichamelijk letsel hebben willen toebrengen of de aanmerkelijke kans daarop op de koop hebben toegenomen. Voor een bewezenverklaring van een nauwe een bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten bij het slaan met het kettingslot van aangevers biedt het dossier evenmin voldoende aanknopingspunten. Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 3 en 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 3
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 75-76;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 4
  • een proces-verbaal van bevindingen, p. 78-79;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks24 december 2017 te Ede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
heeft / hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] (met een zogenaamde karatetrap) tegen de nek, althans tegen het (achter)hoofd getrapt en/of geschopt, en/of
-die [slachtoffer 1]
meermalen, althanseenmaal
(met kracht
)met een kettingslot,
althans met een hard voorwerptegen de rug,
in ieder geval tegen het lichaamheeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks24 december 2017 te Ede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
heeft / hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 2]
meermalen, althanseenmaal met een kettingslot,
althans met een hard voorwerptegen het lichaam heeft geslagen,
en/of (nadat die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen en/of geduwd)
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het lichaam geschopt en/of getrapt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
;
3.
hij op
of omstreeks24 december 2017 te Ede, een ambtenaar, [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie, gedurende
en/of terzake vande rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] in de hand
, althans het lichaamte bijten;
4.
hij op
een ofmeer tijdstippen op
of omstreeks24 december 2017 te Ede
(telkens)opzettelijk
(een)ambtena
(a)r
(en
), te weten [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie en
/of[slachtoffer 4] , brigadier van politie, gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door
hem/haar/hen meermalen,
althans eenmaalde woorden toe te voegen: "Kankerhoer" en
/of
"Kankerhoertjes",
althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2, telkens:
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 3:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Ten aanzien van feit 4:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 352 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsadvies, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede tot het verrichten van 100 uren werkstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede een werkstraf. De raadsvrouw heeft voorts verzocht om aan verdachte geen voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is onder meer gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 februari 2018; en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 30 maart 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . Verdachte heeft na een avondje stappen, zonder enige aanleiding, beide slachtoffers geslagen met een zwaar en lang kettingslot. Beide slachtoffers hadden ten gevolge van verdachtes handelen zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen en het is niet aan verdachte te danken dat dit niet ook daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank vindt dit ernstige feiten, zeker gezien het feit dat er eigenlijk geen aanwijsbare aanleiding was voor het door verdachte toegepaste geweld. Ook verdachte heeft die niet kunnen geven.
Dergelijk zinloos geweld brengt gevoelens van onveiligheid teweeg bij de slachtoffers en in de maatschappij. Ook bij de omstanders die getuige zijn geweest van het geweld kan lange tijd een gevoel van angst blijven bestaan. Daarnaast heeft verdachte tijdens zijn aanhouding twee verbalisanten beledigd en een verbalisant mishandeld door deze in zijn hand te bijten. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze politieambtenaar en heeft hij blijk gegeven van gebrek aan respect voor beide betrokken politieambtenaren, die bezig waren met het uitoefenen van hun werkzaamheden. Ook dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Verdachte is nog niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor soortgelijke feiten.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Volgens de reclassering is er bij verdachte geen sprake van structurele problematiek met agressieregulatie. Verdachte lijkt zich echter wel met regelmaat te laten leiden door impulsen, overziet de consequenties van zijn gedrag niet altijd en lijkt eveneens niet over voldoende adequate copingvaardigheden te beschikken. De reclassering acht het van belang dat hier aan gewerkt wordt door een cognitieve vaardigheidstraining, gecombineerd met een kortdurend reclasseringstoezicht om de kans op recidive te verkleinen. De reclassering heeft wel haar vraagtekens bij de haalbaarheid hiervan gezien de houding van verdachte ten opzichte van begeleiding. Verdachte heeft in maatschappelijk opzicht zijn leven verder op orde. Hij volgt een mbo-opleiding, heeft een proefdag voor een betaalde baan en heeft geen schulden. Als beschermende factor kan het contact met zijn ouders aangemerkt worden. Het recidiverisico wordt door de reclassering als matig ingeschat en kan na de gedragsinterventie worden afgeschaald naar laag, zo is de verwachting.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 1 en 2 primair met medeplegen. Aangezien de rechtbank het medeplegen niet bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook vindt de rechtbank de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf niet in verhouding met wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, alsmede een werkstraf van 100 uren noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet zij aanleiding een groot deel van de gevangenisstraf, te weten 167 dagen, voorwaardelijk op te leggen. Dit betekent dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis, aangezien de 13 dagen die hij in voorarrest heeft doorgebracht op de gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en ook maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door de reclassering en het opleggen van een cognitieve vaardigheidstraining mogelijk. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard weinig te voelen voor een dergelijke training, wat ook al is gebleken uit het reclasseringsadvies. De rechtbank acht het volgen van een dergelijke training door verdachte echter dermate belangrijk, dat zij hoopt dat verdachte met een flinke stok achter de deur, in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, deze training toch met goed gevolg af zal ronden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 801,12, bestaande uit € 351,12 aan materiele schade (kapotte telefoon) en
€ 450,- aan immateriële schade (letsel aan zijn hand), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, waarbij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om het materiele deel van de vordering af te wijzen, omdat niet duidelijk is wanneer en hoe de schade aan de telefoon is ontstaan en niet is gebleken dat de kosten voor herstel van de telefoon daadwerkelijk gemaakt zijn. Ten aanzien van het immateriële deel heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om het bedrag te matigen met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering van [slachtoffer 2] , voor zover deze ziet op de materiele schade, te worden afgewezen. De rechtbank heeft weliswaar onder 2 primair bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] met het kettingslot heeft geslagen, maar de rechtbank heeft niet bewezen verklaard dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Dit betekent dat eventueel geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van anderen verdachte niet kan worden aangerekend. Ook door anderen is die avond geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2] . Nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld door wiens handelen en wanneer de telefoon kapot is gegaan, is niet komen vast te staan dat [slachtoffer 2] ten gevolge van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte schade aan zijn telefoon heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 450,- aan immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 24 december 2017.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 266, 267, 300,302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
167 (honderdzevenenzestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis tussen 09.00 uur en 11.00 uur zal melden bij de Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem (088-8041401) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zal deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden individueel (CoVa-Solo), bestaande uit een start- en eindgesprek van 1 uur en 12 trainingsbijeenkomsten van 1,5 uur per sessie. Veroordeelde dient zich hierbij te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;

heft ophet - inmiddels geschorste - bevel tot
voorlopige hechtenis.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 primair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 450,-(vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], een bedrag
te betalen van € 450,-(vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 9 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.N. Ritzer (voorzitter), mr. J.M. Klep, mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017590948, gesloten op 7 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 71-72; proces-verbaal van bevindingen, p. 97; de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 64-65; proces-verbaal van bevindingen, p. 98: de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 72;
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 65.
6.Uitdraai huisartsenpost, p. 67.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 121.