ECLI:NL:RBGEL:2018:1521

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 april 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
05/740264-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor vernielingen van meerdere personenauto's in Doesburg

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk vernielen van meerdere personenauto's in Doesburg, heeft de rechtbank Gelderland op 6 april 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van vernielingen die plaatsvonden tussen 28 juni en 1 juli 2016. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, onder andere door getuigenverklaringen die de verdachte in de buurt van de beschadigde voertuigen zagen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de getuigen slechts hadden waargenomen dat de verdachte dicht bij de auto’s was, maar niet dat zij daadwerkelijk de vernielingen had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast was er een tweede feit, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het vernielen van een voertuig van een benadeelde partij. Ook hier oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank wees de vorderingen van de benadeelde partijen af, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hadden. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was dat de verdachte de vernielingen had gepleegd, en dat alternatieve scenario's niet konden worden uitgesloten. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en het vonnis werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740264-16
Datum uitspraak : 6 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadsman: mr. E. Klijn, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Doesburg telkens opzettelijk en wederrechtelijk één of meer personenauto's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan één of meer eigenaars/benadeelden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, te weten:
(- voertuig, kenteken, geheel of ten dele toebehorende aan eigenaar/benadeelde, adres/pleegplaats, (pagina dossier))
- Fiat Punto, [kenteken 1] , [benadeelde 1] , [adres 2] , (186),
- Fiat Panda, [kenteken 2] , [benadeelde 2] , [adres 3] , (189),
- Opel Vectra, [kenteken 3] , [benadeelde 3] , [adres 4] , (192),
- Ford Fiesta, [kenteken 4] , [benadeelde 4] , [adres 5] (195),
- Volkswagen Golf, [kenteken 5] , [benadeelde 5] , [adres 6] (200),
- Skoda Octavia, [kenteken 6] , [benadeelde 6] / [bedrijf 1] , [adres 7] , (204),
- Nissan Note, [kenteken 7] , [benadeelde 7] , [adres 8] , (207),
- Daihatsu Sirion, [kenteken 8] , [benadeelde 8] , [adres 2] , (210), - Peugeot 307, [kenteken 19] , [benadeelde 9] , [adres 9] , (218),
- Mini One Clubman, [kenteken 9] , [benadeelde 10] , [adres 10] , (221),
- Mini One Countryman, [kenteken 10] , [benadeelde 10] , [adres 10] , (224),
- BMW 318i, [kenteken 11] , [benadeelde 11] , [adres 11] , (227),
- Opel Corsa, [kenteken 12] , [benadeelde 12] , [adres 12] , (230),
- Citroën C3, [kenteken 13] , [benadeelde 13] , [adres 13] , (233),
- Volkswagen Polo, [kenteken 14] , [benadeelde 14] , [adres 14] , (236),
- Hyundai I10, [kenteken 15] , [benadeelde 15] , [adres 14] , (239),
- Renault Twingo, [kenteken 16] , [benadeelde 16] , [adres 13] , (242),
- Skoda Fabia, [kenteken 17] , Kia Picanto, [kenteken 18] , [benadeelde 17] en/of [benadeelde 18] , [adres 15] , (245),
- Kia Rio, [kenteken 20] , [benadeelde 19] , [adres 16] , (251),
- Peugeot 206, [kenteken 21] , [benadeelde 20] , [adres 17] , (254),
- Peugeot 308, [kenteken 22] , [benadeelde 4] , [adres 5] , (260),
- Peugeot 208, [kenteken 23] , [bedrijf 2] , [adres 18] (265)
- Kia Rio, [kenteken 24] , [benadeelde 21] , [adres 19] , (268)
en/of
- Volkswagen Polo, [kenteken 25] , [benadeelde 22] , [adres 20] , (272);
2.
zij op, in of omstreeks de periode van 17 juni 2016 tot en met 18 juni 2016 te Doesburg opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (Toyoya Aygo, kenteken [kenteken 26] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 23] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (pagina 119).

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft daartoe onder andere het volgende aangevoerd ten aanzien van feit 1. Verdachte wordt door getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] dicht in de buurt van auto’s waargenomen rond de tijdstippen waarop de auto’s bekrast zijn. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 30 juni 2016 niemand anders heeft gezien of gehoord op straat dan enkel verdachte. Getuige [getuige 2] heeft waargenomen dat verdachte tussen de parkeervakken en de weg in de zogenaamde goot heeft gelopen, terwijl er op de weg voldoende ruimte was. Getuige [getuige 3] zag verdachte in de buurt van een auto lopen met in haar rechterhand een sleutelbos met een etui. Haar rechterhand bevond zich aan de kant waar de geparkeerde auto’s stonden. De waarnemingen gedaan door de getuige [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 2] passen op de aangiften die zijn gedaan qua tijdstip en locatie. Er zijn geen aangiftes meer binnengekomen van het bekrassen van auto’s nadat verdachte in voorlopige hechtenis is gegaan. De krassen op de auto’s zijn soortgelijk, op gelijke hoogte, en de vernielingen concentreren zich in de wijk [straatnaam 1] op een beperkt aantal straten. Verdachte leeft in onmin met veel buurtgenoten en iedereen die in gesprek met verdachte gaat, krijgt een bekraste auto. Het alternatieve scenario, dat drie wegrennende jongens de vernielingen zouden hebben gepleegd, gaat niet op. Het tijdstip waarop getuige [getuige 3] een vreemd geluid heeft waargenomen en het tijdstip waarop getuige [getuige 4] drie wegrennende jongens heeft waargenomen, komt namelijk niet overeen. Kettingbewijs levert hier een bewezenverklaring op van de vernielingen onder feit 1.
Ten aanzien van feit 2 is door de officier van justitie aangevoerd dat de vernielingen jegens [naam] zijn gestopt na het plaatsen van een camera die op haar auto is gericht. Vervolgens is er met stenen, soortgelijk aan de stenen uit verdachtes voortuin, gegooid vanuit de richting van de woning van verdachte, richting de auto van aangeefster. De wetenschap van verdachte omtrent de camera, de verstoorde verhouding, de stenen die uit de richting van haar huis zijn gegooid, en die uit haar voortuin komen, in samenhang met de andere vernielingen, leveren volgens de officier een bewezenverklaring op van feit 2.
Geëist is dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een integrale vrijspraak bepleit, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Een bewezenverklaring door middel van kettingbewijs gaat hier volgens de verdediging niet op.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Feit 1
Uit het dossier blijkt het volgende. Er zijn meerdere auto’s in de ten laste gelegde periode bekrast aan de [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] en [straatnaam 3] in Doesburg. Verdachte is woonachtig aan de [straatnaam 1] en heeft een verstoorde verhouding met enkele buurtbewoners. Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat zij verdachte met haar hondjes dicht bij auto’s zagen lopen en dat deze auto’s later bekrast bleken. Getuige [getuige 3] heeft voorts verklaard dat hij verdachte dicht bij de auto’s zag lopen met een sleutelbos in haar rechterhand aan de zijde van de auto’s.
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat getuigen hebben gezien dat verdachte auto’s heeft bekrast. De getuigen hebben enkel waargenomen dat zij verdachte dicht bij de auto’s hebben zien lopen. De rechtbank is van oordeel dat deze waarnemingen van de getuigen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring van vernieling van de auto’s te kunnen komen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aangiften en/of meldingen meer zijn binnengekomen van het bekrassen van auto’s – in de straten waar de vernielingen hebben plaatsgevonden – vanaf de periode dat verdachte in voorlopige hechtenis is gegaan. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 5 juli 2016 door de politie is aangehouden en tot 5 augustus 2016 in voorarrest heeft gezeten. Uit het overzicht vernielingen aan auto’s van 28 juni 2016 tot en met 31 december 2016 in Doesburg – bijlage bij e-mailbericht van 22 maart 2018 van de politie – volgt dat er op 7 juli 2016 nog een vernieling heeft plaatsgevonden aan de [straatnaam 1] en dat er nog diverse vernielingen hebben plaatsgevonden in Doesburg gedurende het voorarrest van verdachte én daarna.
Uit de stukken kan de rechtbank niet opmaken of deze vernielingen afwijken van de aan verdachte ten laste gelegde vernielingen. Op grond hiervan kan de rechtbank niet vaststellen of de aan verdachte verweten gedragingen zijn gestopt vanaf het moment dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De rechtbank kan hieruit dus ook geen aanwijzing afleiden voor de schuldigheid van verdachte aan de verweten gedragingen.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat er tot een bewezenverklaring van alle vernielingen kan worden gekomen door een constructie van schakelbewijs. Hiertoe is echter vereist dat er sprake is van een begin van of een basis van bewijs om op door te kunnen bouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in de onderhavige zaak niet het geval. De rechtbank kan bovendien alternatieve scenario’s niet uitsluiten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Feit 2
Aangeefster heeft verklaard dat zij naast de auto stenen heeft aangetroffen afkomstig uit de voortuin van verdachte. Uit het proces-verbaal van bevindingen, gedateerd op 24 mei 2017 (dossier, p. 303), volgt dat op de camerabeelden van aangeefster van 18 juni 2016 te zien is dat om 00:56 uur het beeld verandert, er een soort van flits te zien is en dat tijdens de flits tevens een knal te horen is. Om 1:02 uur is te zien dat het beeld oplicht, dat een flits te zien is en er een knal te horen is direct nadat het beeld van kleur veranderd.
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat de stenen – al waren zij afkomstig uit de tuin van verdachte en al waren zij vanuit de richting van de woning van verdachte gegooid – door verdachte tegen de auto van aangeefster zijn gegooid. De rechtbank kan voorts niet uitsluiten dat een ander de stenen uit de tuin van verdachte heeft gepakt en tegen de auto van aangeefster heeft gegooid. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken voor het onder feit 2 ten laste gelegde.

3. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen [benadeelde 4] , [bedrijf 1] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 14] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [benadeelde 23] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 ten laste gelegde. Gevorderd wordt een bedrag van € 812,33 door [benadeelde 4] , een bedrag van € 522,15 door [bedrijf 1] , een bedrag van € 500,00 door [benadeelde 8] , een bedrag van € 957,96 door [benadeelde 9] , een bedrag van € 1.157,32 door [benadeelde 11] , een bedrag van € 372,08 door [benadeelde 12] , een bedrag van door [benadeelde 14] en een bedrag van € 675,00 door [benadeelde 23]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van na te noemen benadeelde partijen tot betaling van na te noemen bedrag toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag:
  • [benadeelde 4] € 812,33;
  • [benadeelde 9] € 957,96;
  • [benadeelde 11] € 1.157,32;
  • [benadeelde 12] € 372,08;
  • [benadeelde 14] € 320,15;
  • [benadeelde 23] € 675,00.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 449,80, te vermeerderen met de wettelijke rente en waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag . Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat deze benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, omdat dit deel van de vordering een onevenredige belasting is voor het strafgeding.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] , waarbij een onderbouwing van de schade ontbreekt, een onevenredige belasting is voor het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen, gelet op de verzochte vrijspraak, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hebben, wordt vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen.
 verklaart de
nagenoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding:
-
[benadeelde 4] ;
-
[bedrijf 1] ;
-
[benadeelde 8] ;
-
[benadeelde 9] ;
-
[benadeelde 11] ;
-
[benadeelde 12] ;
-
[benadeelde 14] ;
-
[benadeelde 23] .
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. J.H. Steverink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2018.