In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO) over de verplichting tot het tijdig stopzetten van het studentenreisproduct. Eiser had een ov-schuld opgebouwd omdat hij zijn studentenreisproduct niet tijdig had stopgezet na de beëindiging van zijn studiefinanciering. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn studie op 14 juli 2016 heeft beëindigd en dat zijn studiefinanciering per 1 augustus 2016 is stopgezet. Eiser had uiterlijk op 5 augustus 2016 het studentenreisproduct moeten stopzetten, maar dit heeft hij pas op 22 november 2016 gedaan. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om het reisproduct stop te zetten en dat er geen sprake was van overmacht of bijzondere omstandigheden die hem zouden vrijstellen van deze verplichting. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister om de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk te verklaren voor de eerdere besluiten. Eiser is derhalve een vergoeding van € 194,- verschuldigd aan de minister.