ECLI:NL:RBGEL:2018:1686

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
C/05/335634/ KZ RK 18/62
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende vooringenomenheid en misbruik van recht

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 10 april 2018, is het wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. De verzoeker heeft de wraking ingediend tegen mr. O. Nijhuis, kantonrechter in de rechtbank Gelderland, vanwege vermeende vooringenomenheid. De verzoeker stelt dat de rechter in een eerdere beschikking van 5 april 2018 beslissingen heeft genomen op basis van aannames en veronderstellingen, waarbij tegenstrijdige beslissingen zijn genomen en bewijzen zijn genegeerd. De wrakingskamer oordeelt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken na een einduitspraak. De rechtbank concludeert dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker niet tijdig heeft gereageerd op de eindbeslissing van de rechter. Bovendien oordeelt de wrakingskamer dat er sprake is van misbruik van recht, aangezien het verzoek pas na de einduitspraak is ingediend. De wrakingskamer wijst het verzoek af zonder behandeling ter zitting en bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, zelfs niet bij nieuwe feiten of omstandigheden. De beschikking is openbaar uitgesproken en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/335634/ KZ RK 18/62
Beschikking van10 april 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. O. Nijhuis,
in zijn hoedanigheid van kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingslocatie Zutphen,
hierna te noemen: de rechter.
Partijen worden hierna aangeduid als verzoekers respectievelijk de rechters.

1.1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het per e-mail ingediende wrakingsverzoek van 9 april 2018.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot strekt tot wraking van de rechter als kantonrechter in de zaak met zaakgegevens 6654392 / EZ VERZ 18/73 / TS tussen verzoeker als verzoekende partij enerzijds en [verwerende partij 1] en [verwerende partij 2] als verwerende partijen en [belanghebbende] als belanghebbende.
2.2
Verzoeker legt aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag dat de rechter in de beschikking van 5 april 2018 op aannames, veronderstellingen en suggesties beslissingen heeft genomen waarbij tegenstrijdige beslissingen zijn genomen en bewijzen zijn genegeerd. Alles wijst er volgens verzoeker op dat de rechter bewust zaken heeft verdraaid en achterwege heeft gelaten, dat de rechter vooringenomen was en de wederpartij wilde indekken voor fouten.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484).
Uit artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek moet bovendien worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden en -volgens vaste rechtspraak- voor de einduitspraak.
Verder: het middel van de wraking kan niet een verkapt rechtsmiddel zijn tegen onwelgevallige beslissingen van de rechter. Een negatief ervaren beslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. Dit is alleen anders, als de beslissing zo zeer onbegrijpelijk is, dat voor deze beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid van de rechter.
Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2.
Tijdigheid van het wrakingsverzoek
Uit de beschikking van 5 april 2018 blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer dat de rechter ten aanzien van de verzoeken gerubriceerd “onder a tot en met c” een eindbeslissing heeft genomen. De beschikking bevat immers overwegingen waaruit blijkt dat de rechter op die onderdelen een eindbeslissing heeft genomen, terwijl die eindbeslissing ook in het dictum is opgenomen: de rechter heeft die verzoeken afgewezen.
Nu de wet niet voorziet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het doen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die de uitspraak heeft gedaan, is verzoeker in zoverre niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.
3.3.
. Misbruik van recht
Op een onderdeel, door de rechter gerubriceerd “onder d”, heeft de rechter een tussenbeslissing genomen, welke inhoudt dat dit deel van het verzoek wordt verwezen naar de rechtbank en wel naar de rolzitting van 11 april 2018 voor vonnis.
Uit de beschikking blijkt dat tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2018 reeds de mogelijkheid van deze verwijzing (voor vonnis) aan de orde is geweest en met partijen is besproken. De wrakingskamer overweegt dat niet is gebleken dat verzoeker tijdens die mondelinge behandeling of in de periode daarna hierin aanleiding heeft gezien om een wrakingsverzoek in te dienen. Het wrakingsverzoek is pas ingediend nadat de rechter de beschikking van 5 april 2018 had gegeven, terwijl de zaak op 11 april 2018 voor vonnis staat. Daargelaten dat het wrakingsverzoek (grotendeels) inhoudelijk klaagt over de juistheid van deze beslissing, waarover de wrakingskamer zich niet heeft uit te spreken, is er naar het oordeel van de wrakingskamer gezien dit procesverloop sprake van misbruik van recht en kan verzoeker niet in zijn wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.4.
Afdoening buiten zitting, misbruikbepaling
De wrakingskamer is van oordeel dat dat de gronden zelfstandig en in samenhang bezien niet kunnen leiden tot toewijzing van het verzoek. Wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid van het verzoek zoals bedoeld in artikel 9.1 Wrakingsprotocol ziet de wrakingskamer aanleiding het verzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds af te wijzen.
Gelet op het hiervoor reeds gegeven oordeel dat sprake is van misbruik van recht, zal de rechtbank bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak (daaronder begrepen de in de beschikking van 5 april 2018 genoemde vervolgprocedure bij de rechtbank), ook wanneer hij zich beroept op nieuwe feiten of omstandigheden, niet in behandeling zal worden genomen.
Wat meer of anders is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De wrakingskamer beslist daarom als volgt.

4.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart verzoeker
niet-ontvankelijkin het wrakingsverzoek, gericht tegen mr. Nijhuis;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak (daaronder begrepen de in de beschikking van 5 april 2018 genoemde vervolgprocedure bij de rechtbank), ook wanneer hij zich beroept op nieuwe feiten of omstandigheden,
niet in behandelingzal worden genomen;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt voortgezet in de stand waarin de behandeling zich bevond ten tijde van indiening van het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. P.F.A. Bierbooms, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.J.M. Fransen en in openbaar uitgesproken op 10 april 2018.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.