ECLI:NL:RBGEL:2018:1733

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
05/800135-17, 05-800001-18 en 05-147731-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, mishandeling en vernieling in de zorgcontext

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot doodslag, mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten tegen zorgverleners. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 december 2017 in Ermelo een verpleegkundige heeft aangevallen met een balpen, waarbij hij haar meerdere keren op het hoofd heeft geslagen en geschopt. Dit gebeurde terwijl de verpleegkundige op de grond lag. De verdachte heeft verklaard dat hij in een psychotische toestand verkeerde en dat hij niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van voorbedachte rade, maar heeft wel vastgesteld dat hij de handelingen heeft verricht die hem ten laste zijn gelegd. De rechtbank heeft ook gekeken naar de toerekenbaarheid van de verdachte en geconcludeerd dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de verpleegkundige, voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/800135-17, 05-800001-18 en 05-147731-15
Datum uitspraak : 17 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
thans gedetineerd te Den Haag PPC te ’s-Gravenhage,
raadsvrouw: mr. E.G. Al, advocaat te Nieuw-Vennep.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting Van 3 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05-800135-17:
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, door eenmaal of meermalen (met kracht)
- met een (bal)pen, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestoken en/of gehakt en/of geprikt en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of
- ( van achter) heeft vast gepakt bij het gezicht/hoofd en/of (vervolgens) tegen de (gesloten) ogen heeft gedrukt en/of
- bij de haren heeft vast gepakt en/of (vervolgens) over de grond heeft gesleurd/getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Ermelo aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door eenmaal of meermalen (met kracht)
- met een (bal)pen, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen het hoofd te slaan en/of te steken en/of te hakken en/of te prikken en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of
- ( van achter) vast te pakken bij het gezicht/hoofd en/of (vervolgens) tegen de (gesloten) ogen te drukken en/of
- bij de haren te pakken en/of (vervolgens) over de grond te sleuren/trekken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een (bal)pen, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestoken en/of gehakt en/of geprikt en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of
- ( van achter) heeft vast gepakt bij het gezicht/hoofd en/of (vervolgens) tegen de (gesloten) ogen heeft gedrukt en/of
- bij de haren heeft vast gepakt en/of (vervolgens) over de grond heeft gesleurd/getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05-800001-18
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 02 december 2017 tot en met 03 december 2017 te Nijkerk een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meerdere perso(o)n(en), te weten [naam 1] en/of [naam 2] (medebewoner(s) van voornoemde [slachtoffer 2] en/of verdachte) met een mes in zijn handen, de woorden toegevoegd: "Ik ga hem doodmaken, ik ga hem doodmaken", althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard of strekken, van welke bedreiging die [slachtoffer 2] kennis heeft genomen;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 02 december 2017 tot en met 03 december 2017 te Nijkerk opzettelijk en wederrechtelijk
- een of meerdere ruit(en) (van een woning gelegen aan de [straatnaam] ) en/of
- een deur (van een woning gelegen aan de [straatnaam] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] en/of (firma) [bedrijf] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 05-147731-15
hij op of omstreeks 26 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] (met kracht) een duw tegen het lichaam te geven (waardoor zij ten val komt) en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] (met kracht) bij haar haren te pakken en/of aan de haren van voornoemde [slachtoffer 3] te trekken en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] éénmaal of meermalen te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd en/of (rechter)arm en/of schouder, in elk geval tegen het lichaam (terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag).
2a. Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat feit 1 met parketnummer 05-800001-18 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 05-800135-17 [1] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken nu de voorbedachte rade niet bewezen kan worden. Daarnaast heeft verdachte niet het voornemen gehad om aangeefster van het leven te beroven en heeft hij ook niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zou komen te overlijden. Uit het dossier kan ook niet worden opgemaakt dat het toegebrachte letsel dodelijk had kunnen zijn. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit is eveneens geen sprake van voorbedachte rade. Vervolgens ontbreekt in de tenlastelegging welk zwaar lichamelijk letsel verdachte zou hebben toegebracht. Nu dit constitutief is voor de strafbaarheid, dient verdachte op die grond te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ook is er bij aangeefster geen zwaar lichamelijk letsel vastgesteld, om die reden zou verdachte eveneens moeten worden vrijgesproken. Ten slotte merkt de raadsvrouw van verdachte ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde feit op dat, er geen sprake is van voorbedachte rade en zwaar lichamelijk letsel, maar ook dat hij niet willens en wetens, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster door zijn toedoen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.. Ook uit de aard van het ontstane letsel volgt niet zodanig dat de aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel zich zou voordoen. Bovendien dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte ten tijde van het incident in ieder geval verminderd toerekeningsvatbaar was, waarbij zijn angst dat hij werd vergiftigd en de zware dosis medicijnen de avond ervoor een bijzondere rol hebben gespeeld.. In die zin handelde verdachte uit noodweer. Verdachte dient te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 22 december 2017 aan het werk was als verpleegkundige bij Veldwijk Johannesbos in Ermelo. Aangeefster was in de hal bij de kamer van verdachte, om verdachte zijn medicatie te geven. Verdachte zei dat hij zijn medicatie niet wilde hebben en zei; “Wacht even, ik ga even wat pakken.” Hij ging toen zijn kamer binnen, waarna hij een pen pakte en hiermee gericht op het gezicht van aangeefster af kwam lopen. Aangeefster ging door verdachte naar de grond. Vervolgens voelde zij minstens tien harde klappen op haar hoofd. Door de kracht van de klappen en de manier waarop de klappen tegen haar hoofd kwamen, wist aangeefster dat het trappen waren. Zij voelde haar hele hoofd dreunen. Zij voelde pijn op de bovenkant van haar hoofd. Aangeefster voelde dat zij van achter werd vastgepakt bij haar ogen. Zij voelde dat er met kracht tegen haar gesloten ogen werd gedrukt. Zij voelde een drukkende pijn in haar ogen en was bang dat er schade zou worden aangebracht. Vervolgens werd aangeefster aan de rechterkant van haar hoofd aan haar haren vastgepakt. Zij werd zo ongeveer een halve meter over de grond getrokken. Hierna trapte verdachte nog een keer in haar zij. [2]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard hij zag dat aangeefster op de grond lag en dat verdachte boven haar gebogen stond. Verdachte had met zijn linkerhand de haren van aangeefster vast en met zijn rechterhand gaf hij aangeefster meerdere klappen in haar gezicht. Met zijn rechtervoet trapte verdachte meermalen tegen het hoofd van aangeefster. Verdachte was niet te stoppen. [getuige 1] denkt dat verdachte, aangeefster zeker twintig keer heeft geslagen en geschopt, allen gericht op het hoofd van aangeefster. [3]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 22 december 2017 in zijn kamer te Ermelo stond. Aangeefster kwam naar verdachte toe met de mededeling dat hij zijn medicijnen in moest nemen. Verdachte werd wanhopig, hij wilde de medicijnen niet. Op het moment dat aangeefster de medicijnen tevoorschijn haalde – waarbij zij ook nog lachte - flipte verdachte. Hij is zijn kamer ingelopen en heeft een balpen gepakt. Hij heeft met de balpen gestoken en geprikt. Ook heeft hij tegen het hoofd en lichaam van aangeefster geslagen en geschopt. Verdachte weet niet meer hoe vaak hij heeft geslagen en geschopt. Tevens heeft hij de ogen van aangeefster ingedrukt. Het klopt dat hij steeds terug de aanval in wilde. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met de balpen probeerde het hoofd van aangeefster te raken. Hij heeft haar een paar keer geraakt, best vaak ook. Hij heeft een soort hakkende beweging gemaakt. Ook heeft hij aangeefster geslagen, met gebalde vuist. Hij sloeg hard naar haar hoofd. Uiteindelijk heeft hij zelfs haar haren vastgepakt om haar beter te kunnen raken. Op het moment dat verdachte half door de collega’s van aangeefsters werd vastgehouden, kreeg verdachte de kans om aangeefster nog meer pijn te doen. [5]
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de halsgebied aan te merken zijn als gebieden met vitale structuren. Ongecontroleerd en met kracht dan wel intensiteit steken met een scherp dan wel puntig voorwerp in het hoofd en/of hals, in de nabijheid van de halsslagader, levert naar de algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer overlijdt.
Verdachte is naar eigen zeggen geflipt op het moment dat hij de medicijnen ‘moest’ innemen. Op dat moment heeft verdachte niet alleen meerdere malen ongecontroleerd tegen het hoofd van aangeefster geslagen en geschopt maar heeft ook met een balpen op haar hoofd ingestoken danwel gehakt. Door zijn handelen heeft hij op zijn minst de kans bewust aanvaard dat hij een fatale plek op het lichaam van aangeefster zou kunnen raken. De door verdachte verrichte handelingen worden door de rechtbank beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
Het standpunt van de raadsvrouw dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, nu hij meende dat hij (wederom) zou worden vergiftigd, kan niet worden gevolgd. De rechtbank begrijpt dit standpunt aldus dat verdachte vanwege zijn psychische toestand op dat moment niet anders kon handelen dan zoals hij heeft gedaan. Dit raakt in de kern de opzet van verdachte. Een ziekelijke stoornis en opzet sluiten elkaar echter niet uit omdat met de stoornis nog niet een weten en willen onmogelijk is geworden. Een geestelijke stoornis kan slechts dan aan de bewezenverklaring van de opzet in de weg staan indien bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan is in dit geval geen sprake.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat verdachte voorafgaand aan het incident uitlatingen heeft gedaan waarin hij te kennen geeft dat hij [naam 3] (hoofd behandeling) zou willen vermoorden omdat hij graag wilde worden opgenomen in de forensische psychiatrie en daarvoor gek genoeg moest worden verklaard. Ook zou hij aan zijn psychiater hebben gevraagd wat hij zou moeten doen om in een FPK te komen, waarop is geantwoord dat dit het geval zou zijn als hij een strafbaar feit pleegt. Na de aanhouding van verdachte hebben agenten hem in het dienstvoertuig horen zeggen dat hij “de mishandeling bewust heeft gepleegd omdat hij naar een forensisch psychiatrische instelling wilde”. Ook bij de rechter commissaris (in het kader van de vordering inbewaringstelling) heeft verdachte soortgelijke uitlatingen gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter desondanks niet worden vastgesteld dat verdachte op voorhand al het plan had om aangeefster van het leven te beroven. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte is ‘geflipt’, zoals hij zelf zegt, op het moment dat aangeefster naar zijn kamer kwam en zei dat hij zijn medicijnen moest innemen. Nu verder uit het dossier niet blijkt van enig planmatig handelen van verdachte richting aangeefster zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel ’voorbedachte rade’ in de tenlastelegging.
Ten aanzien van parketnummer 05-800001-18 [6] , feit 2:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , d.d. 3 juni 2015;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 3 juni 2015;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2018.
Ten aanzien van parketnummer 05-147731-15 [7] :
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] namens het slachtoffer [bedrijf] , p. 11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05-800135-17 primair:
hij op
of omstreeks22 december 2017 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten radevan het leven te beroven, door
eenmaal ofmeermalen (met kracht)
- met een (bal)pen,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestoken en/of gehakt en
/of geprikt en/of
-
in het gezicht, althans op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het lichaamheeft geslagen en/of gestompt en
/of
-
in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en
/of op/tegenhet lichaam heeft geschopt en/of getrapt (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) en
/of
- ( van achter) heeft vast gepakt bij het
gezicht/hoofd en
/of(vervolgens) tegen de (gesloten) ogen heeft gedrukt en
/of
- bij de haren heeft vast gepakt en
/of(vervolgens) over de grond heeft
gesleurd/getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05-800001-18
Feit 2
hij in
of omstreeksde periode van 02 december 2017 tot en met 03 december 2017 te Nijkerk opzettelijk en wederrechtelijk
-
een ofmeerdere ruit
(en
) (van een woning gelegen aan de [straatnaam]
) en/of
- een deur (van een woning gelegen aan de [straatnaam] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] en/of(firma) [bedrijf] toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
en
hij in
of omstreeksde periode van 02 december 2017 tot en met 03 december 2017 te Nijkerk opzettelijk en wederrechtelijk
-
een of meerdere ruit(en) (van een woning gelegen aan de [straatnaam] ) en/of
- een deur
(van een woning gelegen aan de [straatnaam]
),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] en/of(firma) [bedrijf] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 05-147731-15
hij op
of omstreeks26 mei 2015 te Amsterdam,
in elk geval in Nederland,[slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] (met kracht) een duw tegen het lichaam te geven (waardoor zij ten val komt) en
/of(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] (met kracht) bij haar haren te pakken
en/of aan de haren van voornoemde [slachtoffer 3] te trekkenen
/of(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3]
éénmaal ofmeermalen te stompen en/of te slaan en
/of te schoppen en/of tetrappen tegen het hoofd en
/of(rechter)arm en
/ofschouder,
in elk geval tegen het lichaam(terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05-800135-17 primair:
Poging tot doodslag
Ten aanzien van parketnummer 05-800001-18:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Ten aanzien van parketnummer 05-147731-15:
Mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Het standpunt van de verdediging
Verdachte was in 2015 zeer psychotisch. Er is in die periode gerapporteerd over verdachte dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht. De rapporten die nu over verdachte zijn uitgebracht, rapporteren niet over de situatie in mei 2015. De raadsvrouw van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van het feit met parketnummer 05/800001-18 – conform de conclusie van de rapportage uit 2014 – geheel ontoerekeningsvatbaar wordt geacht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de adviezen van de psychiater en de psycholoog, verdachte in mei 2015 ook verminderd toerekeningsvatbaar was en niet geheel ontoerekeningsvatbaar.
Beoordeling door de rechtbank
In het rapport van psychiater J.H. van Marle van 15 maart 2018, pagina 13, wordt het volgende beschreven.
(…) Verdachte heeft 17 sessies cognitieve gedragstherapie in het kader van de behandeling van psychotische symptomen ondergaan. Deze werd in februari 2015 gestopt omdat de psychose bleek toe te nemen. Verdachte is dan gestopt met zijn medicatie. Er is geen sprake meer van ziektebesef en verdachte bagatelliseert zijn klachten. In mei 2015 neemt de psychose weer toe en men vermoedt dat dit gebeurt door het cannabisgebruik omdat verdachte nog steeds tweemaal per weer Semap gebruikt. Verdachte zegt telepathische contacten te hebben en dat het behandelteam daar jaloers op is. De spanningen lopen op en als hem de boodschap wordt gegeven dat zijn vrijheden worden ingetrokken mishandelt hij een verpleegkundige ernstig.
(…) In het ontstaan van het tenlastegelegde (met parketnummer 05/800135-17) heeft naar mening van de psychiater een aantal factoren een rol gespeelt. Zo was verdachte mogelijk onder invloed van cannabis. Was er sprake van een floride psychotisch beeld en was er sprake van een narcistisch en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Naast het psychotische beeld valt in de beschrijvingen van anderen, maar ook van de psychiater zelf, op dat verdachte zich gerechtigd voelt om geweld te gebruiken. Hij stelt zich boven anderen en zich zichzelf als een bijzonder iemand. Als hem iets wordt aangedaan of hij zijn zin niet krijgt ziet hij geweld als een oplossing om anderen te overtuigen of zijn wens kracht bij te zetten. Zo zet hij dreigementen in om valium-achtige medicatie los te krijgen en ook in het tenlastegelegde zegt hij geweld te gebruiken om overgeplaatst te worden. De gewetensfunctie lijkt zeker als hij onder invloed is van de psychose sterk verminderd te zijn. Ook in de eerdere geweldsdelicten die terug te vinden zijn in het UJD speelt telkens deze beperkte gewetensfunctie een belangrijke rol.
(…) Contextuele verband
Binnen de gesloten context van een gesloten behandelomgeving zal verdachte geen andere uitwegen hebben gezien dan het gebruik van geweld om aan de dwangbehandeling te ontkomen. Hij hoopte dat hij zou worden overgeplaatst naar een andere kliniek waar hij net als in FPK Inforsa hoopte op een minder dwingende bejegening ten aanzien van de anti-psychotische medicatie. In de behandeling in FPK Inforsa heeft men immers niet gekozen voor dwangbehandeling en heeft onderzochte de FPK kunnen verlaten zonder een al in de PJ onderzoeken voorgestelde behandeling met een depot antipsychoticum. De behandelaren in GGZ Centraal waren blijkbaar meer begrenzend en wilde hem wel onder dwang behandelen. Dit gaf aanleiding bij verdachte om zich hier met geweld tegen te verzetten.
Betekenis verband
Verdachte ziet zichzelf niet als een gewelddadige man, maar telkens als hij in hulp-verleningssituaties niet krijgt wat hij wil, richt hij zijn geweld op hulpverleners, in het verleden is er ook sprake geweest van geweld naar andere mensen maar in de laatste drie geweldsincidenten is er steeds sprake van hulpverleners die hem begrenzen en niet geven wat hij eist. Dit duidt naar de mening van de psychiater op een mogelijke verklaring vanuit zijn gezins- en ontwikkelingsgeschiedenis. In een verdere delict analyse zal uitgezocht moeten worden in hoeverre de onveilige hechting en het geweld in zijn opvoedingssituatie een rol hebben gespeeld in het willen en kunnen gebruiken van geweld wanneer hulpverleners hem niet direct ter willen zijn in zijn wensen.
Functioneel verband
Het zich op gewelddadige wijze verzetten tegen mensen die hem begrenzen of in zijn opinie hem iets onterecht aandoen heeft waarschijnlijk een functie in het in stand houden van het kwetsbare zelfgevoel. Verdachte voelt zich snel door anderen gekleineerd of te kort gedaan en vindt dan dat hij met geweld moet reageren om zo te laten zien dat hij niet over zich laat lopen.
Causaal verband
Er kan door de psychiater geen direct causaal verband worden aangetoond anders dan dat de grootheidswanen en paranoïde achterdocht verdachte er mede toe hebben aangezet om het slachtoffer aan te vallen. Hierin speelt mee dat hij, zoals hij zelf beschrijft in het onderzoek en het proces-verbaal, een hekel aan het slachtoffer had vanwege haar eerdere begrenzingen tijdens deze opname. Het gebruik van cannabis is mogelijk een mede veroorzakende factor geweest in het ontstaan of in stand houden van de psychose. In het onderzoek is echter door de politie geen onderzoek gedaan naar cannabis gebruik. De psychiater mocht geen informatie opvragen bij GGZ Centraal waardoor ook niet bekend was of er in de opname geconstateerd is of hij drugs gebruikt heeft.
Toerekenbaarheid
De psychiater ziet in verdachte een man die ten tijde van het ten laste gelegde sterk onder invloed was van zijn waangedachte dat hij werd vergiftigd in de instelling. Hij wilde door een delict te plegen “ontkomen naar een forensische instelling”. Mogelijk was hij onder invloed van cannabis wat echter in het onderzoek niet is vastgesteld of gecontroleerd door middel van bloed- of urineonderzoek. Tevens is onderzochte zelf gestopt met medicatie.
Dit alles overziend is er naar de mening van de psychiater geen sprake van een dusdanige doorwerking van de stoornis dat er sprake kan zijn van een volledig ontoerekeningsvatbaarheid. Hij gaat ook terug naar zijn kamer om een pen te halen dat hij als steekwapen gebruikt, waaruit een bepaalde mate van vooroverweging spreekt. Mede op grond van het “culpa in causa” principe acht onderzoeker op een driepunt schaal (volledig/verminderd/niet toerekenbaar) onderzochte verminderd toerekenbaar vanwege de keuze om te stoppen met antipsychotica en het niet opvolgen van de adviezen om geen cannabis te gebruiken.
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater over, dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet beschouwd. Psycholoog’ `t Hoen komt in zijn rapport van 29 maart 2018 tot dezelfde slotsom.
Naar oordeel van de rechtbank was in mei 2015 sprake van een vergelijkbare situatie als in december 2017 waarover de psychiater rapporteert. Wanneer de zaken niet lijken te gaan zoals verdachte wenst, dan neemt verdachte het heft in eigen hand en gebruikt hij geweld.. Uit het rapport van de psychiater komt naar voren dat hij heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het incident op 22 december 2017 verminderd toerekeningsvatbaar was. Er was geen sprake van een dusdanige doorwerking van de stoornis dat er sprake kon zijn van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Nu naar oordeel van de rechtbank sprake is van een vergelijkbare situatie, acht de rechtbank, verdachte ook ten tijde van het incident op 26 mei 2015 verminderd toerekeningsvatbaar en niet zoals door de raadsvrouw van verdachte heeft bepleit, ontoerekeningsvatbaar. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld wanneer de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte is namelijk niet toerekeningsvatbaar. Artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht of de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden toegepast zonder oplegging van een straf. Dient de rechtbank toch een straf te willen opleggen dan doet te raadsvrouw van verdachte een voorwaardelijk verzoek om een contra-expertise van een psychiater en een psycholoog. Nu de rapporteurs onderling van mening verschillen over de gradatie van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 februari 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus verslavingszorg, gedateerd 23 maart 2018;
- een multidisciplinair rapport van drs. T. ‘t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, gedateerd 29 maart 2018 en van J.H. van Marle, psychiater, gedateerd 15 maart 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een poging tot doodsslag, één van de meest ernstige misdrijven binnen het strafrecht. Verdachte heeft in mei 2015 een verpleegkundige tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden mishandeld. Vervolgens heeft verdachte in december 2017 op een verpleegkundige ook tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden, ingehakt met een balpen en geschopt en geslagen tegen onder ander haar hoofd. De rechtbank weegt mee dat het handelen van verdachte een grote impact heeft gehad op de slachtoffers. Het feit dat verdachte het slachtoffer niet dodelijk heeft geraakt, is niet aan verdachte te danken. Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan vernieling van ramen en een deur.
Uit het rapport van de psychloog, drs. T. ’t Hoen, komt naar voren dat wanneer verdachte psychotisch is, het risico op plotseling, oninvoelbaar en heftig agressief gedrag hoog is gebleken. De schizofrenie en onderliggende persoonlijkheidstrekken versterken elkaar, waardoor zijn gewetensfunctie en empathisch vermogen zeer beperkt zijn. Zijn cannabis gebruik speelt eveneens een versterkende en instandhoudende rol ten aanzien van de psychotische pathologie, waarbij dit ook als een zekere vorm van zelfmedicatie kan worden gezien. Pogingen hem hier meer inzicht en probleembesef over bij te brengen en hem hiermee te laten stoppen, zijn tot op heden niet gelukt. Hij blijft ondanks alle adviezen (onverminderd) cannabis gebruiken. Zijn ziekte-inzicht en probleembesef zijn al met al zeer beperkt. Verdachte toont zich ondanks de jarenlange hulpverlening nog altijd medicatieontrouw. Indien hij zijn medicatie staakt, neemt het risico op psychotische decompensatie toe en daarmee zoals geschetst het risico op agressief gedrag. De psycholoog is van mening dat een langdurige en intensieve klinische behandeling in een forensische setting met een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk is. Gezien de ervaringen tot op heden blijkt verdachte onvoldoende in staat zich te houden aan de hem gestelde voorwaarden. Het risico dat hij zich zal onttrekken aan de voorwaarden is wat de psychloog betreft zeer groot. Een kader als terbeschikkingstelling met voorwaarden is wat de psycholoog betreft dan ook niet haalbaar. Om die reden resteert er, mede gezien de ernst van de pathologie en de sterke invloed hiervan op agressief delictgedrag en het hoge recidiverisico, geen andere mogelijkheid dan verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Na de klinische behandeling kan er langzaam, stapsgewijs en met strikt toezicht worden toegewerkt naar resocialisatie. Hierbij zal langdurige nazorg noodzakelijk zijn.
Uit het rapport van de psychiater, J.H. van Marle, komt naar voren om tot een delict preventieve behandeling tot komen is nodig dat verdachte langdurig begeleid en behandeld kan worden in een omgeving waarin er zowel kan worden toegezien op abstinentie van drugsgebruik, als ook het daadwerkelijk innemen of laten toedienen van een antipsychoticum in een werkzame dosering. Zeer waarschijnlijk is een depot-antipsychoticum dat per injectie wordt toegediend onvermijdelijk. Daarnaast zal in een behandeling aandacht moeten komen voor de invloed van een zeer waarschijnlijke onveilige hechting in een opvoedingssituatie met een gewelddadige stiefvader. Dit vraagt een gedoseerde psychotherapie in een steunende omgeving waarin verdachte zich niet kan onttrekken aan de inzet op deze behandeling. Daarvoor is het ook nodig om het drugsgebruik te kunnen beperkende dan wel te kunnen stoppen. Voor een dergelijke behandeling zijn waarschijnlijk meerdere jaren intensieve behandeling nodig in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau. Ook in een resocialisatie fase is er langdurig strikt toezicht nodig. Daarbij moet men kunnen terugvallen op crisisinterventies in een forensische kliniek met een voldoende hoog beveiligingsniveau. Gezien de eerdere op gebied van het risicomanagement niet zo succesvolle behandeling in een artikel 37 maatregel en de geschetst benodigde intensieve behandeling van lange duur (meer dan 2 jaar) adviseert de psychiater de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging om te leggen.
Uit het rapport van Tactus verslavingszorg komt naar voren dat zij, in overeenstemming met de psychiater en psycholoog adviseren om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Binnen het strakke kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, worden de genoemde risico’s tot een minimum beperkt.
Zowel de psycholoog als de psychiater adviseren de rechtbank, gezien de complexiteit van de problematiek van verdachte, de grote kans op recidive, ter bescherming van de maatschappij en vanuit zorg, aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Tactus verslavingszorg heeft zich bij dit advies aangesloten.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat behandeling ter voorkoming van recidive noodzakelijk is en derhalve oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging passend en geboden is.
Aan de wettelijke voorwaarden voor een tbs-maatregel is voldaan: de bewezenverklaarde feiten (met uitzondering van het feit met parketnummer 05-800001-18) betreffen misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens het begaan van deze feiten bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank overweegt ten slotte uitdrukkelijk dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging onder meer wordt opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Om die reden zal, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, een totale duur van de maatregel van meer dan vier jaren niet op voorhand uitgesloten zijn.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit met parketnummer 05/800135-17. Gevorderd wordt een bedrag van € 24,26 aan materiële schade en € 1700,00 aan immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag bedraagt € 1.724,26.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiele schade toegewezen kan worden. Ten aanzien van de immateriële schade refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen nu verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is de raadsvrouw van verdachte van mening dat de immateriële schade dien te worden gematigd. Ten aanzien van de materiële schade heeft zij geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De materiële schadeposten worden geheel toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en het bedrag schatten op bedrag van € 1.000,00, waarbij de rechtbank heeft betrokken dat de ernst van angststoornis/PTSS die bij benadeelde partij is ontstaan door de behandelend huisarts als licht tot matig wordt ingeschat en het behandelverloop als kortdurend en niet crisisgevoelig. Voor het overige deel van de immateriële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Van de vordering van de benadeelde partij wordt dus een totaalbedrag van € 1.024,26 toegewezen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 22 december 2017.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de genoemde benadeelde partijen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/740291-17 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2018.
mr. C.H.M. Pastoors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Veluwe-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2017585477, gesloten op 12 februari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 9 en 10.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 34.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2018.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 22 e.v.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie eenheid Amsterdam, district Amsterdam-Oost, basisteam Oost-Watergraafsmeer, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL1300 2015126260, gesloten op 31 juli 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Ede, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018070979, gesloten op 16 februari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.