ECLI:NL:RBGEL:2018:1659

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1202
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van milieu-informatie en bedrijfsgegevens in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 12 april 2018, staat de openbaarheid van milieu-informatie en bedrijfsgegevens centraal. Eiseres, een partij die informatie had aangevraagd op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Economische Zaken. De rechtbank behandelt de verzoeken van eiseres om informatie over een derde-partij die een nertsenhouderij exploiteert. Eiseres verzocht om documenten die verband houden met de bedrijfsvoering van de derde-partij, waaronder emissiegegevens en correspondentie met de overheid. De rechtbank oordeelt dat het procesbelang van eiseres is vervallen, omdat verweerder inmiddels een besluit had genomen. Echter, de rechtbank constateert dat verweerder niet alle gevraagde informatie had verstrekt en dat er een gebrek was in de besluitvorming. De rechtbank vernietigt het besluit van 2 februari 2017 voor zover het betreft de niet openbaar gemaakte gegevens en oordeelt dat verweerder deze alsnog moet openbaar maken. De rechtbank benadrukt dat gegevens over aantallen dieren en huisvestigingsplaatsen als milieu-informatie moeten worden beschouwd en dat de weigeringsgrond voor bedrijfs- en fabricagegegevens niet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de openbaarmaking van deze gegevens noodzakelijk is voor de controle op emissies en dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1202

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. van Duijn),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken te Zwolle, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats].
(gemachtigde: mr. J. van Groningen)

Procesverloop

Bij brief van 1 november 2016 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van
een besluit door verweerder op haar verzoek om informatie op grond van de
Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van 19 juli 2016.
Bij besluit van 2 februari 2017 heeft verweerder alsnog beslist op het verzoek van eiseres. Op 14 februari 2017 heeft verweerder een dwangsom toegekend aan eiseres. Op 20 februari 2017 heeft verweerder een aantal documenten gedeeltelijk feitelijk verstrekt.
Eiseres heeft op 16 maart 2017 gronden aangevoerd tegen het besluit van verweerder van
2 februari 2017.
Verweerder heeft op 7 augustus 2017 een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 23 december 2016, 9 juni 2017 en op 1 november 2017 een aantal stukken aan de rechtbank overgelegd, waarvan hij heeft verzocht te bepalen dat uitsluitend de rechtbank van deze stukken kennis mag nemen. Bij beslissingen van 28 maart 2017, 5 juli 2017 en 17 november 2017 heeft de rechtbank in een andere samenstelling bepaald dat beperking van kennisneming van deze documenten gerechtvaardigd is. De andere partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om mede op basis van deze stukken uitspraak te doen.
Het beroep is behandeld op de zitting van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2017.
De gemachtigde van eiseres is verschenen. Namens verweerder is verschenen:
mr. drs. K.E. Blom. De derde partij en haar gemachtigde zijn verschenen. De rechtbank heeft op 6 oktober 2017 het onderzoek heropend en partijen de gelegenheid geboden schriftelijk te reageren op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2211). Daarnaast heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of hij over mail- of andere correspondentie beschikt die onder de reikwijdte van het verzoek valt en om de rechtbank van die uitkomst mededeling te doen. Verder heeft de rechtbank de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Partijen hebben schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft partijen vervolgens meegedeeld dat zij een nadere zitting niet nodig acht. Nadat geen van de partijen binnen de daartoe door de rechtbank gestelde termijn heeft verklaard gehoord te willen worden, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres verzoekt op 19 juli 2016 om gegevens met betrekking tot de derde-partij. De derde-partij exploiteert een nertsenhouderij. Verzocht wordt om een afschrift van de melding als bedoeld in artikel 4, onder e, van de
Wet verbod pelsdierhouderij, inclusief het formulier en eventuele bijlagen, alsmede afschriften van alle correspondentie tussen verweerder en de derde-partij over een bedrijfsverplaatsing.
Eiseres heeft verweerder bij brief van 22 september 2016 in gebreke gesteld en hierbij verzocht alsnog binnen twee weken een besluit te nemen. Omdat verweerder op 1 november 2016 nog niet heeft beslist op het verzoek heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen van verweerder.
Op 2 februari 2017 heeft verweerder beslist op het verzoek van eiseres van 19 juli 2016. Eiseres heeft inmiddels een dwangsom ontvangen van verweerder
.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep van eiseres geacht mede te zijn gericht tegen het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. De rechtbank stelt vast dat met het besluit van 2 februari 2017 niet aan het beroep is tegemoetgekomen, zodat het beroep van rechtswege tegen dit besluit is gericht.
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
2. De rechtbank stelt voorop dat het middel ‘beroep niet tijdig’ is bedoeld om een bestuursorgaan te bewegen een reëel besluit te nemen. Nu verweerder, hangende beroep, alsnog dat reële besluit heeft genomen, is het processuele belang van eiseres bij een rechterlijk oordeel over het niet tijdig beslissen op haar aanvraag vervallen. De rechtbank zal het beroep in zoverre dan ook niet-ontvankelijk verklaren wegens het vervallen van procesbelang.
Het beroep van rechtswege
3. Verweerder heeft op 2 februari 2017 beslist op het verzoek van eiseres. Verweerder heeft de volgende documenten aangetroffen op basis van het verzoek van eiseres:
- een formulier melding verplaatsing pelsdierhouderij;
- een bij de melding behorende brief aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van 21 september 2016;
- een aanvraag vergunning Wet milieubeheer, behorend bij een besluit van 8 september 1999;
- een beschikking krachtens de Wet milieubeheer op een aanvraag om een vergunning van
2 mei 1997;
- een brief van RVO van 18 oktober 2016 naar aanleiding van de melding.
Deze documenten zijn deels openbaar gemaakt. Openbaarmaking van namen, adressen,
e-mailadressen en andere informatie waaruit deze wetenswaardigheden te herleiden zijn, leiden volgens verweerder tot onevenredige benadeling van het bedrijf/de persoon waarop de informatie betrekking heeft. Openbaarmaking van deze gegevens kan leiden tot incidenten in deze sector. Daarom heeft verweerder deze gegevens geweigerd openbaar te maken. Verder is het relatienummer van betrokkene geweigerd. Openbaarmaking hiervan kan leiden tot onevenredige benadeling van de betrokkene. Verweerder classificeert verder informatie in de documenten die toeziet op de aantallen dieren en de huisvestingsplaatsen als bedrijfs- en fabricagegegevens. Openbaarmaking hiervan kan zorgen voor ondermijning van de concurrentiepositie. Deze informatie wordt om die reden niet openbaar gemaakt.
4. Eiseres stelt zich allereerst op het standpunt dat niet alle gevraagde informatie is overgelegd. In het verzoek is gevraagd om een afschrift van de in artikel 4, onderdeel e, van de Wet verbod pelsdierhouderij bedoelde melding, inclusief het formulier en eventuele bijlagen, alsmede afschriften van alle correspondentie tussen verweerder en de derde-partij over de bedrijfsverplaatsing. In de overgelegde brief van 21 september 2016 wordt verwezen naar een e-mail van 27 juni 2016, deze is niet overgelegd.
5. Ter zitting is gebleken dat verweerder het Wob-verzoek te beperkt heeft opgevat. Er is niet gezocht naar e-mails met betrekking tot de bedrijfsverplaatsing. Er heeft daardoor geen volledige zoekslag plaatsgevonden. In zoverre kleeft aan het besluit een gebrek en is er sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb en zal het bestreden besluit in zoverre vernietigd moeten worden. Verweerder heeft inmiddels bij brief van 1 november 2017 meegedeeld dat een e-mailwisseling, waarvan de e-mail van 27 juni 2016 deel uitmaakt, alsnog is gevonden, en dat deze gedeeltelijk openbaar gemaakt kan worden. Verweerder zal daar alsnog over moeten besluiten.
6. Eiseres kan zich verder niet verenigen met het weglakken van bepaalde gegevens in de aan haar verstrekte documenten. Ter zitting is gebleken dat eiseres zich kan vinden in het weglakken van namen en adressen van natuurlijke personen, telefoonnummers,
e-mailadressen, handtekeningen, BSN-nummers en het KvK-nummer. Eiseres kan zich niet verenigen met het weglakken van het relatienummer, de naam en adresgegevens van het bedrijf, de namen van de gemeenten, en van overige bedrijfsgegevens.
Relatienummer
7. Verweerder heeft het relatienummer niet openbaar gemaakt omdat dit volgens hem leidt tot onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken personen (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob). In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het relatienummer gekoppeld kan worden aan reeds openbaar gemaakte bedrijfsinformatie. Iemand kan bellen naar Rvo en met het relatienummer bepaalde informatie opvragen. Er zijn meerdere verzoeken ingediend waarin is gevraagd om informatie over aantallen en locaties. Als het relatienummer niet wordt weggelakt dan is daarmee te herleiden welke stukken samenhangen en is het herleidbaar tot de pelsdierhouderij.
Eiseres voert aan dat niet valt in te zien hoe openbaarmaking van het relatienummer ernstige schade kan berokkenen aan de derde-partij.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat openbaarmaking van het relatienummer misbruik in de hand werkt. Evenmin is inzichtelijk gemaakt dat dit nummer herleidbaar is tot niet openbaar gemaakte andere informatie van het bedrijf. Het gegeven dat openbare informatie aan andere openbare informatie gekoppeld kan worden is geen reden om openbaarmaking te weigeren. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat door een dergelijke koppeling niet-openbare gegevens, zoals persoonsgegevens, toegankelijk worden voor het publiek. Van onevenredige benadeling is naar het oordeel van de rechtbank hier dan ook geen sprake. Het betoog slaagt. Verweerder zal dus alsnog het relatienummer openbaar moeten maken.
Dieraantallen/ huisvestigingsplaatsen/ feitelijke emissiegegevens
9. Verweerder heeft in de verstrekte documenten gegevens over aantallen nertsen of fokteven, dierplaatsen en kooiaantallen weggelakt. Verweerder heeft deze gegevens als bedrijfs- en fabricagegegevens aangemerkt. In het geval hier sprake van is dan moeten de gegevens die hieronder vallen, op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob in beginsel worden geweigerd.
10. Voor de relevante wet –en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
11. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, ter voorbeeld wordt verwezen naar de uitspraak van 5 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:952), moet artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief worden uitgelegd. Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt.
12. Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis te hebben genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het aantal gehouden dieren en de gegevens die betrekking hebben op de huisvestigingsplaatsen bedrijfs- en fabricagegegevens betreffen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, en onder c van de Wob. De derde-partij heeft het aantal dieren en de huisvestigingsplaatsen van zijn bedrijf in vertrouwen aan de overheid medegedeeld. Voor dit standpunt is steun te vinden in de jurisprudentie van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 november 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BK1977), waarin dierenaantallen als bedrijfs- en fabricagegegevens zijn aangemerkt.
13. Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat de absolute weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, niet van toepassing is, omdat ten aanzien van de aantallen dieren en huisvestigingsplaatsen sprake is van milieu-informatie. Volgens de Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en volgens jurisprudentie kan openbaarmaking bij milieu-informatie alleen op zwaarwegende gronden worden geweigerd. Het aantal te houden dieren en huisvestigingsplaatsen is beslissend voor de door de inrichting veroorzaakte emissies. Verder is het vreemd dat het aantal dieren en huisvestigingsplaatsen van een pelsdierhouderij wel altijd bekend worden gemaakt in het kader van een omgevingsvergunning of een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming. Indien een fokker zich aan zijn vergunning houdt is de wetenswaardigheid van de geweigerde informatie voor concurrenten nihil. Voor zover sprake is van emissiegegevens mochten de gegevens in zijn geheel niet worden geweigerd, aldus eiseres.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het standpunt van eiseres dat sprake is van milieu-informatie voor het eerst in beroep is aangevoerd. Daarom heeft verweerder dit niet bij de besluitvorming betrokken. Indien de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van milieu-informatie, dan is openbaarmaking van de plaats en de aantallen geen gegeven. Het aantal pelsdieren zegt namelijk iets over de omvang van het bedrijf, en daarmee is sprake van bedrijfs- en fabricagegegevens, die op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob geweigerd moeten worden. Gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wob dient een belangenafweging te worden gemaakt ten aanzien van bedrijfs- en fabricagegegevens die tevens milieu-informatie zijn. Het aantal dieren dat feitelijk wordt gehouden kan niet worden afgeleid uit een omgevingsvergunning, en is daarmee dus nog niet openbaar, aldus verweerder.
14. Naar het oordeel van de rechtbank betreffen de gegevens met betrekking tot aantallen dieren die gehouden mogen worden en de huisvestigingsplaatsen, en de gegevens die hierop betrekking hebben, milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, omdat dit factoren zijn die elementen van het milieu aantasten of kunnen aantasten. Het feit dat de gegevens niet zijn opgevraagd in het kader van de Wet milieubeheer is hierbij niet relevant. Bij de beoordeling van de vraag of iets milieu-informatie betreft gaat het erom of de informatie op zichzelf milieu-informatie is. Dat er sprake is van milieu-informatie betekent, anders dan verweerder betoogt, dat verweerder artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob niet als een absolute weigeringsgrond mocht hanteren. Indien sprake is van emissiegegevens is deze weigeringsgrond helemaal niet meer toepasbaar.
15. In de uitspraak van de Afdeling van 16 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2211)
heeft de Afdeling overwogen naar aanleiding van de arresten van het Hof van Justitie van
23 november 2016 van de Europese Unie genaamd Bayer CropScience (ECLI:EU:C:2016:890) en Commissie/ACC (ECLI:EU:C:2016:889)
“.. dat het college van een te beperkte uitleg van het begrip emissiegegeven is uitgegaan. Hiertoe wordt overwogen dat het college voor de uitleg van het begrip emissiegegeven is aangesloten bij de jurisprudentie van de Afdeling. De uitleg die de Afdeling heeft gegeven aan het begrip emissiegegevens, bijvoorbeeld in de uitspraak van 28 oktober 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK1375, en de uitspraak van 4 mei 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM3265, is echter beperkter dan de uitleg die het Hof aan dat begrip heeft gegeven in de arresten Bayer CropScience en Commissie/ACC. Hierbij is van belang dat uit die arresten kan worden afgeleid dat onder de begrippen "emissies in het milieu" en "informatie over emissies in het milieu" niet alleen gegevens moeten worden begrepen die de daadwerkelijke uitstoot betreffen, maar ook de gegevens over de invloeden van die emissies op het milieu alsook de gegevens die het publiek in staat stellen te controleren of beoordeling van de daadwerkelijke of voorzienbare emissies, welke beoordeling aan de besluitvorming door een bestuursorgaan ten grondslag heeft gelegen, juist is.”
16. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze uitspraak dat in dit geval de dieraantallen en huisvestingsplaatsen als emissiegegevens moeten worden beschouwd. Deze gegevens zijn immers noodzakelijk om te controleren of de daadwerkelijke of voorzienbare emissies, welke beoordeling aan de besluitvorming door een bestuursorgaan ten grondslag heeft gelegen, juist is.
Verweerder heeft nog aangevoerd dat in het kader van de voorliggende bestuurlijke aangelegenheid, de verplaatsing van het bedrijf van de derde-partij, geen beoordeling van emissies is gemaakt. De daadwerkelijk verplaatste dieraantallen en de aantallen die nu in het geding zijn, hebben niet ten grondslag gelegen aan een beoordeling van verweerder in het kader van toegestane emissies in het milieu. Dit standpunt leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De door verweerder gemaakte beoordeling van de gegevens doet niet af aan de aard van die gegevens. Evenmin valt in te zien dat emissiegegevens uitsluitend openbaar dienen te worden gemaakt door het bestuursorgaan dat die emissies beoordeelt. De bij verweerder voorhanden zijnde gegevens kunnen van belang zijn om het publiek in staat te stellen om te verifiëren of de door een ander bestuursorgaan te maken beoordeling van daadwerkelijke of voorzienbare emissies juist is.
17. Onder de weggelakte gegevens bevinden zich verder emissiegegevens in enge zin, namelijk de gegevens over het potentieel zuur in de vergunning en de gegevens in de tabel die daarbij hoort.
De dieraantallen, huisvestingsplaatsen en ammoniak- en zuurdepositiegegevens zijn emissiegegevens als bedoeld in artikel 10, vierde lid, eerste volzin van de Wob. Op deze gegevens is de weigeringsgrond over bedrijfs- en fabricagegegevens niet toepasbaar. Gesteld noch gebleken is dat ten aanzien van deze gegevens zich een andere weigeringsgrond voordoet. Verweerder had deze gegevens dan ook openbaar moeten maken.
naam en adresgegevens bedrijf en betrokken gemeenten/ locaties
18. Eiseres heeft bij brief van 2 november 2017 verduidelijkt dat het beroep zich niet richt tegen het weigeren van informatie over de namen en contactgegevens van ambtenaren en privépersonen, tenzij deze samenvallen met informatie over het bedrijf.
De rechtbank begrijpt daaruit dat eiseres wil kunnen beschikken over gegevens die het mogelijk maken na te gaan op welke locaties of inrichtingen de verplaatsing betrekking heeft.
19. De locatiegegevens van de inrichtingen/bedrijven die bij de bedrijfsverplaatsing zijn betrokken, zijn milieu-informatie of hangen daar zozeer mee samen dat gelet op artikel 10, zesde lid, van de Wob die gegevens niet mogen worden geweigerd vanwege onevenredige bevoordeling of benadeling. Dit betekent dat verweerder die gegevens alsnog openbaar moet maken. Hieronder vallen de weggelakte namen van gemeenten, waar die staan vermeld als locatie van een nertsenhouderij of als bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer, en het adres van de inrichtingen, zoals bijvoorbeeld vermeld in de beschikking op de aanvraag van 2 mei 1997 onder “onderwerp”.
Gezien het nadere standpunt van eiseres over reikwijdte van het beroep hoeven de namen van de betrokken persoonsvennootschappen, die tot personen herleidbaar zijn, niet openbaar gemaakt te worden.
20. Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 2 februari 2017 is gegrond. De rechtbank zal het besluit vernietigen voor zover daarbij:
  • is verzuimd een besluit te nemen over de openbaarmaking van de in rechtsoverweging 5 genoemde e-mailwisseling;
  • het relatienummer is weggelakt;
  • aantallen te houden dieren en gegevens over huisvestigingsplaatsen/hokken en gegevens over ammoniakemissie en zuurdepositie zijn weggelakt;
  • de namen van gemeenten en locatie/adresgegevens van inrichtingen zijn weggelakt.
Omdat verweerder geen nadere belangenafweging mag maken ten aanzien van de ten onrechte niet openbaar gemaakte bedrijfs- en fabricagegegevens, ziet de rechtbank geen aanleiding om gebruik te maken van de bestuurlijke lus, zoals door verweerder in dit verband is verzocht. Ook overigens bestaat daartoe geen aanleiding.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Dat betekent dat verweerder alsnog een besluit zal moeten nemen over de openbaarmaking van de genoemde e-mailwisseling. Daarnaast zal verweerder met inachtneming van deze uitspraak de hiervoor genoemde weggelakte gegevens alsnog openbaar moeten maken.
21. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor het beroep tegen het niet tijdig beslissen vast op € 501 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van € 501 per punt en wegingsfactor 0,5) en voor het beroep tegen het besluit van 2 februari 2017 van € 1.002
(1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van
€ 501 per punt en wegingsfactor 1) Tevens bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 2 februari 2017 gegrond;
  • vernietigt dat besluit, voor zover verweerder in de verstrekte documenten de in rechtsoverweging 20 genoemde gegevens heeft weggelakt en voor zover hij niet heeft beslist over de openbaarmaking van de in rechtsoverweging 5 genoemde
e-mailwisseling;
  • draagt verweerder op in zoverre een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.503;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 334 aan haar vergoedt.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, mrs. R. Raat en L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. van den Berg, griffier.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage 1 wetgeving –en regelgeving

Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 3

1 Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

Artikel 10

1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
(..)
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
(..)
2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover
het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(..)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
3 (..)
4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
5 (..)
6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
7 Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.
8 Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.

Wet milieubeheer

Artikel 19.1a

1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder milieu-informatie: alle informatie, neergelegd in documenten, over:
a. de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;
b. factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder a bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;
c. maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma’s, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a en b bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;
d. verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;
e. kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder c bedoelde maatregelen en activiteiten;
f. de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de levensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door de onder b en c bedoelde factoren, maatregelen of activiteiten.
2 Artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.