ECLI:NL:RBGEL:2018:1462

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
6275013
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij gebreken in de woning en herstelkosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over gebreken aan een woning. De eiser, vertegenwoordigd door J.A.M. Drinkenburg van DAS, heeft de gedaagden, vertegenwoordigd door F.J. Visser van Arag, aangeklaagd wegens tekortkomingen in de nakoming van de koopovereenkomst. De eiser heeft een woning gekocht van de gedaagden, maar heeft na de overdracht ernstige gebreken ontdekt, met name roestvorming aan de stalen liggers die het draagvermogen van de vloer in gevaar bracht. De eiser heeft de gedaagden schriftelijk op de hoogte gesteld van de gebreken en hen verzocht om de aansprakelijkheid te erkennen en de herstelkosten te vergoeden. De gedaagden hebben echter geen aansprakelijkheid erkend en de eiser heeft daarop een rechtszaak aangespannen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebreken al aanwezig waren ten tijde van de eigendomsoverdracht en dat de gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiser recht heeft op schadevergoeding voor de herstelkosten, die zijn begroot op € 21.655,32. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de eiser toegewezen. Dit vonnis bevestigt de verplichtingen van verkopers om te zorgen voor een woning die geschikt is voor normaal gebruik en de aansprakelijkheid voor gebreken die niet zijn gemeld tijdens de verkoop.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: 6275013 CV EXPL 17-4415
Grosse aan: Drinkenburg (DAS)
Afschrift aan: Visser (Arag)
Verzonden d.d.
vonnis d.d. 7 maart 2018 van de kantonrechter
in de zaak van

1.[naam eiser sub 1] ,

2.
[naam eiser sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: J.A.M. Drinkenburg (DAS)
tegen

1.[naam gedaagde sub 1] ,

2.
[naam gedaagde sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: F.J. Visser (Arag)
Partijen worden hierna ook [eisende partij] en [gedaagde partij] (telkens in vrouwelijk enkelvoud) genoemd.

1.Het procesverloop

Dit blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 24 augustus 2017;
- de conclusies van antwoord, re- en dupliek.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op [datum] 2013 heeft [eisende partij] een in Zutphen gelegen en rond 1902 gebouwde woning gekocht van [gedaagde partij] De levering vond plaats op [datum] 2013.
In de koopovereenkomst is onder meer vermeld:
“5.1. De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende (…) zichtbare en onzichtbare gebreken (…).
(…)
5.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik alswoonhuis.
(…)”
2.2
De Monumentenwacht Gelderland heeft verschillende inspectierapporten uitgebracht.
In het rapport van het jaar 2001, opgemaakt door monumentenwachter J. Stuut, is onder meer opgenomen in de rubriek Kelders:
“- troggewelven met ijzeren liggers
Ter plaatse van de oplegging geven deze forse roestvorming te zien. Door deze roestvorming is het muurwerk ter plaatse gescheurd. Om dit op een goede manier te herstellen zal het muurwerk rond de opleggingen weggekapt moeten worden.
Waarna het geheel ontroest en behandeld kan worden. Nadat het geheel is ontroest en behandeld zullen de balkkoppen met een krimpvrije mortel onderkouwd moeten worden.
Voor zover zichtbaar door het gesloten plafond.”
In het rapport van het jaar 2012 meldt monumentenwachter H. Sleumer (hierna: Sleumer) in deze rubriek dat er enige roestvorming voorkomt in de stalen I-liggers in het beton.
2.3
Na een telefonische gelijkluidende kennisgeving op 10 juni 2015 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] bij brief van 15 juni 2015 onder meer medegedeeld:
“De stalen liggers van het troggewelf in het eerste keldercompartiment (/dragers van de vloer van de hal/trap/wc-ruimte) blijken na uitgebreid onderzoek dusdanig ernstig door roest aangetast te zijn dat volgens het ingeschakelde ingenieursbureau 6 van de 8 liggers vervangen dienen te worden.
Op het moment wordt de gehele gewelfconstructie gestut.
(…)
Wat begonnen is als onderhoud, leidde tot uithakken van enkele koppen van liggers tot het vrijmaken van delen van liggers in het gewelf. Plaatselijk is de bovenflens zeer ernstig aangetast en vallen er gaten in het lijf van liggers.
Wij nodigen u uit om de toestand met eigen ogen te zien en te onderzoeken tot welke oplossing we kunnen komen. (…)”
2.4
W. Wieskamp, verbonden aan adviesbureau SEM Oost Nederland B.V. (hierna: SEM) heeft in opdracht van [eiser sub 1] een onderzoek verricht. In het door hem uitgebrachte rapport gedateerd 29 juli 2015 is onder meer het volgende vermeld:

Inleiding
(…)
Bij de overdracht zijn aan de heer [eiser sub 1] inspectierapporten van de Monumentenwacht Gelderland (…) beschikbaar gesteld. (…) In het rapport uit 2001 van de Monumentenwacht wordt melding gemaakt van de roestvorming en wordt een wijze van herstel geadviseerd. Zonder dat er herstel heeft plaats gevonden wordt er in de latere rapporten nauwelijks nog mededeling van gedaan. Vermoedelijk zijn de onderzijden van de liggers na het rapport van 2001 gemenied en was er minder zicht op de roestvorming.
Het probleem was er dus nog en om verdere roestvorming tegen te gaan was de heer [eiser sub 1] voornemens om een kathodische bescherming te laten aanbrengen. Alvorens dit te laten aanbrengen was het wenselijk om een inspectie te laten uitvoeren naar de oorzaak en de aard van de roestvorming. Hiervoor heeft restauratiebedrijf [naam] stenen van de gemetselde gewelven verwijderd om de liggers beter te kunnen inspecteren. Er is toen geconstateerd dat de stalen gewelfliggers op diverse plaatsen zeer ernstig door roestvorming zijn aangetast, waardoor het draagvermogen van de vloer zeer twijfelachtig is. (…)
(…)
Resultaten opname
Uit de opname is gebleken dat nagenoeg alle stalen liggers in meer of mindere mate door corrosie zijn aangetast. De lijven van de profielen zijn zo sterk aan getast waardoor er gaten in zijn ontstaan. De binnenzijde van de onderflenzen zijn verroest.
Bij enkele liggeropleggingen heeft het roesten ook geresulteerd tot scheurvorming in het metselwerk.
(…)
Verder blijkt dat de vulling boven de gewelven niet overal aanwezig is en dat de marmerenvloerplaten daardoor niet gelijkmatig gedragen worden.
(…)
Oorzaak
(…)
Zoals al aangegeven is, bestaat de vloerafwerking uit marmerplaten. Door zettingen is scheurvorming ontstaan en zijn de voegen tussen de platen losgetrokken. Dit had tot gevolg dat in het verleden door het met royaal water schrobben van de vloeren water tussen de voegen door op de gewelven gelekt is, waardoor er op de laagste punten bij de stalen liggers een ideale basis werd gevormd voor roestvorming.
(…)
Conclusie
De conclusie is dat onder de waargenomen omstandigheden de vloer niet meer voldoende sterk en veilig is, dit betreft zes van de acht liggers.
Er zullen maatregelen moeten worden genomen om de sterkte van de vloer weer op een veilig niveau te krijgen.
(…)
Optie 3
Bij deze optie wordt er van onderaf vanuit de kelder gewerkt.
Na het aanbrengen van ondersteunende formelen onder de troggewelven worden de bestaande liggers per stuk losgehakt, verwijderd en vervangen door nieuwe verzinkte exemplaren. Nadat de nieuwe liggers zijn aangebracht kunnen de holtes tussen de vloer en de gewelven worden opgevuld. Vervolgens wordt het metselwerk van de gewelven weer aangeheeld.
(…)
Voorkeur hersteloptie
(…)
Samenvattend kan worden gezegd de voorkeur voor herstel uitgaat naar optie 3.
(…)”
In antwoord op een vraag van [eisende partij] schrijft Wieskamp bij e-mail van 2 oktober 2015 onder meer:
“De aantasting die ik heb gezien is niet van de laatste 2 jaar. Gezien de mate van aantasting is dit een process van vele jaren geweest.
Bovendien vermoed ik dat gezien het lage vochtgehalte van de vloer zoals ik deze heb aangetroffen, de aantasting nu nog maar minimaal toeneemt.”
2.5
Sleumer heeft op 4 september 2015 een deelinspectie uitgevoerd aan de vloer boven de kelder. In zijn rapportage hierover schrijft hij onder meer:
“(…) Voor het aanbrengen van een kathodische bescherming van de ijzeren liggers in de vloer is nader destructief onderzoek uitgevoerd. Helaas blijken de ijzeren balken dusdanig te zijn aangetast dat het draagvermogen van de balken twijfelachtig is geworden.
Tevens blijkt op meerdere plaatsen de vulling op de gewelven onder marmeren-dekvloer te zijn verdwenen.
(…)
Gelet op de ontstane schade aan de ijzeren balken is het noodzakelijk deze aan te helen. Door de omvang is het beter alle ijzeren balken volledig te vervangen door balken van afmetingen als bestaand, echter dan wel in een gegalvaniseerde uitvoering.
(…)
Het rapport van adviesbureau SEM Oost Nederland stelt meerdere herstelopties voor met verwijzing naar de herstel optie met het volledig vervangen van de ijzeren balken in een verzinkte uitvoering van onder uit. Dit lijkt ons een zeer redelijke hersteloptie.
2.6
Bij brief van 9 november 2015 schrijft de gemachtigde van [eisende partij] aan (enkel) [gedaagde sub 2] , onder meer:
“Namens cliënten verzoek en, voor zoveel nodig, sommeer ik u hierdoor dan ook om mijuiterlijk binnen twee weken na heden schriftelijk te bevestigendat u aansprakelijkheid erkent èn dat u het gebrek voor uw rekening en risico zult (laten) herstellen dan wel de herstelkosten/schade aan clienten zult vergoeden. (…)
Mocht ik uw schriftelijke bevestiging niet (tijdig) ontvangen, dan verkeert u in verzuim. Alsdan behoud ik mij namens cliënten alle rechten voor.
(…)
U zult begrijpen dat de inhoud en strekking van deze brief formeel dient te zijn, om de rechten van cliënten veilig te stellen. (…)”
2.7.1
Bij brief van 21 december 2015 schrijft de toenmalig eveneens bij Arag werkzame, gemachtigde van [gedaagde partij] , mr. S. el Hamdioui, aan de gemachtigde van [eisende partij] onder meer:
“In vervolg op mijn bericht van 20 november jl. waarin ik aankondigde dat zich tot mij hebben gewend de heer en mevrouw [gedaagde sub 2] wonende te [woonplaats] met het verzoek de belangen te behartigen in onderhavige kwestie, (…).
(…)”
2.7.2
Mr. el Hamdioui schrijft aan de gemachtigde van [eisende partij] bij brief van 4 maart 2016 in reactie op een brief van de gemachtigde van [gedaagde partij] d.d. 25 januari 2016 dat haar cliënten geen aansprakelijkheid erkennen en niet zullen overgaan tot betaling. Zij schrijft onder meer:
“In tegenstelling tot uw beweringen is wel degelijk gemotiveerd weergegeven om welke redenen het rapport van Adviesbureau SEM Oost Nederland volstrekt ontoereikend is.”
2.7.3
De gemachtigde van [eisende partij] schrijft hierop bij brief van 17 maart 2016 dat zijn cliënten zich nadrukkelijk alle rechten en weren voorbehouden.
2.8
Ing. P.W.J. Loos, verbonden aan Loogis Expertise uit Leiden (hierna: Loogis) heeft in opdracht van [eisende partij] /DAS een op 7 juni 2016 gedateerd rapport uitgebracht. Uit dit rapport is kenbaar dat op 1 april 2016 een onderzoek heeft plaatsgevonden in de woning, bij welk onderzoek [eiser sub 1] en [gedaagde sub 2] bij aanwezig waren. In het rapport is onder meer vermeld (pag. 7 e.v.):

Inspectie
De woning in het algemeen en de vloerconstructie in het bijzonder is onderzocht. Aan de voorzijde en in de woning is zichtbare zetting waargenomen. (…) De zettingen hebben zich geleidelijk ontwikkeld en geresulteerd in diverse scheuren (..). In de natuursteen vloerafwerking van de hal/entree zijn diverse scheuren zichtbaar die overeenkomen met het zettingsproces van de woning.
Tijdens eerdere onderzoeken was de oplegging van diverse stalen liggers vrij gemaakt.
Op meerdere plaatsen is de roestaantasting zover dat gaten in het lijf van de stalen ligger zijn ontstaan. (…) Aan alle stalen liggers is roestvorming waargenomen in een vergevorderd stadium.
(…)
Ten aanzien van de constructieve vloer wordt he volgende opgemerkt. Het betreft een constructief samengestelde vloer waarbij de sterkte en het draagvermogen niet uitsluitend voortkomt uit de stalen liggers. ook de troggewelven hebben een significante bijdrage in het draagvermogen. Door de gebogen vorm van de gemetselde gewelven ontstaat bij belasting vanaf de bovenzijde naast een neerwaartse druk in de vloerconstructie een horizontale druk. Doordat de vloerconstructie driezijdig volledig is opgesloten door constructieve wanden wordt de zijwaartse druk in die wanden afgevoerd. Daaruit kan ook worden verklaard dat de vloerconstructie ondanks de ernstige roestaantasting van de stalen liggers tot heden nooit is bezweken. Het risico op spontaan bezwijken van de vloerconstructie is daarom ook zeer beperkt. De nu aangebrachte ondersteuning van de stalen liggers is beoordeeld als preventieve maatregel. Ook de belasting op de vloer van de entree, vanuit de wand onder de trap naar de eerste verdieping, is door de aard van de constructie van deze wand beperkt. Doordat alle gemetselde wanden in verband zijn vervaardigd wordt het grootste deel van de belasting via de wanden afgevoerd naar de kelderwanden.”
Aan Loogis zijn een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd. In het rapport is daarover onder meer opgenomen (pag. 10 e.v.):
“(…)
Ten tijde van de overdracht van de woning op 25 november 2013 was de nu zichtbare roestaantasting ook al aanwezig. Opgemerkt wordt dat alleen door destructief onderzoek de mate van roestvorming als nu aanwezig zichtbaar kon worden. Geen van de partijen die de roestvorming eerder hebben vastgesteld op de onderzijde van de flens van de stalen liggers heeft de ernst van de aantasting op het huidige niveau voorzien.
Het roestproces is vrijwel direct na nieuwbouw van de woning gestart. (…) Het proces heeft uiteindelijk geresulteerd in de nu zichtbare aantasting.
3.Is met behoud van de monumentale waarden een andere hersteloptie tegen mindere kosten denkbaar? Zo ja, op welke wijze?
Herstel met behoud van de monumentale waarde is zeker mogelijk. Het compleet vervangen van de stalen liggers is naar mijn mening niet noodzakelijk. Gelijk zoals eerder bedacht ten aanzien van het versterken van de opleggingen kan ook worden gekozen voor het geheel versterken van de stalen liggers zonder deze geheel te verwijderen.
(…)
Geadviseerd wordt de bestaande stalen liggers te handhaven en aan weerszijde een stalen hoeklijn met ongelijke zijde te plaatsen op de flens. (…)
Daarnaast hoeft ter hoogte van de oplegging en evenzo evenwijdig aan de stalenliggers minder hak- en breekwerk te worden verricht waarbij de bovenflens het droge zandcement pakket kan blijven ondersteunen.
De kosten voor het leveren en aanbrengen van stalen hoeklijnen aan weerszijde van de stalen liggers worden geraamd op een bedrag van circa € 12.500,00 inclusief btw.
4.De conclusie van het rapport SEM oost Nederland was’dat onder de waargenomen omstandigheden de vloer niet meer voldoende sterk en veilig is, dit betreft zes van de acht liggers. Er zullen maatregelen moeten worden genomen om de sterkte van de vloer weer op een veilig niveau te krijgen’. Wat betekent dit in de praktijk? Welke gevolgen zijn naar uw inzicht reëel indien er geen maatregelen worden getroffen?
Door de aantasting van de stalen liggers en de daarmee ontstane degradatie van de hoeveelheid dragend staal is de sterkte van de vloerconstructie zeker afgenomen. Gevaar voor spontaan bezwijken van de totale vloerconstructie wordt niet aannemelijk geacht. Om de vloerconstructie voor de komende 50 jaar weer tot een vergelijkbaar constructief niveau te brengen als bij nieuwbouw is versterken van de vloer noodzakelijk. Geadviseerd wordt dan ook het versterken op korte termijn in uitvoering te nemen.
In het geval niet tot versterken van de vloerconstructie wordt overgegaan zal de roestaantasting geleidelijk verder gaan en zal op termijn het staal haar functie volledig verliezen. De vloer is ontwerpen als een samenwerking tussen staal en getoogd metselwerk. Het getoogde metselwerk kan de functie van het staal wel grotendeels overnemen maar kan daarnaast door eventuele aanvullende zettingen van de woning scheuren en dan spontaan bezwijken.”
2.9
De gemachtigde van [eisende partij] heeft bij brief van 27 juli 2016 aanvullende vragen gesteld aan Loogis, maar hierop is niet gereageerd. Hierop heeft hij zich gewend tot L. de Vries van De Vries Konstruktieburo (hierna: De Vries). Deze heeft na - enkel - bestudering van de hem toegezonden foto’s bij e-mail 20 oktober 2016 aan de gemachtigde onder meer geschreven:
“vraag 3
(…)
Voor de afdracht van de belasting van de vloer naar de gevels gebeurt door het lijf van de ligger, deze is plaatselijk geheel weggeroest, en hierdoor heeft de stalen ligger zij n werking verloren.
De afdracht wordt in 2e instantie door het metselwerk verzorgd doordat dit opgesloten ligt tussen de muren.
Dit geeft geen duurzame oplossing, er ontstaan grote horizontale drukkrachten.
Als de muren wat wijken of de stenen verbrijzelen kan bezwijken van de vloer het gevolg zijn.
(…)
onderzoek vraag 4
er is nu gevaar op bezwijken van de vloer, of en wanneer dit zou gebeuren is niet te voorspellen.
Hierna is De Vries verzocht onderzoek op locatie te doen, aan welk verzoek De Vries gevolg heeft gegeven. De Vries schrijft vervolgens bij e-mail van 23 januari 2017 onder meer:
“Als de muren wat wijken of de stenen verbrijzelen door meer belasting van personen op de vloer, kan instorten van de vloer het gevolg zijn.
(…)
Voornamelijk zettingen en extra belasting op de vloer alsmede verdere verzwakking van het staal door toenemende roestvorming zijn factoren die hadden kunnen leiden tot instorten van de vloer.”
2.10.1
Loogis heeft aan DAS een bedrag van € 1.396,00 inclusief btw in rekening gebracht bij factuur van 13 juni 2016.
2.10.2
SEM heeft [eiser sub 1] een op 31 juli 2015 gedateerde factuur gezonden voor een bedrag van € 786,50 inclusief btw.
2.10.3
De stichting Materiaal voor monumenten heeft blijkens een factuur van 31 maart 2016 een bedrag van € 980,00 inclusief btw aan [eisende partij] in rekening gebracht.
2.10.4
Bij factuur van 19 december 2016 heeft B.V. Bouwbedrijf Hoffman een bedrag van € 18.622,82 inclusief btw aan [eiser sub 1] in rekening gebracht.

3.De vordering en het verweer

3.1
[eisende partij] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
voor recht zal worden verklaard dat [gedaagde partij] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen en haar hoofdelijk te veroordelen de herstelkosten van € 21.655,32 te vergoeden,
subsidiair:
voor recht zal worden verklaard dat de koopovereenkomst gedeeltelijk wordt ontbonden en de koopprijs wordt verminderd met de herstelkosten van € 21.655,32 door Zweers hoofdelijk te betalen;
meer subsidiair:
de kantonrechter de tussen partijen gesloten overeenkomst gedeeltelijk zal vernietigen en [gedaagde partij] hoofdelijk zal worden veroordeeld een bedrag van € 21.655,32 te betalen,
alles - samenvattend - met hoofdelijke veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 991,55, de wettelijke rente per 31 maart 2017 en de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2
[eisende partij] legt aan zijn vordering bezien tegen de achtergrond van de feiten en voor zover thans van belang, het volgende ten grondslag.
Er was sprake van een ernstig gebrek aan de woning. De dragers van de vloer van de hal/trap/wc-ruimte waren dermate door roest aangetast dat het draagvermogen twijfelachtig was. Op 9 juni 2015 is dit gebrek geconstateerd door de aannemer.
Vanwege de aard en de ernst van het gebrek is sprake geweest van non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW. [gedaagde partij] heeft in artikel 5.3. van de koopovereenkomst gegarandeerd dat de woning geschikt was voor normaal gebruik als woning, maar dit bleek dus niet het geval. Daarnaast komt [eisende partij] vermindering van de koopprijs toe op grond van dwaling.
[eisende partij] heeft het gebrek laten herstellen. De herstelwerkzaamheden hebben
€ 18.622,82 gekost. Voorts zijn oude marmeren tegels gekocht ter aanvulling van de beschadigde marmeren platen. Hiermee was een bedrag van € 850,00 gemoeid.
[gedaagde partij] moet ook de kosten verbonden aan de onderzoeken van SEM (€ 786,50) en Loogis (€ 1.396,00) voldoen, op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 BW.
[gedaagde partij] verkeert in verzuim vanaf 31 maart 2017, zodat zij de wettelijke rente moet betalen. De rente bedraagt tot 24 augustus 2017 € 147,14.
Ten slotte is [gedaagde partij] buitengerechtelijke kosten verschuldigd tot het bedrag van
€ 991,55.
3.3
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
[gedaagde partij] heeft met een beroep op het bepaalde in artikel 7:23 lid 2 BW aangevoerd dat de vordering is verjaard, omdat de dagvaarding eerst is uitgebracht nadat de in dat artikel bedoelde termijn van twee jaar, was verstreken.
De kantonrechter overweegt op dit punt, dat de verjaringstermijn ten aanzien van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in elk geval is aangevangen op 16 achtereenvolgens 15 juni 2015, op welke dagen hen de brief van 15 juni 2015 ter hand is gesteld.
De verjaring is ten aanzien van [gedaagde sub 2] gestuit middels de door zijn gemachtigde aangetekend verzonden brief van 9 november 2015. Dat de brief ook aan [gedaagde sub 1] is gestuurd is weliswaar gesteld door [eisende partij] , maar niet onderbouwd.
Uit de onder 2.7.1 tot en met 2.7.3 weergegeven correspondentie blijkt, dat mr. el Hamdioui zich als gemachtigde van [gedaagde sub 2] en ook van [gedaagde sub 1] heeft gesteld. Bij brief van
17 maart 2016 heeft de gemachtigde van [eisende partij] aan mr. el Hamdioui gemeld dat zijn cliënten zich nadrukkelijk alle rechten voorbehouden. Dit betekent dat ook ten aanzien van [gedaagde sub 1] de verjaring - in elk geval – op 17 maart 2016 en dus tijdig is gestuit.
Omdat sinds de onderscheiden stuitingsdata nog geen twee jaar is verstreken tot het instellen van de onderhavige vordering, wordt het beroep op verjaring verworpen.
4.2
Vooropgesteld wordt hier, dat [gedaagde partij] de waarnemingen van SEM, Sleumer en Loogis niet heeft betwist. Er moet dus van worden uitgegaan dat zes van de acht stalen liggers in ernstige mate waren aangetast door roest en dat bij enkele liggeropleggingen het roesten tot scheurvorming in het metselwerk heeft geleid.
Ook de conclusies van de diverse ingeschakelde experts zijn niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist door [gedaagde partij] De enkele omstandigheid dat er sprake zou zijn van partijdeskundigen, brengt niet mee dat aan hun rapportages geen gewicht kan worden toegekend, zoals [gedaagde partij] kennelijk beoogt. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde partij] niet in de gelegenheid is geweest zelf een deskundige aan te stellen. De conclusies zullen daarom, tenzij hieronder anders vermeld, worden overgenomen.
4.3
In de inleiding van het rapport van SEM staat vermeld dat het restauratiebedrijf Hoffman bij een inspectie heeft geconstateerd dat de stalen liggers op diverse plaatsen door roestvorming waren aangetast. [eisende partij] heeft gesteld dat dit bedrijf op 9 juni 2015 de roestaantasting heeft ontdekt en SEM erbij heeft gehaald. [gedaagde partij] heeft slechts bij gebrek aan wetenschap betwist dat eerst toen de ontdekking is gedaan, maar dit is bezien tegen de achtergrond van de gedetailleerd weergegeven gang van zaken onvoldoende om te kunnen aannemen dat reeds eerder de roestvorming is ontdekt. Vast staat verder dat [eisende partij] op 10 juni 2015 telefonisch en 15 juni 2015 schriftelijk [gedaagde partij] op de hoogte heeft gesteld van de roestaantasting. [eisende partij] heeft hiermee tijdig geklaagd, zodat het verweer ook op dit punt wordt verworpen.
4.4
De vraag die voorligt is of het gebrek, samenvattend: de roestvorming, aanwezig was op het moment van de eigendomsoverdracht en, indien dat het geval is, of de roestvorming aan een normaal gebruik van de woning in de weg heeft gestaan.
Uit de diverse rapportages blijkt dat in 2013 de in 2015 geconstateerde roestvorming al aanwezig was. Ook [gedaagde partij] gaat hiervan uit, waar zij - zij het in een ander verband - deze visie van Loogis aanhaalt. De kantonrechter stelt hiermee vast, dat ten tijde van de eigendomsoverdracht de roestvorming zoals door [eisende partij] gesteld, inderdaad al aanwezig was.
SEM heeft in haar rapportage aangegeven dat de vloer niet meer voldoende sterk en veilig is. Loogis heeft geconcludeerd dat door de aantasting van de stalen liggers de sterkte van de vloerconstructie zeker is afgenomen. Loogis acht gevaar voor spontaan bezwijken van de totale vloerconstructie niet aannemelijk. Loogis vervolgt echter met de opmerking dat als niet tot versterken van de vloerconstructie wordt overgegaan, het staal op termijn haar functie volledig zal verliezen waarna het getoogde metselwerk, omdat dit de functie van het staal grotendeels overneemt, door eventuele aanvullende zettingen van de woning kan scheuren en dan spontaan kan bezwijken. De Vries heeft ten slotte gemeld dat als de muren wat wijken of de stenen verbrijzelen door meer belasting van personen op de vloer, instorten van de vloer het gevolg kan zijn.
De kantonrechter overweegt dat onder het door [gedaagde partij] in de koopovereenkomst onder 5.3 gegarandeerde normale gebruik, moet worden verstaan dat in de woning gewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. Bij het gerechtvaardigd verwachtingspatroon omtrent het normaal gebruik speelt de ouderdom van de woning een rol. Uit de inhoud van de rapportages kan niet anders dan worden geconcludeerd dat een risico bestond dat de vloer boven de kelder zou bezwijken en deze conclusies zijn niet of onvoldoende door [gedaagde partij] betwist. Dat niet zeker was of de vloer werkelijk zou bezwijken en op welke termijn dit eventueel zou gebeuren, kan niet afdoen aan de conclusie dat de veiligheid niet gegarandeerd was. Dat de roestvorming zich geleidelijk heeft ontwikkeld zoals door [gedaagde partij] aangevoerd, is hierbij niet relevant.
[gedaagde partij] heeft gesteld dat roestvorming inherent is aan een oude woning zoals de onderhavige, maar hierin wordt zij niet gevolgd. Bovendien blijkt uit de op dit punt evenmin onderbouwd betwiste rapportage van Loogis, dat de roestvorming is ontstaan doordat water tussen op de gewelven gelekt is en dit is geen situatie die zich in elke oudere woning voordoet.
[gedaagde partij] heeft verder aangevoerd dat tijdens de bezichtiging van de woning er verschillende rapporten van de Monumentenwacht op tafel lagen waarin de roestvorming vermeld stond, zodat [eisende partij] hiervan op de hoogte was. Wat hiervan zij, [gedaagde partij] kan deze omstandigheid reeds hierom niet aan [eisende partij] tegenwerpen, omdat zij van de inhoud van de rapporten op de hoogte was. [gedaagde partij] had [eisende partij] hiervan, in het bijzonder van de in 2001 reeds gedane constatering, uit zichzelf op de hoogte moeten stellen.
4.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde partij] niet heeft geleverd wat [eisende partij] had mogen verwachten. Aan de bepaling onder 5.1 van de koopovereenkomst komt in dit verband, anders dan door [gedaagde partij] betoogd, geen betekenis toe.
[gedaagde partij] is dus tekort gekomen in de nakoming van haar verbintenis uit de koopovereenkomst. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
Omdat [gedaagde partij] is tekort gekomen is zij gehouden de door [eisende partij] geleden schade te vergoeden.
4.6
De schade zal worden begroot op de kosten van het noodzakelijke herstel. Door de vergoeding van die schade wordt [eisende partij] financieel gecompenseerd waarmee hij in dezelfde situatie komt te verkeren als wanneer [gedaagde partij] een woning zonder het gebrek geleverd had. De kantonrechter zal dan ook geen bedrag in mindering brengen vanwege “nieuw voor oud”, omdat niet valt in te zien dat [eisende partij] na herstel in een betere financiële positie is komen te verkeren.
4.7
[gedaagde partij] heeft betwist dat het noodzakelijk herstel het ter zake gevorderde bedrag beloopt. [gedaagde partij] heeft ter onderbouwing hiervan verwezen naar het rapport van Loogis, waarin wordt aangegeven dat de stalen liggers versterkt kunnen worden zonder dat deze geheel worden verwijderd. In plaats daarvan zou aan weerszijden van de liggers een stalen hoeklijn kunnen worden aangebracht en de daaraan verbonden kosten worden geraamd op
€ 12.500,00. [eisende partij] heeft hierop aangegeven dat Loogis slechts een interim rapport heeft gestuurd dat de nodige vragen heeft opgewekt en dat het daarin vermelde schadebedrag niet was gespecificeerd.
Overwogen wordt, dat de gemachtigde van [eisende partij] in zijn brief van 27 juli 2016 aan Loogis heeft gevraagd het geraamde bedrag ad € 12.500,00 te specificeren. Kennelijk is ook de gemachtigde van [eisende partij] er toen nog vanuit gegaan dat het versterken in plaats van vervangen van de liggers een reële optie was. Door [eisende partij] is niet betwist dat gekozen is voor vervanging van de liggers, zoals ook uit de factuur van Hoffman lijkt te volgen. [eisende partij] heeft enkel betoogd dat Loogis “slechts een interim rapport” heeft gemaakt, maar hij heeft niet gesteld waarom op enig moment blijkbaar toch is gekozen voor vervanging van de liggers, terwijl ook toen Loogis het rapport opstelde al duidelijk was dat, zoals in dat rapport weergegeven, aan alle stalen liggers roestvorming was waargenomen in een vergevorderd stadium. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat een andere en duurdere oplossing is gekozen dan die welke voor het noodzakelijk herstel geboden was. Het daarmee gemoeide hogere bedrag kan niet als schade worden aangemerkt. [eisende partij] heeft ook niet betwist dat met het versterken van de liggers het door de deskundige geraamde bedrag gemoeid zou zijn, zodat moet worden aangenomen dat de schade het bedrag van € 12.500,00 beloopt.
[eisende partij] heeft de vergoeding in verband met het vervangen van de marmeren tegels evenzeer gegrond op de omstandigheid dat de liggers moesten worden vervangen. Omdat hiervan niet kan worden uitgegaan, zal de vordering op dit onderdeel reeds hierom worden afgewezen.
4.8
[gedaagde partij] heeft aangevoerd dat dubbel onderzoek niet noodzakelijk was, zodat de kosten van, naar de kantonrechter veronderstelt, Loogis onnodig zijn gemaakt en voor rekening van [eisende partij] moeten blijven. De kantonrechter overweegt hierover, dat het (de gemachtigde van) [gedaagde partij] zelf is geweest, die aan het eerste rapport (van SEM) geen waarde wenste toe te kennen zoals door haar toenmalig gemachtigde werd aangegeven, zowel inhoudelijk als ten aanzien van de wijze van totstandkoming daarvan. [eiser sub 1] kon hierop niet anders doen, dan een tweede deskundige inschakelen, bij welk onderzoek ook [gedaagde partij] werd betrokken. De hieraan verbonden kosten moet [gedaagde partij] dan ook vergoeden.
4.9
Ook de buitengerechtelijke kosten moet [gedaagde partij] vergoeden, omdat vast staat dat (uitvoerige) buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Hierbij wordt aangesloten bij het in het (niet rechtstreeks van toepassing zijnde) Besluit voor vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genoemde tarief voor de thans toegewezen hoofdsom.
4.1
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
verklaart voor recht dat [gedaagde partij] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen;
5.2
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, aan [eisende partij] te betalen
- een bedrag van € 14.682,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2017 tot aan de algehele voldoening;
- een bedrag van € 900,00 aan buitengerechtelijke kosten;
5.3
veroordeelt [gedaagde partij] eveneens hoofdelijk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak vastgesteld op
- € 104,79 aan explootkosten;
- € 470,00 aan griffierecht;
- € 600,00 aan gemachtigdensalaris,
te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na heden;
5.4
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Cc IvD