In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 17 april 2016 in Groenlo, waar de verdachte een vuistslag zou hebben gegeven aan het slachtoffer, wat resulteerde in een gebroken oogkas en/of een ingeklemde oogspier. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. De verdachte verklaarde dat hij op het moment van de aanval door een groep van ongeveer acht personen werd ingesloten en dat hij zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en dat de vuistslag die de verdachte uitdeelde binnen de grenzen van noodzakelijke verdediging viel. Hierdoor was het geweld niet wederrechtelijk en werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, zich in het strafproces gevoegd voor schadevergoeding. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, kon de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen. De rechtbank heeft de beslissing op 9 april 2018 uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.