ECLI:NL:RBGEL:2018:1569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
05/070486-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het onthouden van de nodige verzorging aan tien honden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onthouden van de nodige verzorging aan haar tien honden. De tenlastelegging betrof het niet bieden van voldoende en geschikt voer aan de honden, die voor hun verzorging afhankelijk waren van de verdachte. De honden waren ernstig ondervoed en vertoonden symptomen van chronische stress door voortdurende honger. De rechtbank heeft vastgesteld dat op meerdere tijdstippen in de periode van 7 tot en met 11 april 2017 in de gemeente Winterswijk de verdachte als houder van de honden niet de nodige zorg heeft geboden. De officier van justitie heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en de dierenartsen in overweging genomen en geconcludeerd dat de honden inderdaad ondervoed waren, maar dat er geen bewijs was dat de verdachte hen medische zorg had onthouden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 600, waarvan € 300 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en de aard van het feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/070486-17
Datum uitspraak : 9 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] [woonplaats]
raadsman: mr. J.L. Baar, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 december 2017, 28 augustus 2017, 26 februari 2018 en 26 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2017 tot en met 11 april 2017 in de gemeente Winterswijk als houder van één of meer dieren, te weten 10 honden (hoofdzakelijk van het ras [naam 1] waaronder 2 pups) de nodige verzorging aan deze dieren heeft onthouden, door er niet zorg voor te dragen dat
- deze ziek of gewond lijkende dieren onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd door een dierenarts, immers waren deze honden ernstig ondervoed/vermagerd hetgeen de honden chronische stress opleverde door voortdurende honger en/of was de vacht van (een aantal) van de honden vies/onverzorgd en/of
- de (drie) honden (die op 11 april 2017 in beslag zijn genomen) een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers overheerste een penetrante ammoniaklucht en lag overal urine op de vloer waarbij het de dieren aan een schone ligplaats ontbrak en/of
- de honden een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelstadium van de dieren, immers waren deze honden ernstig ondervoed/vermagerd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, te weten dat zij aan haar honden de nodige verzorging heeft onthouden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje blijkt in het geheel niet dat de honden van verdachte ziek waren of medische zorg zouden behoeven.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje wordt de waarneming van de verbalisanten niet ondersteund door objectieve gegevens. Dat verdachte haar huishouden of zichzelf anders verzorgt dan de verbalisanten gewend zijn, of dat haar huis naar ‘normale’ standaarden niet fris rook of niet opgeruimd was, moge zo zijn, maar dat maakt niet dat van het onthouden van zorg aan honden sprake is. Het enkele feit dat enige mate van vervuiling in de woning aanwezig is, maakt dan ook niet dat gezegd kan worden dat deze dieren niet de juiste zorg geboden is.
Ten aanzien van het derde gedachtestreepje blijkt uit stukken dat de dierenarts van verdachte en een andere onafhankelijke dierenarts de honden van verdachte niet te mager vinden. Daarnaast blijkt uit het dossier dat voornamelijk, zo niet uitsluitend, het gewicht van de honden is bezien en geen rekening is gehouden met andere omstandigheden, zoals het formaat van de honden.
Verdachte houdt haar honden bewust schraal. Bovendien zijn de honden volgens een dierenarts van het [naam 2] (zeer) gespierd en hebben de honden een glanzende vacht. Dit zou niet het geval geweest zijn indien de honden onvoldoende of onjuiste voeding zouden krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 7 april 2017 zijn onder verdachte zeven honden inbeslaggenomen en meegenomen door de dierenambulance. [2] Door een verbalisant (als dierenpolitiemedewerker) is op 11 april 2017 onderzoek verricht naar deze honden. Verbalisant constateerde dat de zeven honden van het ras [naam 1] waren. Het ging om twee pups en vijf teven. De teven hadden een gewicht van 8,45 kg, 10,05 kg, 10,5 kg, 9,8 kg en 10,15 kg. Verbalisant voelde dat de honden sterk vermagerd waren. Verbalisant voelde dat bij alle honden de ruggengraat uit stak en dat de ribben zeer goed voelbaar waren. Ook zag verbalisant dat de heupbotten door de vacht zichtbaar waren. Verbalisant heeft de zeven honden ingedeeld op een body condition score en ingeschaald op een body condition score van 1. [3]
Op 11 april 2017 zijn onder verdachte weer drie honden inbeslaggenomen en meegenomen door de dierenambulance. [4] Ook deze honden zijn op 11 april 2017 door een verbalisant (als dierenpolitiemedewerker) onderzocht. Verbalisant constateerde dat de drie honden van het ras [naam 1] waren. Het ging om drie teven. De teven hadden een gewicht van 14 kg, 13,05 kg en 13,5 kg. Verbalisant voelde dat de ruggengraat goed voelbaar was, dat de heupbotten uitstaken en dat er rondom de heupen weinig spierweefsel zat. Ook kon verbalisant de ribben en borstkas goed voelen. Nadat verbalisant alle honden had bevoeld en onderzocht, concludeerde hij dat de honden sterk tot ernstig vermagerd waren. Verbalisant heeft gebruik gemaakt van een body condition score, waarbij in 5 gradaties de body condition score wordt bepaald. Verbalisant heeft de body condition score van de drie honden ingeschat op 1. Dit houdt in dat de honden, volgens de verbalisant, sterk vermagerd dan wel uitgemergeld waren. [5]
Alle tien de honden zijn tevens onderzocht door dierenarts [naam 3] . Van deze onderzoeken zijn twee diergeneeskundige verklaringen opgesteld. Hieruit blijkt het volgende.
[naam 3] heeft de honden een body condition score van 1 gegeven. Een body condition score van 1 houdt in dat de honden erg mager zijn
(1=erg mager, 3=goed gewicht, 5=zwaar overgewicht). Volgens [naam 3] kan dit onder andere zijn ontstaan door onvoldoende voeden en/of een verkeerde wijze van voeden. [6]
Ter terechtzitting heeft [naam 3] haar diergeneeskundige verklaringen toegelicht. [naam 3] heeft verklaard dat de honden van verdachte veel te mager waren. De honden hebben een body condition score van 1 gekregen omdat de bekken, de ribben en de lendenwervels van de honden zichtbaar waren. De honden hadden geen vet en hadden ook nauwelijks spieren. Toen [naam 3] de honden brokjes voorhield, waren zij ontzettend gretig. De gretigheid in combinatie met de magerheid duidt volgens [naam 3] op honger. [7]
Ter terechtzitting is een brief overhandigd van dierenarts [naam 4] van 1 december 2017. In haar brief schrijft [naam 4] dat in haar praktijk 34 [naam 1] staan ingeschreven die geen eigendom van verdachte zijn. Het gemiddelde gewicht van deze [naam 1] is 22 kg. Volgens [naam 4] heeft verdachte een klein type [naam 1] . Het gewicht van de honden van verdachte hoort volgens haar net onder de 22 kg te liggen.
Gelet op de bevindingen van de verbalisant als politiemedewerker en dierenarts [naam 3] , en gezien het schrijven van dierenarts [naam 4] , die de honden van verdachte kent en schrijft dat het gezonde gewicht van deze honden net onder de 22 kilo zou moeten liggen, voor [naam 1] , concludeert de rechtbank dat de honden van verdachte vermagerd waren. Ook indien verdachte moet worden gevolgd in haar stelling dat een gezond gewicht voor haar volwassen honden rond de 15 kilo zou liggen, komt de rechtbank tot diezelfde conclusie. Alle op 7 april 2017 inbeslaggenomen honden, waar ook volwassen honden tussen zaten, wogen immers ver onder de 15 kilo en ook de honden die op 11 april 2017 in beslag zijn genomen, waren lichter. De conclusie kan dan ook niet anders luiden dan dat dit het gevolg is geweest van het onthouden van de nodige zorg aan deze dieren door ze onvoldoende en/of niet geschikt voer te geven. De rechtbank acht het feit voor wat betreft het derde gedachtestreepje dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging als volgt. Hoewel de honden van verdachte vermagerd waren, blijkt nergens uit dat zij aan de honden medische zorg zou hebben onthouden. Voorts blijkt nergens uit dat de honden ziek waren, enig letsel hadden of behoefte hadden aan medicijnen.
Over het tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat enige mate van vervuiling in de woning van verdachte aanwezig is, niet maakt dat van het onthouden van de nodige zorg sprake is.
Verdachte zal dan ook van deze onderdelen in de tenlastelegging vrijgesproken worden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
één ofmeerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2017 tot en met 11 april 2017 in de gemeente Winterswijk als houder van
één ofmeer dieren, te weten 10 honden (hoofdzakelijk van het ras [naam 1] waaronder 2 pups) de nodige verzorging aan deze dieren heeft onthouden, door er niet zorg voor te dragen dat
- deze ziek of gewond lijkende dieren onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd door een dierenarts, immers waren deze honden ernstig ondervoed/vermagerd hetgeen de honden chronische stress opleverde door voortdurende honger en/of was de vacht van (een aantal) van de honden vies/onverzorgd en/of- de (drie) honden (die op 11 april 2017 in beslag zijn genomen) een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers overheerste een penetrante ammoniaklucht en lag overal urine op de vloer waarbij het de dieren aan een schone ligplaats ontbrak en/of- de honden een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelstadium van de dieren, immers waren deze honden
ernstig ondervoed/vermagerd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 600, waarvan € 300 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de verzochte vrijsprak geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 oktober 2017 en een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 28 augustus 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige verzorging aan haar tien honden. Verdachte heeft er onvoldoende zorg voor gedragen dat de honden, die voor hun verzorging van verdachte afhankelijk waren, voldoende en/of geschikt voer kregen.
Verdachte heeft dat niet gedaan uit onverschilligheid of bij gebrek aan liefde voor haar honden. Integendeel, verdachte lijkt zeer begaan met haar honden en heeft het beste met hen voor. Dit blijkt ook uit het feit dat door dierenarts [naam 3] is verklaard dat de door haar onderzochte honden, ondanks hun magerte, vrolijk en attent waren. Verdachte heeft er echter een bepaalde visie op het streefgewicht van haar honden op nagehouden die, naar oordeel van de rechtbank, niet strookt met de geldende diergeneeskundige opvattingen over wat een gezond postuur is voor dit type hond. Verdachte had niet haar eigen ideeën daarover mogen laten prevaleren. De rechtbank zal, alles afwegende, een geldboete van € 600 geheel voorwaardelijk opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
 14 14a, 14b, 14c, 23 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
 14 2.2, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan € 600 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis;
 bepaalt, dat deze geldboete
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
-
de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. H.F.R. van Heemstra, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017157600, gesloten op 5 mei 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 31-32.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 38-39.
6.Diergeneeskundige verklaring d.d. 12 april 2017, p. 49 en de diergeneeskundige verklaring d.d. 11 april 2017, p. 55.
7.De verklaring van de deskundige [naam 3] , afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2018.