7.2.Verweerder had na de aanvraag van 30 december 2013 een nieuwe en actuele welstandsbeoordeling moeten verrichten en dus niet mogen volstaan met verwijzing naar de in 1992 met betrekking tot de in 1995 vernietigde vergunning verrichte welstandsbeoordeling. Dat de nieuwe aanvraag strekt tot legalisering van al vele jaren bestaande bebouwing, maakt dat niet anders. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het bouwen in of omstreeks 1992 ter uitvoering van de in 1995 vernietigde vergunning volledig voor risico van derde-partij moet blijven. Het besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet zorgvuldig voorbereid. Het betoog slaagt.
Het onderzoek is ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen om een actuele welstandsbeoordeling van het vergunde bouwplan over te leggen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder een monumentenadvies en een welstandsadvies van de CRK van 4 december 2017 overgelegd, waarin bij 'welstandsniveau' is vermeld: “Rijksmonument, bijzonder” en bij 'Beoordeling CRK' het volgende is vermeld:
“Monumentenadvies:
Gebouw A, het rijksmonument, heeft vanaf de weg gezien een prominente en duidelijk zichtbare plek op het perceel; gebouw B ligt verscholen achter gebouw A en doet zodoende nauwelijks afbreuk aan het gewaardeerde monumentale beeld vanaf de openbare weg. De verbinding tussen A en B door middel van een, één laag hoog, tussenlid wordt voorstelbaar gevonden. Er is hiermee slechts beperkt schade aangericht aan gebouw A.
Advies welstand:
Gebouw B is een massief ogend gebouw met een gesloten, sobere uitstraling, zonder verfijning. Indien het plan nu zou worden beoordeeld aan de hand van het huidige welstandsbeleid en in het licht van de huidige architectonische opvattingen dan zou vrijwel zeker aansturing hebben plaatsgevonden om de uitstraling en wellicht ook de plaatsing, hoogte en geleding van de hoofdmassa te verbeteren. Echter kijkend naar de huidige situatie dan valt op dat door de positionering van het volume geheel achter gebouw A en op grote afstand van de weg, gebouw B niet of nauwelijks wordt ervaren vanaf de openbare weg. De omlijsting van het gebouw door de vele bomen op het perceel werken daarnaast verhullend en verzachten de invloed van het gebouw op de omgeving.
Geconcludeerd wordt dat uitgaande van de bestaande situatie het gebouw in relatie tot zijn omgeving voldoet aan redelijke eisen van welstand conform het gestelde in artikel 12 van de Woningwet en voldoet aan de Erfgoedverordening van de gemeente Wageningen”.
Het landhuis, gebouw A, is bij besluit van 10 oktober 2001 aangewezen als rijksmonument. Gelet daarop had moeten worden getoetst aan de criteria voor welstandsniveau BIJZONDER van de welstandsnota. Met de advisering door de CRK wordt in het geheel niet inzichtelijk of en zo ja in hoeverre daadwerkelijk aan de genoemde criteria is getoetst. Ook ontbreekt een eigen welstandsbeoordeling door verweerder. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het in stand laten van de rechtsgevolgen van besluit 1.
8. Besluit 2 heeft betrekking op met name inpandige bouwwerkzaamheden in de bebouwing en brandveilig gebruik daarvan. Eiser woont op een afstand van ongeveer 200 m van de bebouwing en heeft, mede gelet op de tussenliggende bebossing, niet of nauwelijks zicht op de met name inpandige wijzigingen. Ook anderszins is, mede gelet op de tussenliggende provinciale weg, niet aannemelijk dat hij gevolgen van enige betekenis van besluit 2 ondervindt. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat hij een rechtstreeks bij besluit 2 betrokken belang heeft als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Daarom is zijn beroep tegen besluit 2 niet-ontvankelijk.
Aan beoordeling van het in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste komt de rechtbank daarom niet toe.
9. Ter zitting heeft eiser meegedeeld dat zijn beroep ook is gericht tegen het niet tijdig beslissen op een (herhaald) verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Hij wijst op wat is vermeld onder punt 9 van het beroepschrift.
Onder punt 9 van het beroepschrift is onder het kopje 'Wob-verzoek' het volgende vermeld:
“9.1. Zoals gezegd, heeft appellant in zijn zienswijze (bijlage 3) verweerder in gebreke gesteld vanwege het niet-correct opvolging geven aan het eerdere Wob-verzoek. Ook is een nieuw, gespecificeerd Wob-verzoek ingediend. Bij brief van 28 april 2017 is verweerder wederom in gebreke gesteld, omdat ook nadien de betreffende welstandsdocumentatie nog niet was toegezonden (bijlage 12).