ECLI:NL:RBGEL:2018:1723

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
05/740604-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een voertuig op voetgangers in Apeldoorn

Op 17 april 2018 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man die beschuldigd werd van poging tot doodslag op twee voetgangers. De verdachte reed op 18 december 2017 met een zwarte auto met hoge snelheid op de voetgangers af, waarbij hij hen raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op de dood van de voetgangers heeft aanvaard. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 413 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uur. Daarnaast werd de verdachte voor 24 maanden de rijbevoegdheid ontzegd. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangevers en getuigen betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de lichte verstandelijke beperking van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740604-17
Datum uitspraak : 17 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats], wonende te [adres 1]
raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 18 december 2017, in de gemeente Apeldoorn (ter hoogte van de Rijnstraat 2a), althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven
- ( als bestuurder) in een/zijn voertuig (zwarte [type auto] met [kenteken]) is gestapt en/of
- ( vervolgens)(met enige en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen) op die [slachtoffer 1] is ingereden en/of in de richting van die [slachtoffer 1] is gereden, terwijl die [slachtoffer 1] (zich) op het voetgangerspad en/of het trottoir liep/begaf/bevond, en/of
- ( daarna) die [slachtoffer 1] heeft geraakt en/of aangereden en/of met die [slachtoffer 1] in botsing is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 december 2017, in de gemeente Apeldoorn (ter hoogte van de Rijnstraat 2a), althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere (open) botbreuken in de (linker)voet, heeft toegebracht door
- ( als bestuurder) in een/zijn voertuig (zwarte [type auto] met [kenteken]
) te stappen en/of
- ( vervolgens)(met enige en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen) op die [slachtoffer 1] in te rijden en/of in de richting van die [slachtoffer 1] te rijden, terwijl die [slachtoffer 1] (zich) op het voetgangerspad en/of het trottoir liep/begaf/bevond, en/of
- ( daarna) die [slachtoffer 1] te raken en/of aan te rijden en/of met die [slachtoffer 1] in botsing te komen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 december 2017, in de gemeente Apeldoorn (ter hoogte van Rijnstraat 2a), althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( als bestuurder) in een/zijn voertuig (zwarte [type auto] met [kenteken]) is gestapt en/of
- ( vervolgens)(met enige en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen) op die [slachtoffer 1] is ingereden en/of in de richting van die [slachtoffer 1] is gereden, terwijl die [slachtoffer 1] (zich) op het voetgangerspad en/of het trottoir liep/begaf/bevond, en/of
- ( daarna) die [slachtoffer 1] heeft geraakt en/of aangereden en/of met die [slachtoffer 1] in botsing is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op of omstreeks 18 december 2017, in de gemeente Apeldoorn (ter hoogte van Rijnstraat 2a), althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- ( als bestuurder) in een/zijn voertuig (zwarte [type auto] met [kenteken]) is gestapt en/of
- ( vervolgens)(met enige en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen) op die [slachtoffer 2] is ingereden en/of in de richting van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl die [slachtoffer 2] (zich) op het voetgangerspad en/of het trottoir liep/begaf/bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 december 2017, in de gemeente Apeldoorn (ter hoogte van de Rijnstraat 2a), althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( als bestuurder) in een/zijn voertuig (zwarte [type auto] met [kenteken]) is gestapt en/of
- ( vervolgens)(met enige en/of aanzienlijke snelheid en/of zonder af te remmen) op die [slachtoffer 2] is ingereden en/of in de richting van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl die [slachtoffer 2] (zich) op het voetgangerspad en/of het trottoir liep/begaf/bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 december 2017 reed verdachte in zijn auto (zwarte [type auto] met [kenteken]) te Apeldoorn bij de Rijnstraat ter hoogte van nummer 2 A. Aldaar stonden [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) op het trottoir. De auto van verdachte reed in hun richting, waarbij deze van de weg afging en op het voetgangerspad terecht kwam. [slachtoffer 2] is opzij gesprongen om de auto te ontwijken. [slachtoffer 1] is gewond geraakt aan zijn voet. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe onder meer gewezen op de VerkeersOngevalsanalyse (hierna VOA), de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaring van getuigen [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5]. Verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn gedrag tot de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zou kunnen leiden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde. Primair heeft hij daartoe aangevoerd dat opzet of voorwaardelijk opzet niet bewezen kan worden. Verdachte heeft niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte heeft, vanuit een situatie van stress en onmacht, tijdens het incident een verkeerde keuze gemaakt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat hooguit voorwaardelijk opzet op zware mishandeling bewezen kan worden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij over de stoep wilde rijden om de voetgangers te ontwijken die op de weg liepen en dat hij vervolgens de macht over het stuur was verloren. Hij probeerde zo snel mogelijk weg te komen. Hij ontkent aangever [slachtoffer 1] te hebben geraakt. Hij weet niet of hij geremd heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Over het verloop van de gebeurtenissen verklaart aangever [slachtoffer 1] als volgt: de auto reed in hun richting. Hij hoorde de auto met hoge toeren opschakelen. Hij schatte de snelheid op ongeveer 80 a 100 km per uur. De auto reed recht op hen af. Om de auto te ontwijken, sprong hij opzij. Hij voelde dat hij geraakt werd. De auto schampte langs zijn lichaam en hij voelde dat zijn linkerbeen geraakt werd. Hij is in het ziekenhuis opgenomen met diverse botbreuken in zijn linker voet. [3]
Volgens aangever [slachtoffer 2] reed de auto vol gas op hem en zijn vader af. Hij was verschrikkelijk bang en kon nog net op tijd opzij springen. Zijn vader werd door de auto geraakt en slingerde door de lucht. Vervolgens reed de auto door een paar voortuinen, ramde een boom en kwam in hun tuin tot stilstand. [4]
De rechtbank acht de verklaringen van beide aangevers betrouwbaar. Beide aangevers hebben voldoende gedetailleerd, consistent en niet tegenstrijdig verklaard. Bovendien worden hun verklaringen ondersteund door overige bewijsmiddelen, namelijk de letselinterpretatie van forensisch arts en de verklaringen van getuigen [naam 2], [naam 3] en [naam 4].
De forensisch arts heeft geconstateerd dat het letsel van [slachtoffer 1] gezien de aard, ernst en combinatie en locatie van de letsels (crushletsel, deglovementletsel, verbrijzelingsfracturen) past bij een hoogenergetische directe geweldsinwerking met beknelling door een autowiel. [5]
Getuige [naam 2], die vanuit haar auto zicht had op de gebeurtenissen, heeft hierover als volgt verklaard: ze zag een zwarte [type auto] staan, die ineens zonder verlichting de weg opreed. De auto gaf ineens veel gas en reed het voetgangerspad op, waar mannen liepen. De auto remde niet af en raakte één van de mannen. Vervolgens reed de auto door een tuin en kwam tot stilstand in een andere voortuin. Ze zag flinke schaafwonden aan de voet van de man die geraakt werd en oppervlakkig bloedverlies. [6]
Getuige [naam 3] heeft vanuit haar woonkamer waargenomen dat de auto van verdachte zonder verlichting, ineens met volle snelheid de stoep opreed en instuurde op de buurjongen en de buurman. [7]
Getuige [naam 4] verklaart dat de [type auto] zonder dat daar aanleiding voor was in een keer naar links stuurde en de stoep aan de linkerkant van de Rijnstraat opreed. [8]
Uit bovengenoemde verklaringen kan worden afgeleid dat verdachte zonder verlichting te voeren en zonder te remmen, abrupt en zonder enige aanleiding een (verhoogde) stoep aan de – vanuit verdachtes positie bezien - linkerkant van de weg is opgereden, recht op aangevers af. Daarbij heeft hij zo hard gereden dat hij enige tuinen verder pas tot stilstand is gekomen. Uit deze handelwijze van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte niet de macht over het stuur heeft verloren zoals hij zelf heeft verklaard, maar dat hij opzettelijk op beide personen is ingereden. Dat [slachtoffer 2] niet is geraakt, is omdat hij op het nippertje aan de kant kon springen en niet omdat verdachte niet ook op hem afreed.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte met aanzienlijke snelheid, zonder af te remmen op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden terwijl zij zich op het voetgangerspad bevonden. [slachtoffer 1] is daarbij door de auto geraakt waardoor hij letsel aan zijn linkervoet heeft opgelopen. [slachtoffer 2] kon net op tijd wegspringen.
Naar algemene ervaringsregels brengt het met aanzienlijke snelheid met een auto inrijden op onbeschermde verkeersdeelnemers, zoals voetgangers, een aanmerkelijke kans met zich op het dodelijk verwonden van deze voetgangers.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gedragingen van verdachte, zoals hierboven weergeven, naar de uiterlijke verschijningsvormen zozeer gericht op het teweeg brengen van een (dodelijk) ongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg daarvan willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank acht voorwaardelijk opzet daarom wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks18 december 2017, in de gemeente Apeldoorn (ter hoogte van de Rijnstraat 2a)
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven
- ( als bestuurder) in een
/zijnvoertuig (zwarte [type auto] met [kenteken]) is gestapt en
/of
- ( vervolgens)(met
enige en/ofaanzienlijke snelheid en
/ofzonder af te remmen) op die [slachtoffer 1] is ingereden
en/of in de richting van die [slachtoffer 1] is gereden, terwijl die [slachtoffer 1] (zich) op het voetgangerspad
en/of het trottoir liep/begaf/bevond, en
/of
- ( daarna) die [slachtoffer 1] heeft
geraakt en/ofaangereden en
/ofmet die [slachtoffer 1] in botsing is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op
of omstreeks18 december 2017, in de gemeente Apeldoorn (ter hoogte van Rijnstraat 2a),
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- ( als bestuurder) in een
/zijnvoertuig (zwarte [type auto] met [kenteken]) is gestapt en
/of
- ( vervolgens)(met
enige en/ofaanzienlijke snelheid en
/ofzonder af te remmen) op die [slachtoffer 2] is ingereden en/of in de richting van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl die [slachtoffer 2] zich) op het voetgangerspad
en/of het trottoir liep/begaf/bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair
Poging tot doodslag
Ten aanzien van feit 2, primair
Poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde met toepassing van het jeugdstrafrecht wordt veroordeeld tot jeugddetentie van 413 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden te koppelen overeenkomstig het rapport van Reclassering Nederland van 28 maart 2018: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, contactverbod met de familie [naam 6] en de inspanningsverplichting om mee te werken aan dagbesteding. Zij heeft naast de jeugddetentie een taakstraf gevorderd voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. Zij heeft tevens gevorderd dat het contactverbod met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [naam 1] dadelijk uitvoerbaar wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie geformuleerde eis te hoog is. Het is niet nodig om naast jeugddetentie ook een taakstraf op te leggen. De dadelijke uitvoerbaarheid is ook niet passend. Er is geen indicatie dat verdachte weer op het verkeerde pad zal belanden. Een ontzegging van de rijbevoegdheid is tevens niet nodig. Verdachte heeft de auto nodig omdat hij voor het garagebedrijf van zijn vader werkt. Er kan daarom worden volstaan met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als stok achter de deur.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 februari 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering, gedateerd 28 maart 2018 en
- een rapport van psychologisch onderzoek van [naam 7], psycholoog, gedateerd 25 maart 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Het handelen van verdachte had de dood van beide aangevers tot gevolg kunnen hebben. Hij heeft, met hoge snelheid, ingereden op aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] terwijl ze zich op het voetgangerspad bevonden. Verdachte heeft, door op deze wijze te handelen, het leven van de aangevers in de waagschaal gesteld. Hij heeft in het bijzonder [slachtoffer 1] veel pijn en letsel toegebracht, maar ook psychische schade berokkend. Dat [slachtoffer 2] niet is geraakt komt doordat hij op tijd opzij sprong. Het optreden van verdachte op straat is schokkend voor de ooggetuigen en versterkt de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkig ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Het advies is om de feiten aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat als de aanwezige problematiek onbehandeld blijft. Om recidive te voorkomen is het volgens de psycholoog van belang dat verdachte zo snel mogelijk een ambulante begeleiding krijgt en behandeling volgt voor de duur van minimaal één, eventueel twee jaar.
De rechtbank neemt het advies -om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen- over.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte zich heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden en afspraken met de toezichthouder. Er is geen contact geweest met aangevers en hij heeft zich gehouden aan de tijden en gebiedsverboden.
Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten zijn de verstandelijke beperking en het hieruit voortvloeiende emotieregulatie- en controlemechanismen risicofactoren. Met de in het rapport geadviseerde, hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden, is het mogelijk om tijdig te interveniëren. Daarbij heeft de reclassering geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen, nu verdachte ten opzichte van zijn leeftijdgenoten achterloopt in de ontwikkeling op verschillende gebieden en nog in grote mate afhankelijk is van zijn ouders. Daarbij wordt voortzetting van het toezicht bij de volwassenenreclassering van meerwaarde geacht.
Met dit alles houdt de rechtbank rekening.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf, gelet op de persoon van verdachte, voldoende recht doet aan de feiten. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het echter niet geboden om het contactverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Verdachte heeft immers twee maanden lang geen contact opgenomen met de familie [naam 6]. Hieruit kan niet zonder meer volgen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend zal gedragen jegens de aangevers. Gelet hierop ziet de rechtbank geen noodzaak tot het opleggen van het contactverbod met dadelijke uitvoerbaarheid. Verder zal de rechtbank overeenkomstig het advies van de reclassering het jeugdstrafrecht toepassen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde. [slachtoffer 1] heeft een bedrag van € 5.605,14 (bestaande uit € 4105,14 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade) gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. [slachtoffer 2] heeft een bedrag van € 1.350,00 (bestaande uit € 500,00 materiële schade en € 850,00 immateriële schade) gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] dient te worden toegewezen tot het bedrag van € 5.466,21 (bestaande uit € 3966,21 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade), waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 62 dagen hechtenis. Voor het overige dient [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
De vordering van [slachtoffer 2] dient te worden toegewezen tot het bedrag van € 850,00 (bestaande uit immateriële schade), waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis. Voor het overige dient [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de vorderingen van aangevers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van medeschuld. Verder zijn er teveel losse eindjes in de vorderingen van [slachtoffer 1].
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij, [slachtoffer 1]
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
€ 2.784,18: zijnde medische kosten (bestaande uit ziekenhuis opname, kosten apotheek, pleisters, verband en douchehoes, kosten huur krukken, looprek en rolstoel, eigen risico 2017, eigen risico 2018, stelpost kosten psycholoog voor 6-7 sessies, stelpost kosten fysiotherapeut voor 40 behandelingen en stelpost orthopedisch schoeisel)
€ 137,18: zijnde reiskosten en parkeerkosten
€ 500,64: zijnde huishoudelijke hulp
€ 683,14: zijnde overige kosten (bestaande uit beschadigde kleding, kosten huur tijdens opname ziekenhuis, kosten ruim zittende kleding, extra belkosten, tonercartridge, kosten CD rom t.b.v. dossier plus parkeerkosten en een wandelstok).
Naar het oordeel van de rechtbank is de materiële vordering deels toewijsbaar. De kosten voor huishoudelijke hulp en de reis- en parkeerkosten zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de gevorderde bedragen van € 500,64 en € 137,18 dan ook toewijzen.
Medische kosten
Voor wat betreft de medische kosten komen slechts de daadwerkelijk gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking. De opgevoerde kosten voor de nog te volgen behandelingen kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Ter zitting is naar voren gebracht dat van de zes a zeven opgevoerde sessies bij de psycholoog, er vijf daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal dan ook toewijzen een bedrag van € 593,00.
Van de opgevoerde 40 behandelingen bij een fysiotherapeut hebben inmiddels 25 behandelingen plaatsgevonden. De rechtbank zal dan ook toekennen een bedrag van (25/40e deel van € 1.194,00) wat neerkomt op een bedrag van € 746,25.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering met betrekking tot het stelpost ‘orthopedisch schoeisel’ omdat het niet voldoende onderbouwd is.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering inzake medische kosten tot een bedrag van € 1961,20 ( € 593,00 + € 746,25 + € 140,00 + € 33,13 + € 80,00 + € 292,66 + € 76,16) toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Overige kosten
De rechtbank is van oordeel dat de kosten ter zake ‘huur tijdens opname ziekenhuis’, ‘de kosten Cd-rom t.b.v. dossier’ en de ‘wandelstok’ voldoende zijn onderbouwd en aannemelijk zijn geworden. De rechtbank zal de gevorderde bedragen van € 11,20, € 14,00 en € 18,95 dan ook volledig toewijzen.
De benadeelde partij heeft ruim zittende kleding en diverse benodigdheden aangeschaft in verband met zijn letsel. De rechtbank zal de kosten voor de ruim zittende kleding en diverse benodigdheden toewijzen, met uitzondering van de kosten die gemaakt zijn voor de [merknaam] onderbroeken omdat de rechtbank deze kosten niet noodzakelijk vindt. Ten aanzien van de gevorderde schade voor de beschadigde kleding is er een gebrek aan stukken aangaande de waarde en aanschafdatum van die kleding. De rechtbank zal dus een schatting maken van de waarde van de beschadigde kleding in combinatie met de aanschaf van de nieuwe kleren die voor vergoeding in aanmerking komen. Het gevorderde aan beschadigde kleding en ruim zittende kleding en diverse benodigdheden in verband met het letsel is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 200,00.
De gevorderde materiële schade wordt bepaald op een bedrag van € 244,15 (€ 11,20 + € 14,00 + € 18,95 + € 200,00).
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de materiële vordering tot een bedrag van € 2.843,17 ( 500,64 + € 137,18 + € 1961,20 + € 244,15) toewijzen.
Immateriële schade
Het gevorderde bedrag van € 1500,00 aan immateriële schade is voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onredelijk voor en zal daarom geheel worden toegewezen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de vordering van [slachtoffer 1] toewijst tot een bedrag van € 4.343,17 (€ 1500,00 + € 2.843,17).
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 18 december 2017.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij, [slachtoffer 2]
De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding van zijn telefoon. [slachtoffer 2] heeft gesteld dat door het handelen van verdachte zijn telefoon kapot is gegaan. Deze stelling is echter niet nader onderbouwd en vindt onvoldoende steun in de bewijsmiddelen in het dossier. Gelet hierop en op de betwisting door de verdediging, is niet vast komen te staan dat sprake is van rechtstreekse schade. Deze schadepost zal dan ook worden afgewezen.
Het gevorderde bedrag van € 850,00 aan immateriële schade is voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onredelijk voor en zal daarom geheel worden toegewezen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de vordering van [slachtoffer 2] toewijst tot een bedrag van € 850,00.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 18 december 2017.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard worden in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen ten aanzien van dit gedeelte slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 77c, 77i, 77m, 77n, 77r, 77x, 77y, 77z en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
jeugddetentie voor de duur van 413 (vierhonderddertien)dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
365 (driehonderdvijfenzestig)dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen volgend op 17 april 2018 (de dag van de uitspraak) moet melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: [adres 2]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich te laten begeleiden en te laten behandelen door het FACT-team van Trajectum of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks, ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem/in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- wordt verboden contact te (laten) leggen met (de familie van) aangevers, voor zolang de reclassering dit nodig acht;
- wordt verplicht zich in te zetten voor een gedegen dagbesteding, in overleg en ter beoordeling van de reclassering en voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
de beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag

1. [slachtoffer 1] € 4.343,17

2. [slachtoffer 2] € 850,00

vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijkin hun vorderingen;
 legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis

1. [slachtoffer 1] € 4.343,17 62 dagen

2. [slachtoffer 2] € 850 17 dagen

 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Badji, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2018.
mr. C.H.M. Pastoors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord en Oost- Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 201801111115.ALG gesloten op 24 januari 2018 in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 April 2018, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], p. 71 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 80.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 70.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 79.
5.Letselinterpretatie door [naam 8], forensisch arts KNMG, d.d. 8 maart 2018.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2], p. 95.
7.Proces verbaal van verhoor getuige [naam 3], p. 101.
8.Proces verbaal van verhoor getuige [naam 4], p. 130.