ECLI:NL:RBGEL:2018:1732

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
05/740409-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS wegens ontucht met minderjarige stiefdochters

Op 17 april 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan jarenlange ontucht met zijn minderjarige stiefdochters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 2011 en 2016 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met beide stiefdochters, die op dat moment 12 en 13 jaar oud waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en deze werden ondersteund door DNA-onderzoek. De verdachte heeft erkend dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn macht en heeft geslachtsgemeenschap gehad met beide meisjes, wat leidde tot ongewenste zwangerschappen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van het misbruik trachten te compenseren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat de veiligheid van anderen een TBS-maatregel vereist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740409-17
Datum uitspraak : 17 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
raadsman: mr. A.M. Smetsers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 april 2018, 6 maart 2018 en 19 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering tot wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot 1 oktober 2014 te [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam 3] , in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] , buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , door
- geslachtsgemeenschap met haar te hebben en/of
- haar borsten te betasten en/of
- haar vagina te betasten,
terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaren had bereikt en door verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend bij zijn gezin;
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 31 oktober 2015 te [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam 3] , in ieder geval in Nederland, met de minderjarige [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] , ontucht heeft gepleegd, door
- geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] te hebben en/of
- haar borsten te betasten en/of
- haar vagina te betasten,
terwijl die [slachtoffer 1] aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
3.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 november 2012 tot en met 31 juli 2016 te [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam 3] en/of te [plaatsnaam 5] , in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboortedatum [geboortedatum 3] , buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , door
- geslachtsgemeenschap met haar te hebben en/of
- zijn penis in haar mond te brengen en/of
- zijn vingers in haar vagina te brengen en/of
- haar vagina te betasten en/of
- haar borsten te betasten,
terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaren had bereikt en door verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend bij zijn gezin.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde periode onjuist is. Verdachte heeft ongeveer zes of zeven keer gemeenschap gehad met [slachtoffer 2] . Dit heeft plaatsgevonden in 2014. Met [slachtoffer 1] heeft hij ongeveer acht keer gemeenschap gehad, dit was in 2013. De verklaringen van aangeefsters vinden, voor wat betreft de frequentie van het ontucht, onvoldoende steun in het dossier en zijn onbetrouwbaar. Verdachte heeft bekend dat hij gemeenschap heeft gehad met aangeefsters en dat hij hun borsten heeft betast. Verdachte heeft ontkend dat hij de overige handelingen heeft verricht die in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaring aangeefster [slachtoffer 1]
heeft bij de politie het volgende – zakelijk weergegeven – verklaard. Verdachte kwam in haar leven toen hij een relatie kreeg met haar moeder. Op dat moment woonde [slachtoffer 1] in [plaatsnaam 1] met haar moeder, zusje en broertje. Verdachte werd handtastelijk toen [slachtoffer 1] 13 of 14 jaar was. [slachtoffer 1] mocht een stukje autorijden en bij het uitstappen zat verdachte aan haar borsten. [slachtoffer 1] durfde niets te zeggen tegen haar moeder of tegen iemand anders. Verdachte woonde toen nog in [plaatsnaam] en [slachtoffer 1] woonde met haar moeder, broertje en zusje in [plaatsnaam 2] (bij [plaatsnaam] ). De eerste keer dat het seksueel misbruik plaatsvond, was in de woning in [plaatsnaam 2] . Het was in de zomer. [slachtoffer 1] was aan het douchen. Verdachte kwam de badkamer in en zei tegen [slachtoffer 1] dat ze moest komen. Ze moest op de grond gaan liggen in de badkamer. Op dat moment klapte ze dicht. Verdachte lag bovenop haar en deed zijn broek uit tot op zijn knieën. Hij bracht zijn penis in haar vagina en bewoog op en neer. Vervolgens haalde hij zijn penis uit haar vagina en kwam hij klaar in zijn hand. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er bloed uit haar vagina kwam en dat het pijn deed.
Het misbruik vond plaats op de momenten dat verdachte en [slachtoffer 1] alleen waren. Verdachte kwam ook bij haar op haar slaapkamer. Na tijdelijk ergens anders te hebben gewoond, is ze weer bij haar moeder gaan wonen, op de [adres 2] . Verdachte heeft toen zijn excuses aangeboden en gezegd dat het niet meer zou gebeuren. [slachtoffer 1] heeft haar moeder verteld wat er was gebeurd. Na een paar weken vond er wederom misbruik plaats. [slachtoffer 1] zat op de bank. Verdachte was onder invloed van cocaïne. Hij trok haar kleren uit en had seks met haar. [slachtoffer 1] heeft wel tegengestribbeld maar ze kon niets omdat verdachte haar polsen vast hield.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte als hij haar misbruikte altijd geslachtsgemeenschap met haar had. Het is ook wel eens in de keuken gebeurd. Dit was vlak voor Kerst in 2013. Verdachte had seks met haar op het aanrecht en kwam in haar klaar. In de periode daarna werd [slachtoffer 1] misselijk en werd ze niet meer ongesteld. Ze kwam er achter dat ze zwanger was. Ze was toen 14 jaar. Op [geboortedatum 4] is haar dochter [naam 1] geboren. [2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat het misbruik is begonnen op de [plaatsnaam 2] en is geëindigd in [plaatsnaam 3] . Het heeft ongeveer vier tot vijf jaar geduurd. [slachtoffer 1] wist dat haar zus [slachtoffer 2] ook werd misbruikt door verdachte. [3] Rond de lente van 2015 is het gestopt. Het is in ieder geval meer dan tien keer gebeurd. [4]
Verklaring aangeefster [slachtoffer 2]
Verdachte is sinds 2010 of 2011 in het leven van [slachtoffer 2] . Ze woonde toen in [plaatsnaam 1] en daarna in [plaatsnaam] . Het seksueel misbruik is begonnen in 2012 of 2013. De eerste keer zat [slachtoffer 2] op de bank en zei verdachte tegen haar dat ze mee naar boven moest. Ze zei dat ze dit niet wilde, maar hij trok haar gewoon mee. Hij kleedde haar uit en verkrachtte haar. Het deed pijn en ze stribbelde tegen. Verdachte raakte haar borsten en vagina aan en bracht vervolgens zijn penis in haar vagina. Hij kwam klaar en liep daarna naar beneden alsof er niets was gebeurd. [slachtoffer 2] was toen 12 of 13 jaar oud en ze woonde net een paar maanden op de [adres 2] . Verdachte zei tegen haar dat ze er niets over mocht zeggen. Fysiek deed het pijn. Verdachte gebruikte geen voorbehoedsmiddelen. [slachtoffer 2] denkt dat het misbruik daar dertig tot veertig keer heeft plaatsgevonden. Het ging telkens op dezelfde manier. In het begin heeft verdachte haar ook gevingerd, voordat de geslachtsgemeenschap plaatsvond.
[slachtoffer 2] wist dat haar zus [slachtoffer 1] ook misbruikt werd. Een maand voordat [slachtoffer 1] beviel, zijn ze verhuisd naar [plaatsnaam 3] . Daar is [slachtoffer 2] nog een paar keer misbruikt door verdachte. Toen ze 14 jaar was, kwam er melk uit haar borsten en kwam [slachtoffer 2] er achter dat ze zwanger was. Dit was net voor de kerstvakantie in 2014. Ze heeft haar moeder verteld dat verdachte de vader was. Haar dochter [naam 2] is geboren op [geboortedatum 5] . [slachtoffer 2] heeft vervolgens bij een pleeggezin gewoond en in een babyhuis. Daarna is ze weer thuis gaan wonen. In de lente van 2016 is ze bij haar moeder in [plaatsnaam 5] gaan wonen. Verdachte woonde daar ook. Het seksueel misbruik heeft daar nog een paar keer plaatsgevonden. [slachtoffer 2] moest met haar dochter gaan wandelen en verdachte reed dan achter hen aan. In de auto had verdachte seks met haar, terwijl [naam 2] achterin de auto zat. [slachtoffer 2] was toen 15 jaar. In [plaatsnaam 5] heeft het misbruik vijf tot tien keer plaatsgevonden. In de zomer van 2016 heeft [slachtoffer 2] een vriendin verteld over het misbruik. [5]
[slachtoffer 2] moest verdachte ook pijpen. Dit gebeurde op de [adres 2] en in [plaatsnaam 3] . Dit is tien tot vijftien keer gebeurd. Verdachte duwde haar hoofd naar zijn penis en zei wat ze moest doen. Ze ging met haar mond op en neer. Op een gegeven moment zei hij dat het klaar was en daarna had hij seks met haar. [6]
DNA-verwantschapsonderzoek
Er is een DNA-verwantschapsonderzoek uitgevoerd om te onderzoeken of verdachte de biologische vader kan zijn van [naam 1] (dochter van [slachtoffer 1] ) en/of [naam 2] (dochter van [slachtoffer 2] ). Het NFI heeft op basis van dit onderzoek geconcludeerd dat de kans dat verdachte de biologische vader is van [naam 2] , 250 miljoen keer groter is dan wanneer een willekeurige man (niet verwant aan verdachte) de biologische vader van [naam 2] is. De kans dat verdachte de biologische vader is van [naam 1] , is ongeveer 35 miljoen keer groter dan wanneer een willekeurige man (niet verwant aan verdachte) de biologische vader van [naam 1] is. [7]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de moeder van aangeefsters in 2011 heeft leren kennen. Halverwege 2012 is hij in [plaatsnaam 4] gaan wonen met aangeefsters, hun moeder en broertje. Verdachte heeft met zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] geslachtsgemeenschap gehad en hij heeft daarbij geen voorbehoedsmiddelen gebruikt. Ook heeft hij de borsten van aangeefsters betast. Verdachte heeft erkend dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn macht. [8]
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben bij de politie steeds consistent en gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen die zich in de ten laste gelegde periode hebben afgespeeld. Die verklaringen ondersteunen elkaar over en weer. Bovendien worden (onderdelen van) de verklaringen ondersteund door het DNA-verwantschapsonderzoek. Dat aangeefsters zich de specifieke data niet precies weten te herinneren, maakt de authenticiteit van de verklaringen niet kleiner maar eerder groter. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters te twijfelen, gelooft deze onverkort en acht deze bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank zal die verklaringen bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt nemen.
Overwegingen
Uit vorengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
De rechtbank stelt vast dat het misbruik van [slachtoffer 1] is begonnen in 2011 en is geëindigd in 2015. Dit leidt zij af uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , waarin ze heeft aangegeven dat het misbruik is begonnen toen ze 12 of 13 jaar was en in [plaatsnaam 2] (bij [plaatsnaam] ) woonde en dat het is geëindigd in 2015, toen ze in [plaatsnaam 3] woonde. Voorts stelt de rechtbank vast dat het misbruik van [slachtoffer 2] is begonnen in 2012 en is geëindigd in 2016. Dit leidt zij af uit de verklaringen van [slachtoffer 2] , waarin ze heeft aangegeven dat het misbruik is begonnen toen zij 12 of 13 jaar was en ze op de [adres 2] woonde en dat het misbruik is geëindigd in 2016 toen ze in [plaatsnaam 5] woonde. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periodes met aangeefsters ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte niet alleen geslachtsgemeenschap heeft gehad met aangeefsters, maar dat hij hen ook heeft betast en zijn penis in de mond van [slachtoffer 2] heeft gebracht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2011 tot 1 oktober 2014 te [plaatsnaam 4] en
/of[plaatsnaam] en
/of[plaatsnaam 3] ,
in ieder geval in Nederland,met [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] , buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , door
- geslachtsgemeenschap met haar te hebben en
/of
- haar borsten te betasten en
/of
- haar vagina te betasten,
terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaren had bereikt en door verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend bij zijn gezin;
2.
hij op meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2011 tot en met 31 oktober 2015 te [plaatsnaam 4] en
/of[plaatsnaam] en
/of[plaatsnaam 3] ,
in ieder geval in Nederland,met de minderjarige [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] , ontucht heeft gepleegd, door
- geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] te hebben en
/of
- haar borsten te betasten en
/of
- haar vagina te betasten,
terwijl die [slachtoffer 1] aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
3.
hij op meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 12 november 2012 tot en met 31 juli 2016 te [plaatsnaam 4]
en/of [plaatsnaam]en
/of[plaatsnaam 3] en
/ofte [plaatsnaam 5] ,
in ieder geval in Nederland,met [slachtoffer 2] , geboortedatum [geboortedatum 3] , buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , door
- geslachtsgemeenschap met haar te hebben en
/of
- zijn penis in haar mond te brengen en
/of
- zijn vingers in haar vagina te brengen en
/of
- haar vagina te betasten en
/of
- haar borsten te betasten,
terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaren had bereikt en door verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend bij zijn gezin.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 3, telkens:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl hij het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt en opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van het voorarrest, en dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging zal worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de stap naar TBS met dwangverpleging te groot is. De onderbouwing daartoe in de onderliggende stukken is onvoldoende. Uit de rapporten volgt dat er geen sprake is van pedofilie. Er is ook geen aanleiding om te veronderstellen dat verdachte eerder soortgelijke delicten heeft gepleegd. De kans op herhaling is daardoor laag. Volgens de rapporten is de kans op herhaling hoger als er sprake is van dezelfde specifieke omstandigheden als waaronder onderhavige feiten zijn gepleegd. Die specifieke omstandigheden worden echter betwist.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 februari 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 29 maart 2018;
- een multidisciplinair rapport van [naam 3] , psycholoog, gedateerd 26 maart 2018, van [naam 4] , psychiater, gedateerd 27 maart 2018, en van [naam 5] , milieuonderzoeker.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veelvuldig verrichten van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met zijn twee minderjarige stiefdochters. Dit heeft ruim vier jaar geduurd. Verdachte heeft bij beide stiefdochters een kind verwekt en deze kinderen zijn ook ter wereld gebracht. De rechtbank overweegt dat verdachte door zijn handelen niet alleen op grove wijze een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochters, maar dat hij ook misbruik heeft gemaakt van zijn positie als stiefvader en dat hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft geschonden.
Verdachte heeft zijn stiefdochters hun jeugd ontnomen. Hij heeft beide zwanger gemaakt en hen, nu zij ieder moeder van een kind van hem zijn, ook voor de rest van hun leven met grote problemen opgezadeld. Beide hebben door toedoen van verdachte op veel te vroege leeftijd de verantwoordelijkheid gekregen voor de zorg en opvoeding van een kind, maar moeten ook leven met de wetenschap dat het kind door hun stiefvader is verwekt. Dat geldt eens te meer voor de kinderen van deze jonge vrouwen. Ook zij zullen in de toekomst moeten zien om te gaan met wat verdachte hun moeders heeft aangedaan en de moeilijk te aanvaarden, gecompliceerde situatie wat betreft hun afstamming.
Beide slachtoffers hebben hun eerste seksuele ervaringen met verdachte beleefd, waarmee de vrije seksuele ontwikkeling van de slachtoffers is beschadigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten daardoor psychisch beschadigd kunnen raken en daarvan ook op latere leeftijd nog de gevolgen kunnen ondervinden. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen volgt dat het handelen van verdachte een grote impact heeft gehad op beide stiefdochters en dat zij nog steeds de nadelige gevolgen ondervinden van hetgeen heeft plaatsgevonden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich totaal geen rekenschap heeft gegeven van de schade die hij bij zijn stiefdochters zou kunnen aanrichten.
Ook nu nog geeft hij er geen blijk van dat hij zich realiseert wat hij zijn stiefdochters heeft aangedaan en schuift hij een deel van de verantwoordelijkheid in de schoenen door vol te houden dat zij hem opzochten als hij onder invloed van cocaïne op bed lag.
Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens zijn strafblad, niet eerder wegens soortgelijke delicten met justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte rapportages.
Zowel psychiater [naam 4] als psycholoog [naam 3] hebben gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en ernstige verslavingsproblematiek in cannabis- en cocaïnegebruik. Ten tijde van het tenlastegelegde waren deze stoornissen aanwezig en de stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Verdachte had door zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis de neiging (impulsief) te nemen wat hij prettig en aantrekkelijk vond. Hierdoor werd de rem op antisociaal en strafbaar gedrag verminderd. Zijn cocaïnegebruik gaf aanleiding tot toegenomen seksuele lust en verminderden de rem nog sterker. Door de stoornissen had verdachte zo weinig controle op zijn gedrag, dat hij zijn seksuele lust niet in de hand hield. De rapporteurs hebben geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. In vergelijkbare omstandigheden is de verwachting dat verdachte zal recidiveren aanzienlijk. Wanneer zijn behoefte aan middelen (cannabis en cocaïne, maar ook aan seks) groot is, is de kans groot dat hij neemt wat hij kan krijgen. Door het cocaïnegebruik was de seksuele lust verhoogd en waren de slachtoffers beschikbaar voor bevrediging van de lust. Pedofiele neiging of behoefte zijn niet vastgesteld. Volgens de rapporteurs behoeft verdachte een langdurige behandeling gericht op de persoonlijkheidsstoornis en de stoornissen in cannabis- en cocaïnegebruik. Het juridisch kader dat de meeste mogelijkheden geeft de behandeling tot een goed einde te brengen is een TBS met verpleging, omdat daar het toezicht voldoende intensief kan zijn en dit kader de meeste garantie biedt voor het intensief volgen van de vorderingen van verdachte en zo een passend oefenkader kan bieden. Een voorwaardelijk strafdeel, waar behandeling als voorwaarde wordt gesteld, heeft als bezwaar dat de behandeling waarschijnlijk niet voldoende lang zal kunnen zijn en dat, bij overtreding van de voorwaarden, een tenuitvoerlegging van de straf zal geschieden, hetgeen de stoornissen laat bestaan met daarbij de kans op nieuwe strafbare feiten. Hetzelfde bezwaar geldt voor een TBS met voorwaarden. Daarbij komt dat het toezicht bij een TBS met voorwaarden niet bij de behandelaar ligt. Resocialisatie kan dan gemakkelijk snel worden ingezet met het risico op schijnaanpassing.
De reclassering heeft zich bij voornoemde adviezen aangesloten.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud en de conclusies van vorengenoemde rapporten.
De rechtbank is op grond van deze rapporten van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van de maatregel van TBS met verpleging vereist. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Aan de vereisten tot oplegging van de TBS-maatregel is dan ook voldaan.
Omdat verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar maar verminderd toerekeningsvatbaar is, zal de rechtbank naast de maatregel van TBS ook een straf opleggen. Gelet op de ernst van de feiten, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. De rechtbank houdt daarbij voorts rekening met de strafverzwarende omstandigheid dat de slachtoffers door verdachte werden verzorgd en opgevoed als behorend tot zijn gezin. Tot slot houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 37.586,28 aan materiële schade en een voorschot van € 20.000,= wegens immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 57.566,28.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de reiskosten die zij heeft gemaakt om haar dochter te bezoeken, de kosten die ze heeft gemaakt voor haar zwangerschap en de kosten wegens opgelopen studievertraging. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de verdediging verzocht gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Medische kosten
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd van de kosten van het eigen risico over de jaren 2016 tot en met 2021. De rechtbank is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de jaren 2016 tot en met 2018 voldoende is onderbouwd. Zij zal deze post dan ook toewijzen tot een bedrag van € 1.155,-. Met betrekking tot de periode van 2019 tot en met 2021 is de rechtbank van oordeel dat te onzeker is dat deze toekomstige kosten daadwerkelijk worden gemaakt. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Reiskosten
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd van de gemaakte reiskosten en van de overige en toekomstige reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat de vordering met betrekking tot de gemaakte reiskosten voldoende is onderbouwd. Zij zal deze post dan ook toewijzen tot een bedrag van € 1.216,28. Wat betreft de overige en toekomstige reiskosten is de rechtbank van oordeel dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd dan wel dat dit een te onzekere toekomstige gebeurtenis betreft. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Zorgkosten kind
De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd en zij is van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 20.000,- kan worden toegewezen.
Kosten zwangerschap
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd voor de kosten van de zwangerschap. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte deze kosten heeft vergoed. Zij is dan ook van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 500,- kan worden toegewezen.
Studievertraging
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd van de studievertraging die zij heeft opgelopen. De rechtbank overweegt dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij studievertraging heeft opgelopen door de zwangerschap en de bevalling van haar dochter. De rechtbank acht deze post dan ook voldoende onderbouwd en is van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 13.225,- kan worden toegewezen.
Telefoonkosten
De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd en zij is van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 200,- kan worden toegewezen.
Immateriële schadevergoeding
De rechtbank overweegt met betrekking tot de als voorschot gevorderde schade van
€ 20.000,- het volgende. De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de schriftelijke slachtofferverklaring, voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde strafbare feiten. Daarbij overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat personen die op jonge leeftijd te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag daarvan langdurig psychisch leed kunnen ondervinden. De rechtbank houdt verder rekening met de ernst van de feiten en de aard en de omvang en de aanzienlijke periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en acht het gevorderde bedrag redelijk en geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van de datum, gelegen aan het eind van de bewezenverklaarde periode, te weten: 31 oktober 2015.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 38.869,36 aan materiële schade en een voorschot van € 20.000,= wegens immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 58.869,36.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de verwachte medische kosten, de reiskosten die zij heeft gemaakt om haar dochter te bezoeken, de kosten die ze heeft gemaakt voor haar zwangerschap, de kosten wegens opgelopen studievertraging, de koffers en de eigen bijdrage in civiele zaken. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de verdediging verzocht gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Medische kosten
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd voor de te verwachten medische kosten over 2018 tot en met 2021. Daartoe is aangevoerd dat de benadeelde partij in 2018 18 jaar wordt en haar eigen zorgverzekering moet betalen. Naar verwachting start ze in 2018 met therapie. De rechtbank is van oordeel dat te onzeker is dat deze toekomstige kosten daadwerkelijk worden gemaakt. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Reiskosten
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd van de gemaakte reiskosten en van de overige en toekomstige reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat de vordering met betrekking tot de gemaakte reiskosten voldoende is onderbouwd. Zij zal deze post dan ook toewijzen tot een bedrag van € 1.348,36. Wat betreft de overige en toekomstige reiskosten is de rechtbank van oordeel dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd dan wel dat dit een te onzekere toekomstige gebeurtenis betreft. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Zorgkosten kind
De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd en zij is van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 20.000,- kan worden toegewezen.
Kosten zwangerschap
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd voor de kosten van de zwangerschap. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte deze kosten heeft vergoed. Zij is dan ook van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 500,- kan worden toegewezen.
Studievertraging
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd van de studievertraging die zij heeft opgelopen. De rechtbank overweegt dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij studievertraging heeft opgelopen door de zwangerschap en de bevalling van haar dochter. De rechtbank acht deze post dan ook voldoende onderbouwd en is van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 13.150,- kan worden toegewezen.
Telefoonkosten
De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd en zij is van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 200,- kan worden toegewezen.
Ziekenhuisopname zwangerschap
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevraagd voor de opname in het ziekenhuis wegens complicaties tijdens de zwangerschap. De benadeelde partij heeft 43 dagen in het ziekenhuis gelegen en er geldt een normbedrag van € 28,- per dag. De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd. Zij zal de vordering met betrekking tot deze schadepost van € 1.204,- dan ook toewijzen.
Koffers
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 120,- gevraagd voor het aanschaffen van koffers, nu zij direct na het doen van aangifte uit huis werd geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank is deze post voldoende onderbouwd en zij zal de vordering met betrekking tot deze schadepost dan ook toewijzen.
Eigen bijdrage civiele zaken
De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 392,- gevraagd wegens de eigen bijdrage voor het voeren van civiele procedures. De rechtbank acht deze post voldoende onderbouwd en zal de vordering met betrekking tot deze schadepost dan ook toewijzen.
Immateriële schadevergoeding
De rechtbank overweegt met betrekking tot de als voorschot gevorderde schade van
€ 20.000,- het volgende. De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de schriftelijke slachtofferverklaring, voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde strafbare feiten. Daarbij overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat personen die op jonge leeftijd te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag daarvan langdurig psychisch leed kunnen ondervinden. De rechtbank houdt verder rekening met de ernst van de feiten en de aard en de omvang en de aanzienlijke periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en acht het gevorderde bedrag redelijk en geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van de datum, gelegen aan het eind van de bewezenverklaarde periode, te weten: 31 juli 2016.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37, 37a, 37b, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor en K. Heesterbeek, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2018.
Mr. J. Wiersma en K. Heesterbeek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 6] van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017511245 (ONRBC17806 SIAM), gesloten op 10 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 135, 136, 138-140.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 144-145.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 135.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 25-31.
6.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , p. 36-37, 39.
7.Rapport DNA-verwantschapsonderzoek door het NFI,
8.Verklaring verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2018, proces-verbaal van verhoor verdachte p. 181