ECLI:NL:RBGEL:2018:1751

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4137
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot persoonsgegevens uit gemeentesysteem en de volledigheid daarvan

In deze zaak heeft eiser, woonachtig te [woonplaats], beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal, dat zijn verzoek om toegang tot persoonsgegevens uit het gemeentesysteem heeft afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 1 februari 2017, waarin verweerder een overzicht van verwerkte persoonsgegevens heeft verstrekt. Na een wijziging van dit besluit op 27 maart 2017, heeft verweerder aanvullende gegevens verstrekt, maar eiser heeft opnieuw bezwaar gemaakt. Het bestreden besluit van 19 juli 2017 verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiser in beroep ging.

Tijdens de zitting op 26 maart 2018 heeft eiser, vergezeld door zijn echtgenote, zijn standpunt toegelicht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.S. Truglio en C.M.M. Coerwinkel. Eiser stelt dat het door verweerder verstrekte overzicht onvolledig is, waardoor hij de gegevens niet kan controleren. De rechtbank overweegt dat de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) eiser het recht geeft om te verzoeken om informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende informatie heeft verstrekt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer gegevens beschikbaar zijn dan in het overzicht zijn opgenomen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D. Endlich, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/4173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser]., te [woonplaats], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dalte Groesbeek, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2017 (het primaire besluit I) heeft verweerder gereageerd op eisers verzoek om gegevens op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 maart 2017 (het primaire besluit II) heeft verweerder het primaire besluit I gewijzigd en aanvullende gegevens verstrekt.
Eiser heeft hiertegen op 1 mei 2017 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2018. Eiser is samen met zijn echtgenote verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.S. Truglio en C.M.M. Coerwinkel.

Overwegingen

1. Eiser wil alle gegevens uit het gemeentesysteem die over hem en zijn vrouw gaan, ontvangen, dan wel inzien. Verweerder heeft bij het primaire besluit 1 een overzicht verstrekt van verwerkte persoonsgegevens die over eiser gaan. Bij het primaire besluit II heeft verweerder dit overzicht aangevuld. Verweerder stelt dat er geen andere gegevens beschikbaar zijn.
2. Eiser stelt dat het door verweerder verstrekte overzicht onvolledig is en dat hij daarom de gegevens niet op juistheid kan controleren. Eiser heeft aan de rechtbank een overzicht overgelegd van gegevens die hij mist.
3. Voor zover eiser bij monde van zijn toenmalig advocaat heeft betoogd dat het verzoek diende te worden opgevat als een verzoek op grond van artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht overweegt de rechtbank als volgt. Dat artikel ziet op het ter inzage leggen van stukken voor de voorbereiding van een bezwaarprocedure. Daar is hier geen sprake van. De rechtbank zal het verzoek dan ook, net als eiser in eerste instantie bij monde van zijn toenmalig advocaat op 22 december 2016 heeft vermeld, opvatten als een verzoek op grond van artikel 35 van de Wbp.
4. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wbp heeft de betrokkene het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of dat het geval is.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Wbp kan degene, aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, de verantwoordelijke verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien die feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
5. Ten aanzien van de stelling van eiser dat het aan hem verstrekte overzicht onvolledig is, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft bij het primaire besluit van 27 maart 2017 een overzicht verstrekt van persoonsgegevens die verweerder op dat moment over eiser had verwerkt. De rechtbank stelt voorop dat de Wbp niet het recht op inzage in of verstrekking van stukken regelt. De Wbp ziet op het verstrekken van een overzicht van persoonsgegevens en dat heeft verweerder gedaan. Verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat de stukken die zien op een omgevingsvergunning bij de Omgevingsdienst liggen. Daarnaast heeft verweerder uitgelegd dat het archief van verweerder uit twee delen bestaat: analoog en elektronisch. Op 21 maart 2012 kwam er een nieuw postregistratiesysteem. Daarbij is niet alles ingescand. Vanaf 21 maart 2012 zijn alle stukken te vinden. Alle stukken vanaf die datum zijn volgens verweerder opgenomen in het overzicht, net als de analoge stukken van vóór die datum, voor zover de gemeente die nog heeft. De rechtbank volgt verweerder hierin. Eiser heeft een aantal stukken genoemd die hij mist, zoals correspondenties met oude burgermeesters, maar eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder over deze gegevens beschikt en dat deze dus onterecht niet in het overzicht zijn opgenomen. Eiser heeft ter zitting een aan hem gerichte mail van een fractievoorzitter van een lokale politieke partij getoond. Nu de gemeente die mail niet heeft gestuurd en ook niet heeft ontvangen, is dat echter geen persoonsgegeven in de zin van de Wbp die onder verweerder zou moeten zijn. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder over meer gegevens beschikt dan in het overzicht is opgenomen is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen volstaan met het aan eiser verstrekte overzicht.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.D. Endlich, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.