ECLI:NL:RBGEL:2018:1586

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
05/880478-17 en 05/780066-13 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot gevangenisstraf wegens mensenhandel en uitbuiting van een kwetsbare vrouw

Op 9 april 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van mensenhandel. De verdachte heeft een 18-jarige vrouw, die kwetsbaar was door haar beperkte geestvermogens en emotionele afhankelijkheid, bewogen om in de prostitutie te gaan werken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, maar dat er onvoldoende bewijs was voor dwang of uitbuiting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, waarbij ook een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 12 maanden ten uitvoer werd gelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten, opnieuw een strafbaar feit had gepleegd. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van €3.000 toegewezen gekregen, maar de vordering voor materiële schade werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en dat de verdachte geen rekening had gehouden met de gevolgen van zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880478-17 en 05/780066-13 (TUL)
Datum uitspraak : 9 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp,
raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 3 juli 2017, 18 september 2017, 4 december 2017, 26 februari 2018 en 26 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli 2016 t/m 24 maart 2017 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of elders in Nederland en/of in Duitsland ( [plaats 1] ),
(lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] ,
(sub 1)
(telkens) door dwang en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen,
(telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] en/of
(sub 3)
(telkens) die [slachtoffer] heeft aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land (Duitsland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of
(sub 4)
(telkens) met een of meerdere van de onder sub 1 genoemde middelen, te weten door dwang en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
die [slachtoffer] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling)
dan wel onder de onder sub 1 genoemde omstandigheden, te weten door dwang en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie,
enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of diens mededader wist of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling) en/of
(sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer] en/of
(sub 9)
(telkens) met een of meerdere van de onder sub 1 genoemde middelen, te weten door dwang en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
die [slachtoffer] heeft gedwongen dan wel bewogen hem en/of diens mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
Immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader
 die [slachtoffer] opgedragen, althans gevraagd, om zichzelf te prostitueren en/of
 het door [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld (geheel en/of gedeeltelijk) ingenomen
waarbij verdachte en/of diens mededader
 seksueel/erotisch getinte foto's heeft/hebben gemaakt van die [slachtoffer] en/of
 een of meer profielen op sekssites heeft/hebben aangemaakt van die [slachtoffer] en/of
 een of meer seksadvertentie(s) heeft/hebben gemaakt van die [slachtoffer] en/of die seksadvertenties op een of meerdere sekssites heeft/hebben geplaatst en/of
 de seksadvertenties van [slachtoffer] omhoog heeft/hebben gebeld en/of
 [slachtoffer] in het bezit heeft/hebben gesteld van een of meer klantentelefoons en/of
 de klantentelefoons van die [slachtoffer] heeft/hebben beheerd en/of
 [slachtoffer] naar klanten heeft/hebben gebracht (escort) en/of
 [slachtoffer] naar seksclub [naam 1] in Duitsland ( [plaats 1] ) heeft/hebben gebracht en/of
 een woning aan het [adres] heeft/hebben gearrangeerd waar [slachtoffer] klanten kon ontvangen en/of
 vakantiehuisjes en/of hotels heeft/hebben geboekt en/of gearrangeerd waar [slachtoffer] klanten kon ontvangen en/of
 een fake-ID van die [slachtoffer] op [naam website] heeft/hebben aangemaakt
terwijl verdachte
 [slachtoffer] heeft misleid door (in de wetenschap dat [slachtoffer] smoorverliefd op hem was) zich naar [slachtoffer] voor te doen alsof hij haar ook leuk vindt waarbij verdachte zegt dat hij haar mist, haar liefje noemt en/of
 tegen [slachtoffer] heeft verklaard dat hij wilde dat zij zijn vrouw werd en de moeder van zijn kinderen en dat hij met haar een stap verder wilde zetten en met haar wilde samenwonen maar dan moest ze wel wat voor hem doen, er was geld nodig, als ze in de prostitutie zou gaan werken, zouden ze kunnen sparen voor huisje boompje beestje en als ze naar [plaats 9] zou komen zouden ze kunnen gaan samen wonen
 die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd door haar telkens aan te trekken en af te stoten en/of
 die [slachtoffer] veelvuldig heeft bedreigd en/of geïntimideerd met onderstaande uitlatingen
“als je het tegen de politie vertelt, ben je er over een half jaar niet meer” en/of
“ik weet precies waar jouw moeder werkt, hoe laat ze thuis komt, wat voor auto ze rijdt, naar welke school jouw broer gaat”, waarbij hij stelt dat hij een boekje heeft waar alles in staat en/of
“als ik vast kom te zitten heb jij een probleem, dan is het einde verhaal” en/of
“als ik 10 jaar krijg, krijg jij ook iets” en/of
“jouw tanden eruit halen, jouw haren ook, ik ga je kaal scheren en je moet niet zo’n grote bek hebben” en/of
“ik ben de baas over jou” en/of
 tegen die [slachtoffer] heeft verteld dat hij hiervoor een meisje had werken in de prostitutie waarvan hij het geld afpakte en dat hij totallos had geslagen waarvoor hij drie jaar heeft gezeten en iedere maand 160 euro althans een geldbedrag moet terug betalen
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer] een afhankelijkheidsrelatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan zij geen weerstand heeft kunnen bieden aan verdachte en/of diens mededader,
(lid 3 sub 2)
terwijl die [slachtoffer] voornoemd een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, omdat die [slachtoffer]
 over beperkte geestvermogens beschikt (een gemeten IQ van 65) waardoor zij gemakkelijk te manipuleren is en/of
 verliefd was op de verdachte en bang was om hem kwijt te raken en emotioneel afhankelijk was van verdachte waardoor zij alles deed wat hij en/of diens mededader van haar wilde en/of
 sociaal geïsoleerd was vanwege het feit dat zij een moeizame relatie had met haar moeder en haar vader was overleden waardoor zij nog in een rouwproces zat en zij weinig tot geen vriendschappelijke contacten had en/of kan onderhouden en/of
 niet beschikte over een eigen inkomen en geen eigen woning had.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Vanaf oktober 2016 tot een prostitutiecontrole op 16 februari 2017 heeft de toen achttienjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) in de prostitutie gewerkt. [2] Dit heeft plaatsgevonden in onder andere [plaats 5] , [plaats 4] en [plaats 1] (Duitsland). [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mensenhandel. Zij heeft daartoe gesteld dat verdachte zich van alle ten laste gelegde dwangmiddelen heeft bediend, zoals onder meer blijkt uit de tapgesprekken en de verklaringen van aangeefster. De officier van justitie heeft er op gewezen dat verdachte aan [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) gevraagd heeft om in de prostitutie te gaan werken, en haar aldus heeft geworven voor prostitutie-werkzaamheden. Daarnaast acht de officier van justitie bewezen dat verdachte aangeefster heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest. Volgens de officier van justitie heeft verdachte ook seksadvertenties aangemaakt voor [slachtoffer] en heeft hij aanvankelijk de klanttelefoon beheerd. Ook heeft hij voordeel getrokken uit het werk van [slachtoffer] door haar te dwingen tot afgifte van het door haar verdiende geld. Volgens de officier van justitie heeft verdachte dit gedaan samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en is er sprake van medeplegen. Het medeplegen door [medeverdachte] heeft bestaan in handelingen die zij ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] heeft verricht zoals het, onder de naam van [slachtoffer] , boeken van een huisje bij [naam park] [plaats 4] , het aanmaken en beheren van seksadvertenties, het (latere) beheer van de klanttelefoon, het regelen van huisvesting en het vervoer van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu er te weinig aanknopingspunten zijn dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen of bewogen in de prostitutie te werken. Van dwang blijkt niets uit het dossier en er zijn zelfs meer aanwijzingen dat [slachtoffer] vrijwillig in de prostitutie is gaan werken. Verdachte heeft ook geen misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] , want verdachte wist niet dat zij een lager IQ had. In het dossier bevindt zich ook geen informatie waaruit voortvloeit dat verdachte had moeten vermoeden dat zij een kwetsbaar persoon is. Er is bovendien geen informatie dat verdachte zich zou hebben misdragen ten aanzien van [slachtoffer] voorafgaand aan de prostitutiecontrole op 16 februari 2017. Tot slot blijkt uit niets dat verdachte het oogmerk van uitbuiting had. Verdachte heeft ook niets overgehouden aan de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] en van enig voordeel dat verdachte zou hebben gehad, blijkt niets uit het dossier.
Beoordeling door de rechtbank
Middelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij gevoelens voor verdachte had gekregen en dat zij hem dit verteld heeft. Hij vertelde haar dat hij wilde samenwonen en dat hij samen met haar kinderen wilde krijgen. Verdachte wilde dat zij ging werken in de prostitutie. Dit was rond augustus, september 2016. Hij vertelde haar dat zij geld kon sparen als ze ging werken. Dat konden zij dan later gebruiken voor “huisje, boompje, beestje”. Als [slachtoffer] naar [plaats 6] zou komen, dan konden zij gaan samenwonen. Toen verdachte haar dit voorstelde, woonde [slachtoffer] nog bij haar moeder. Haar vader was net een jaar eerder overleden. [4]
Tot oktober 2016 heeft [slachtoffer] een leuke tijd met verdachte gehad; hij was er toen voor haar. Zij is toen met de prostitutie begonnen, omdat zij het idee van huisje, boompje, beestje wilde laten uitkomen. [5]
Verdachte wist dat [slachtoffer] in juli 2016 18 jaar was geworden. Ook heeft hij verklaard dat hij voorafgaand aan de komst van [slachtoffer] naar [plaats 7] in oktober 2016 had gehoord, dat zij veel conflicten met haar stiefvader en moeder had. Hij hoorde van haar dat zij in een vervelende thuissituatie zat. [6]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank wel van oordeel dat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht van hem op haar. Immers, verdachte heeft [slachtoffer] bewogen de prostitutie in te gaan, terwijl hij wist dat zij nog maar net 18 jaar oud was, dat zij uit een vervelende thuissituatie kwam en dat zij smoorverliefd op hem was en veel voor hem wilde doen. Daarbij heeft hij haar een gelukkig leven voorgespiegeld, waarvan hij - gelet op de hem bekende thuissituatie van [slachtoffer] - moet hebben begrepen dat zij daarvoor erg ontvankelijk was. Aldus heeft hij haar in haar levensverwachtingen van hem afhankelijk gemaakt, hetgeen hem overwicht op haar heeft verschaft.
Maar anders dan de officier van justitie is de rechtbank niet van oordeel dat gebleken is dat verdachte ook dwang heeft gebruikt, [slachtoffer] bedreigd heeft met geweld of met een andere feitelijkheid dan wel misbruik heeft gemaakt van een kwetsbare positie van [slachtoffer] . Ten aanzien van dit laatste overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] weliswaar vanuit haar verliefdheid op verdachte en haar geloof in zijn beloftes over een gezamenlijke toekomst afhankelijk werd van verdachte, maar dat deze afhankelijkheid niet kan worden aangemerkt als een kwetsbare positie in de zin van artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Voorts is de rechtbank niet overtuigd dat verdachte bekend was met de verstandelijke beperkingen van [slachtoffer] .
Met betrekking tot de afgeluisterde telefoongesprekken, waarin verdachte wel degelijk grove en dreigende taal heeft gebezigd tegen [slachtoffer] , overweegt de rechtbank dat deze gesprekken hebben plaatsgevonden na 16 februari 2017 en derhalve geen bijdrage geleverd kunnen hebben aan de eerdere prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] .
Handelingen
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij door verdachte naar de adressen werd gebracht waar zij moest werken. Hij zou haar onder meer naar een club in [plaats 1] in Duitsland hebben gebracht. [7]
Getuige [getuige 1] is beheerder van [naam 1] in [plaats 1] . Hij heeft verklaard dat [slachtoffer] vanaf 17 oktober 2016 bij hem heeft gewerkt als prostituee. Hij heeft haar één keer in het gezelschap gezien van een roodharige man met een paardenstaart van ongeveer 25 tot 35 jaar oud. [8] De rechtbank overweegt dat laatstgenoemd signalement mogelijk van toepassing kan zijn op verdachte, maar te algemeen is om daadwerkelijk te concluderen dat hiermee is gedoeld op verdachte. Derhalve kan niet buiten redelijke twijfel de conclusie worden getrokken dat verdachte [slachtoffer] heeft vervoerd naar [naam 1] in [plaats 1] .
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij vijf keer contact gehad heeft met [slachtoffer] en dat hij vier keer seks met haar heeft gehad. Hij heeft verdachte op een foto herkend als zijnde de man die [slachtoffer] bij de tweede ontmoeting, bij hem thuis, naar hem toe heeft gebracht en aan wie hij € 300 heeft betaald. [9] Uit diezelfde verklaring volgt overigens ook dat [slachtoffer] ook door ten minste één andere, onbekend gebleven, persoon is vervoerd.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij ook in [plaats 4] heeft gewerkt als prostituee. Uit het procesdossier volgt dat [slachtoffer] hiermee heeft gedoeld op het huisje [naam 2] op [naam park] te [plaats 4] . Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het procesdossier niet meer dan een vermoeden kan volgen dat verdachte betrokken is geweest bij de reservering van dit huisje door - vermoedelijk - [medeverdachte] . Het aantreffen van een foto van het rijbewijs van verdachte, welke foto waarschijnlijk op genoemd bungalowpark is gemaakt, betekent nog niet dat verdachte zelf daar ook is geweest. Evenmin acht de rechtbank het noemen van de bijnaam “ [naam 3] ” op 10 februari 2017 door medeverdachte [medeverdachte] voldoende voor de overtuiging dat verdachte betrokken is geweest bij de reservering van genoemd huisje [naam 2] . De overtuiging dat verdachte [slachtoffer] op deze locatie heeft gehuisvest, ontbreekt dan ook bij de rechtbank.
Zoals hiervoor vermeld, vond op 16 februari 2017 een prostitutiecontrole plaats op het adres [adres] , waarbij [slachtoffer] werd aangetroffen. In het dossier bevinden zich voorts beschrijvingen van camerabeelden die mogelijk samenhangen met prostitutiewerkzaamheden door [slachtoffer] op 13 en 14 februari 2017 op het adres [adres] , waarvan verdachte vermoedelijk over een sleutel kon beschikken. Op 13 februari 2017 is verdachte waargenomen in het portiek van dat adres en op 14 februari 2017 om 00:03 uur is waargenomen dat verdachte [slachtoffer] heeft teruggebracht. [10]
Verdachte zelf heeft verklaard dat als hem wat te verwijten valt, hij op zijn hoogst de chauffeur is geweest en geld in ontvangst heeft genomen, te weten € 300,00. [11]
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat verdachte enkele malen het vervoer van [slachtoffer] heeft verzorgd en dat hij haar een verblijfplaats heeft geboden op laatstgenoemd adres.
Uit het dossier blijkt echter niet dat er sprake was van “meenemen” zoals bedoeld in artikel 273f, sub 3 Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank veronderstelt “meenemen” een zekere mate van onvrijwilligheid bij de vervoerde persoon. De rechtbank trekt een vergelijking met het vervoer van een prostituée door een taxichauffeur, hetgeen taalkundig als ‘meenemen’ kan worden beschouwd, maar niet zonder meer binnen het bereik van artikel 273f, sub 3 Wetboek van Strafrecht kan worden gebracht.
Van een dergelijke vorm van onvrijwilligheid is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
De omstandigheid dat verdachte [slachtoffer] heeft bewogen om in de prostitutie te gaan werken, zoals hierboven onder “middelen” overwogen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij haar ook ‘aangeworven’ heeft.
Oogmerk van seksuele uitbuiting
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op een gegeven moment (
de rechtbank begrijpt: na de controle op 16 februari 2017) met de politie was meegegaan en dat zij in een vrouwenopvang in [plaats 8] heeft gezeten. [12]
Op 27 februari 2017 chatte verdachte via Facebook met medeverdachte [medeverdachte] . Hij sprak over een vrouw die door 6 politiemensen is meegenomen en op dat moment in een vrouwenopvang in [plaats 8] zat. [medeverdachte] zei vervolgens dat de vrouw niet eens mee had hoeven gaan, want ze was 18 en werkte vrijwillig. Verdachte vroeg daarna aan [medeverdachte] of zij hem miste. [medeverdachte] antwoordde dat zij niet één van zijn bitches was en dat ze hem dus niet miste. Zij hadden een soort van zakelijke relatie. [13] De rechtbank trekt uit het vorenstaande de conclusie dat dit chatgesprek deels ging over [slachtoffer] en dat de relatie met betrekking tot [slachtoffer] als een zakelijke relatie werd beschouwd.
Op 11 juni 2017 belde verdachte met zijn zus, welk gesprek is afgeluisterd. Tijdens dat gesprek zei verdachte onder andere dat hij waarschijnlijk miljonair was geweest als hij met [naam 4] had gewerkt. [14]
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het oogmerk had op seksuele uitbuiting van [slachtoffer] . Immers, kennelijk wilde verdachte geld gaan verdienen aan de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] , terwijl - zoals hiervoor overwogen - [slachtoffer] ook niet in een situatie verkeerde die gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren, doordat verdachte misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij toen had op [slachtoffer] .
Voordeel trekken/uitbuiting
Hoewel niet valt uit te sluiten dat [slachtoffer] geld aan verdachte heeft gegeven, is de rechtbank onvoldoende gebleken van uitgaven of bezittingen aan de kant van verdachte die niet vanuit legale inkomsten te verklaren zijn. Daarnaast is onvoldoende duidelijk geworden hoeveel inkomsten [slachtoffer] heeft genoten en hoeveel zij ten gevolge van het misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht aan verdachte heeft afgestaan. Of en zo ja in welke mate verdachte profijt heeft gehad van de werkzaamheden als prostituee van [slachtoffer] , is daarom ook niet duidelijk. De rechtbank acht uitbuiting van [slachtoffer] dan ook niet bewezen. Dat verdachte een keer € 300 van [getuige 2] zou hebben gekregen, maakt dat niet anders. Ook van “voordeel trekken” (sub 6) of “bevoordelen” (sub 9) is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken.
Medeplegen
Dat [medeverdachte] sinds eind januari, begin februari 2017 betrokken is geraakt bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] , maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat er sprake is van medeplegen. Dat zij seksadvertenties voor [slachtoffer] heeft aangemaakt en omhoog heeft gebeld, dat zij adressen regelde en de klanttelefoon beheerde, een enkele keer [slachtoffer] naar een klant wegbracht en met haar leuke dingen deed, maakt dit niet anders. Hieruit blijkt weliswaar dat [medeverdachte] heeft bijgedragen aan de prostitutie-werkzaamheden van [slachtoffer] , maar niet dat zij wezenlijk heeft bijgedragen aan het door verdachte gepleegde misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. De rechtbank is derhalve van oordeel dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] bij het begaan van de ten laste gelegde mensenhandel.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2016 t/m 16 februari 2017 te [plaats 10] en
/ofte [plaats 4] en
/of elders in Nederland en/of in Duitsland ( [plaats 1] ),
(lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] ,
(sub 1)
(telkens)
door dwang en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding en/ofdoor misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft
geworven en/ofvervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest
en/of opgenomen,
(telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] en
/of
(sub 3)
(telkens) die [slachtoffer] heeft aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land (Duitsland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of
(sub 4)
(telkens) met een
of meerdere van deonder sub 1 genoemd middel
en, te weten
door dwang en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding en/ofdoor misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
die [slachtoffer] heeft
gedwongen ofbewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling),
dan wel onder de onder sub 1 genoemde omstandigheden, te weten door dwang en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie,
enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of diens mededader wist of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling) en/of
(sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer] en/of
(sub 9)
(telkens) met een of meerdere van de onder sub 1 genoemde middelen, te weten door dwang en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
die [slachtoffer] heeft gedwongen dan wel bewogen hem en/of diens mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of diens mededader
 die [slachtoffer]
opgedragen, althansgevraagd om zichzelf te prostitueren
en/of

het door [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld (geheel en/of gedeeltelijk) ingenomen
waarbij verdachte
en/of diens mededader

seksueel/erotisch getinte foto's heeft/hebben gemaakt van die [slachtoffer] en/of

een of meer profielen op sekssites heeft/hebben aangemaakt van die [slachtoffer] en/of

een of meer seksadvertentie(s) heeft/hebben gemaakt van die [slachtoffer] en/of die seksadvertenties op een of meerdere sekssites heeft/hebben geplaatst en/of

de seksadvertenties van [slachtoffer] omhoog heeft/hebben gebeld en/of

[slachtoffer] in het bezit heeft/hebben gesteld van een of meer klantentelefoons en/of

de klantentelefoons van die [slachtoffer] heeft/hebben beheerd en/of
 [slachtoffer] naar klanten heeft
/hebbengebracht (escort) en/of

[slachtoffer] naar seksclub [naam 1] in Duitsland ( [plaats 1] ) heeft/hebben gebracht en/of
 een woning aan het [adres] heeft
/hebbengearrangeerd waar [slachtoffer] klanten kon ontvangen
en/of

vakantiehuisjes en/of hotels heeft/hebben geboekt en/of gearrangeerd waar [slachtoffer] klanten kon ontvangen en/of

een fake-ID van die [slachtoffer] op [naam website] heeft/hebben aangemaakt
terwijl verdachte

[slachtoffer] heeft misleid door(in de wetenschap dat [slachtoffer] smoorverliefd op hem was)
zich naar [slachtoffer] voor te doen alsof hij haar ook leuk vindt waarbij verdachte zegt dat hij haar mist, haar liefje noemt en/of
 tegen [slachtoffer] heeft verklaard dat hij wilde dat zij zijn vrouw werd en de moeder van zijn kinderen en dat hij met haar een stap verder wilde zetten en met haar wilde samenwonen maar dan moest ze wel wat voor hem doen, er was geld nodig, als ze in de prostitutie zou gaan werken, zouden ze kunnen sparen voor huisje boompje beestje en als ze naar [plaats 11] zou komen zouden ze kunnen gaan samen wonen

die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd door haar telkens aan te trekken en af te stoten en/of

die [slachtoffer] veelvuldig heeft bedreigd en/of geïntimideerd met onderstaande uitlatingen
“als je het tegen de politie vertelt, ben je er over een half jaar niet meer” en/of
“ik weet precies waar jouw moeder werkt, hoe laat ze thuis komt, wat voor auto ze rijdt, naar welke school jouw broer gaat”, waarbij hij stelt dat hij een boekje heeft waar alles in staat en/of
“als ik vast kom te zitten heb jij een probleem, dan is het einde verhaal” en/of
“als ik 10 jaar krijg, krijg jij ook iets” en/of
“jouw tanden eruit halen, jouw haren ook, ik ga je kaal scheren en je moet niet zo’n grote bek hebben” en/of
“ik ben de baas over jou” en/of

tegen die [slachtoffer] heeft verteld dat hij hiervoor een meisje had werken in de prostitutie waarvan hij het geld afpakte en dat hij totallos had geslagen waarvoor hij drie jaar heeft gezeten en iedere maand 160 euro althans een geldbedrag moet terug betalen
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer] een afhankelijkheidsrelatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan zij geen weerstand heeft kunnen bieden aan verdachte
. en/of diens mededader,
terwijl die [slachtoffer] voornoemd een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, omdat die [slachtoffer]

over beperkte geestvermogens beschikt (een gemeten IQ van 65) waardoor zij gemakkelijk te manipuleren is en/of

verliefd was op verdachte en bang was om hem kwijt te raken en emotioneel afhankelijk was van verdachte waardoor zij alles deed wat hij en/of diens mededader van haar wilde en/of

sociaal geïsoleerd was vanwege het feit dat zij een moeizame relatie had met haar moeder en haar vader was overleden waardoor zij nog in een rouwproces zat en zij weinig tot geen vriendschappelijke contacten had en/of kan onderhouden en/of

niet beschikte over een eigen inkomen en geen eigen woning had;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 februari 2018;
- een beknopt reclasseringsadvies, gedateerd 29 mei 2017;
- een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, gedateerd 18 mei 2017;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia, gedateerd 2 mei 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer] , een jonge en licht verstandelijk beperkte vrouw, gedurende een periode van bijna 5 maanden, door haar te bewegen werkzaamheden in de prostitutie te verrichten. Verdachte had in die periode en kort daarvoor een relatie met [slachtoffer] en lijkt doelbewust te hebben gewacht totdat [slachtoffer] niet langer minderjarig was. Hij heeft vervolgens gebruik gemaakt van het feit dat zij erg verliefd op hem was. Gebleken is dat verdachte [slachtoffer] op manipulatieve wijze ertoe heeft aangezet zich te prostitueren, door haar ervan te overtuigen dat zij snel veel geld moest verdienen om met hem samen te kunnen wonen en kinderen met hem te krijgen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht op haar doordat hij met de kennis van haar slechte thuissituatie, het verdriet om haar overleden vader, haar jonge leeftijd en haar verliefdheid op hem, haar gevraagd heeft in de prostitutie te gaan werken, zodat zij “huisje, boompje, beestje” zouden kunnen hebben. Dit deed hij naar het oordeel van de rechtbank bewust, om uiteindelijk van het door haar uit de prostitutie verdiende geld te kunnen profiteren. Zij moest voor hem een toekomstige inkomstenbron worden. Dat dit vroegtijdig is gestopt, komt enkel en alleen door ingrijpen van de politie.
Juist omdat het hier om prostitutiewerkzaamheden ging, heeft verdachte door aldus te handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die [slachtoffer] zou ondervinden als gevolg van zijn handelen. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen (toekomstig) financieel gewin. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan langdurige en ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie is verdachte eerder ter zake van deels soortgelijke strafbare feiten veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer] terwijl hij in een proeftijd van een veroordeling wegens mensenhandel liep. De rechtbank concludeert dat verdachte niets goeds heeft geleerd van zijn vorige veroordeling en zelfs - vanuit zijn eigen belang - een bewuste keuze lijkt te hebben gemaakt om ditmaal niet een minderjarig slachtoffer te kiezen.
Hoewel verdachte niet heeft willen meewerken aan de diverse op zijn persoon betrekking hebbende rapportages, is in het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 18 mei 2017 een forensische risicotaxatie gemaakt met gegevens die wel beschikbaar zijn. Hier is uitgekomen dat verdachte een gewelddadige intieme relatie had (met het vorige mensenhandelslachtoffer). Hij gaf blijk van gewelddadige opvattingen. De respons op behandeling en toezicht is beperkt. Samengevat is er sprake van een aantal ernstige historische risicofactoren die het recidiverisico vergroten. Er is geen zicht op beschermende factoren. Er wordt dan ook gesteld dat rekening moet worden gehouden met een misschien wel groot recidiverisico.
Alles afwegende - en met name omdat verdachte zich klaarblijkelijk niets gelegen heeft laten liggen aan zijn vorige veroordeling wegens mensenhandel - acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren passend en geboden, met aftrek van de periode doorgebracht in voorarrest. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank beduidend minder bewezen acht dan de officier van justitie.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 28.750,-, bestaande uit € 21.250,- aan materiële schade en € 7500,- aan immateriële schade. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd en is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 28.750 toe te wijzen, met vordering dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dat de vordering van de benadeelde partij te hoog is. Zo is de immateriële schade te fors, gezien de relatief korte periode waarin [slachtoffer] in de prostitutie heeft gewerkt. Ten aanzien van de materiële schade heeft de verdediging betoogd dat niet goed is vast te stellen hoeveel [slachtoffer] verdiend heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen in haar eer of goede naam is geschaad en op andere wijze in haar persoon is aangetast. Het betreft schade waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank stelt de schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 3000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2016. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen onder afwijzing van het overige deel aan gevorderde vergoeding wegens immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek.
Wat betreft de vergoeding wegens geleden materiële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu het gevorderde onvoldoende is onderbouwd en ook uit het dossier niet blijkt of en zo ja hoeveel materiele schade is geleden.
In het bijzonder overweegt de rechtbank dat het dossier noch de onderbouwing van de civielrechtelijke vordering voldoende onderbouwing bevat voor de omvang van de prostitutie-inkomsten van de benadeelde partij, alsmede voor de hoogte van de door haar aan verdachte afgedragen inkomsten. Nader onderzoek daarnaar levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan het deel van de vordering dat niet-ontvankelijk is, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij ad € 3.000. De wettelijke rente is daar niet bij inbegrepen.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 12 maanden gevangenisstraf die door de rechtbank Gelderland op 22 december 2014 voorwaardelijk is opgelegd.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 22 december 2014 (parketnummer 05/780066-13) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 273f van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
de beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling:

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank Gelderland te Arnhem van 22 december 2014, parketnummer 05/780066-13, te weten van:
12 (twaalf) maanden gevangenisstraf.
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de vordering tot de schadevergoedingsmaatregel:
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.000 (drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

wijstaf het overige gevorderde voor zover dit betrekking heeft op immateriële schadevergoeding;
 verklaart de vordering niet-ontvankelijk ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 3.000,- (drieduizend euro), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom, 40 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.W. van de Sande (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. J.B.J. Driessen, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20171012.0921, onderzoek [naam 5] , gesloten op 5 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 376, 377.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 637-638; proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster, p. 853
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 368-369.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 368-370.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 114.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 371; proces-verbaal van bevindingen, p. 638 35.
8.Getuigenverhoor, p. 1774 en 1780.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1642-1649.
10.Proces-verbaal van bevindingen beelden [straatnaam] , p. 512.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 256.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 638 33.
13.Proces-verbaal Onderzoek [telefoon] , p. 916.
14.Proces-verbaal Gesprekken tussen [verdachte] en vrouwen, p. 799.