ECLI:NL:RBGEL:2018:1438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
05/980522-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Vlissingen wegens valsheid in geschrift en belastingfraude met een dividendstructuur

Op 29 maart 2018 heeft de Rechtbank Gelderland een 61-jarige man uit Vlissingen veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens valsheid in geschrift en belastingfraude. De man was beschuldigd van het opmaken en gebruiken van valse documenten in het kader van een dividendstructuur die was opgezet door [naam 12]. Deze structuur was bedoeld om belasting te ontduiken door middel van een complexe constructie met buitenlandse vennootschappen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de economische eigenaar was van de aandelen van de vennootschap [naam 1], ondanks dat deze op papier in handen waren van [naam 4]. De verdachte had in zijn aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2010 en 2011 niet vermeld dat hij de Ultimate Beneficial Owner (UBO) was van deze vennootschap, wat leidde tot onjuiste en onvolledige aangiften.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met [naam 12] een vals geschrift had opgesteld, de zogenaamde [naam 14]-brief, die hij had gebruikt in een juridische procedure. De rechtbank sprak de verdachte vrij van belastingfraude, omdat niet was aangetoond dat er fiscaal nadeel was geleden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de negatieve publiciteit die de zaak met zich meebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die lager was dan geëist door de officier van justitie, en verklaarde de benadeelde partij [naam 18] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/980522-13
Datum uitspraak : 29 maart 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het functioneel parket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsvrouw: mr. A.E. van der Wal, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 mei 2017, [geboortedag] 2018 en 15 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 1 april 2011 tot en met 23 maart 2012 te Vlissingen en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk een tweetal, althans één, bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte(n) inkomstenbelasting te naam gesteld van [verdachte] betreffende het jaar 2010 (bijlage D-007) en/of het jaar 2011 (bijlage D-008), onjuist of onvolledig heeft gedaan, terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig (inkomsten-) belasting zou worden geheven,
immers heeft hij, verdachte opzettelijk in die aangifte(n) niet vermeld dat hij 'Ultimate Benificial Owner'/economisch eigenaar was en/of een aanmerkelijk belang had in een buitenlandse vennootschap, te weten de Private limited company naar het recht van het Verenigd Koninkrijk genaamd [naam 1] ., en (vervolgens) die aangifte(n) (elektronisch) bij de belastingdienst te Arnhem gedaan;
2.
hij in of omstreeks de maand september 2011 te Vlissingen en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een in een brief vervatte formele verklaring -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die brief, gesteld op briefpapier van [naam 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [naam 3] (bijlage D-046), vermeld:
- De 100% aandeelhouder van [naam 1] . Is [naam 4] .; en/of
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [naam 4] ., noch op (in)directie wijze verbonden met deze vennootschap;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 31 oktober 2011 te Breda en/of te 's-Gravenhage en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen maken van een vals of vervalst geschrift, te weten een in een brief vervatte formele verklaring -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin dat in die brief, gesteld op briefpapier van [naam 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [naam 3] , opzettelijk in strijd met de waarheid was vermeld vermeld:
- De 100% aandeelhouder van [naam 1] . Is [naam 4] .; en/of
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [naam 4] ., noch op (in)directie wijze verbonden met deze vennootschap; en/of
- Noch door [naam 1] , noch door [naam 1] , noch door [naam 4] , noch door bovenliggende (rechts)personen zijn op geld waardeerbare afspraken gemaakt, in welke vorm dan ook, met de heer [verdachte] , noch zijn op geld waardeerbare toezeggingen gedaan, in welke vorm dan ook, aan de heer [verdachte] . Zulks uitgezonderd het genoemde onder punt 4;
en bestaande dat gebruik maken uit:
1. het (doen) bijvoegen van dat geschrift als productie bij een memorie van eis (bijlage D-060) in een procedure (Spoedarbitrage (Kort Geding)) bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg en het vervolgens (doen) toezenden daarvan aan het Scheidsgerecht en zijn, verdachtes, wederpartij in die procedure; en/of
2. het (doen) bijvoegen van dat geschrift als bijlage bij een brief (bijlage D-059-a), d.d. 16 september 2011 van mr. [naam 5] , advocaat te Breda, aan mr. [naam 6] , advocaat te Middelburg.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Algemeen: de dividendstructuur [2]
De Belastingdienst heeft bij haar toezicht op buitenlandse rechtspersonen te maken met aanbieders van naar buitenlands recht opgerichte vennootschappen en trusts. Het komt voor dat door middel van een Trust and Company Services Provider (hierna: TCSP) een situatie wordt gecreëerd waarbij slechts een (legaal) deel van een constructie voor derden zichtbaar gepresenteerd wordt. De (economische) eigenaar, de ‘Ultimate Benificial Owner’ (hierna: UBO), is dan niet uit de gepresenteerde stukken te achterhalen.
www. [naam 11] .nl
De [naam 7] , bestaande uit [naam 8] (hierna: [naam 8] ), [naam 9] (hierna: [naam 9] ), [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en [naam 10] (hierna: [naam 10] ), waarvan [naam 12] de directeur, enig aandeelhouder en/of feitelijk leidinggevende is, presenteert zich op de Nederlandse markt als een professionele TCSP en als ‘uw partner in al uw Belastingzaken’.
Op de internetsite www. [naam 11] .nl werd door de [naam 7] aan cliënten een vennootschapsstructuur aangeboden onder de naam ‘dividendstructuur’. Op de internetsite staat onder meer:
‘ [naam 11] heeft voor startende, doorstartende en ervaren ondernemers, ZZP-ers, interim-functionarissen en consultants een internationale holdingstructuur beschikbaar die het betalen van aanmerkelijk belangheffing op dividend en verkoopwinst op aandelen geheel ontwijkt, op een wettelijk en juridisch correcte manier. De dividendstructuur is een strikt legale vorm van belastingontwijking, waarbij vennootschapswinst na belasting (dividend) naar een onderneming wordt doorgestoten in een land met een vriendelijker belastingklimaat.’
En:
‘Onder toepassing van relevante belastingverdragen en deelnemingsvrijstellingen zijn met een dividendstructuur aanzienlijke besparingen mogelijk op de heffingen op inkomsten uit aanmerkelijk belang en vermogen; winsten kunnen zonder het betalen van dividendbelasting legaal aan de begunstigden worden uitgekeerd. Een fictief DGA-salaris is niet langer van toepassing; zo bespaart u niet alleen op de inkomstenbelasting in box 1 maar verkleint u ook de grondslag voor eventueel loonbeslag of alimentatie (…). Oude schuldeisers of curatoren kunnen zich op geen enkele wijze op het vermogen van de nieuwe onderneming verhalen.’
(Gestelde) opzet dividendstructuur
Volgens de internetsite bestond de (gelaagde) dividendstructuur uit vijf opeenvolgende rechtsvormen die steeds in een moeder-dochterverhouding tot elkaar stonden:
- Offshore Nexus Foundation. Verschaft vermogensbescherming en anonimiteit. Houdt aandelen in:
- Offshore Investment Holding. Bouwt een afgeschermd vermogen op met dividenden uit de onderliggende dochter.
Houdt aandelen in:
- Cypriotische holding. Ontwijkt de Nederlandse bronbelasting van 25 procent. Cruciale schakel om via een laagbelaste staat binnen de EU de stap van het hoogbelaste Nederland naar een onbelaste offshore jurisdictie te maken.
Houdt aandelen in:
- Nederlandse holding.
Houdt aandelen in:
- Nederlandse werkmaatschappij. Hier wordt de nieuwe onderneming opgebouwd of een bestaande onderneming ingebracht.
De afnemer van een dergelijke dividendstructuur trad volgens de internetsite op als bestuurder in de Nederlandse werkmaatschappij, opgericht in de vorm van een naar Engels recht opgerichte Limited. [naam 4] fungeerde als holding in Nederland. [naam 12] was de bestuurder en enig aandeelhouder van [naam 4] .
Een onderscheid tussen een Offshore Nexus Foundation en een Trust is dat een Offshore Nexus Foundation (met een trustee als beheerder) het vermogen van verschillende begunstigden tegelijkertijd beheert; het vermogen van de Offshore Nexus Foundation is opgebouwd uit het vermogen van een aantal begunstigden gezamenlijk. Een begunstigde is als deelnemer alleen gerechtigd tot het vermogen van zijn deel (nexus) van de Offshore Nexus Foundation. Een in Nederland gevestigde begunstigde van een Offshore Nexus Foundation kan belastingvrij schenkingen ontvangen.
Volgens de aanbieder, [naam 12] , konden de winsten, die worden gemaakt in de werkmaatschappij in Nederland onbelast (zonder enige belastingheffing), via buitenlandse holdings in Cyprus en de Verenigde Arabische Emiraten worden doorgestoten naar een Offshore Nexus Foundation. Deze Foundation zou dan het dividend onbelast, dus zonder inkomstenbelasting, kunnen uitkeren aan de uiteindelijk begunstigde.
Sideletters
[naam 12] maakte bij aankoop van een dividendstructuur een ‘witte ordner’ op. De ordner was gesplitst in twee delen. Het eerste deel bevatte documenten waaruit volgde dat de koper van de dividendstructuur van de [naam 7] niet meer gerechtigd was tot de (over)winsten en het vermogen van de werkmaatschappij. In het tweede gedeelte van de ordner bevonden zich stukken (ook wel onderhandse contracten of ‘sideletters’ genoemd) waarin de werkelijke aandeelhoudersbelangen werden geregeld. Dat betroffen onder andere de volgende stukken:
Orderform for Nexus to [naam 13] ;
Opdrachtovereenkomst (Letter of Engagement) met schedule 1 en 2;
Serviceovereenkomst met schedule 1 t/m 3;
Koop- en verkoopovereenkomst (opgemaakt in drievoud).
De afnemers van de dividendstructuur ondertekenden deze stukken als in de hoedanigheid van uiteindelijk begunstigde (UBO) van de betreffende vennootschap. [naam 12] heeft dezelfde stukken ondertekend (namens [naam 4] dan wel als getuige van het zetten van een handtekening van de uiteindelijke begunstigde).
Op basis van het Orderform for Nextus to [naam 13] werd kennelijk een Nexus Foundation opgericht naar het recht van Belize. Op dit formulier stond onder meer, bijvoorbeeld in het geval [verdachte] :
‘Beneficiary 1 is entitled to 100 % of all investments, dividend, shares, real estate, bankbalances and all other benefits of [naam 1] , Company number [nummer] .’ [3]
Een (in drievoud opgemaakte) koop- en verkoopovereenkomst is ondertekend door [naam 12] , als bestuurder van de verkoper [naam 4] , en de bestuurder van de Limited, in de koop- en verkoopovereenkomst aangeduid als de koper van de aandelen in de betreffende Limited. De overeenkomst is nog niet gedateerd. In de overeenkomst was onder meer het volgende vastgelegd:
- ‘Deze overeenkomst behelst de uitvoering van een optie op aankoop en levering en verkoop en erkenning levering van aandelen en/of certificaten van aandelen in het startkapitaal van de vennootschap welke verdeeld is in aandelen’
- ‘De koper heeft het exclusieve recht de vennootschap op elk willekeurig moment te kopen voor de waarde in het economisch verkeer en/of een door hem aan te geven koopsom. (…) Betaling van de koopsom zal, na aftrek van alle kosten, ten gunste van de zogenaamde Ultimate Beneficial Owners (UBO) worden uitgekeerd. Alle activa en/of zaken alsmede alle rechten welke door enige vennootschap in de dividendstructuur voor of in de naam van de UBO worden beheerd zullen eveneens terug overgedragen worden aan deze UBO.’
Volgens Schedule 3 van de Serviceovereenkomst ‘De geautoriseerde personen in specifieke situaties’, gaat de afnemer van de dividendstructuur, als uiteindelijk begunstigde, ermee akkoord dat een door hem geautoriseerde persoon de activiteiten verzorgt op het gebied van:
Zakelijke transacties: opstellen en/of verzorgen en/of uitvoeren en/of tekenen van juridische documenten.
Aandelen van de vennootschap: allocatie, uitgeven en/of verkoop en/of anderszins beschikken over de aandelen van de vennootschap.
Eigendom van de vennootschap: verkoop, acquisitie of anderzijds beschikken over enig eigendom van de vennootschap, roerend of onroerend, met uitzondering van aandelen.
Voorbereiden jaarstukken: liaison voor het voorbereiden voor de jaarstukken en aanverwante stukken.
Bankrekeningen / instructie: instructie voor gebruik, management en/of beheer en/of administratie van de bankrekeningen van de vennootschap en alle hieraan verwante zaken.
[naam 12] heeft verklaard dat hij na de oprichting van de vennootschap geen enkele activiteiten meer verrichtte voor die vennootschap, behoudens de door de afnemer gewenste jaarlijkse instandhoudingsactiviteiten voor de Company House UK (de Engelse Kamer van Koophandel), te weten de betaling en het opsturen van de door de uiteindelijk begunstigde opgemaakte jaarstukken. [4] In dat verband is ook van belang dat zich in elke witte map een vrijwaringsovereenkomst bevindt (Letter of Indemnification) die [naam 4] zonder voorbehoud vrijwaart voor alle aansprakelijkheid die verband houdt met de activiteiten van contractpartij c.s. in de dividendstructuur. [5]
De rechtbank stelt vast dat de afnemer van de dividendstructuur materieel alle eigendomsrechten op de aandelen kan uitoefenen en materieel ook de beschikkingsmacht heeft over het vermogen van de vennootschap. Er kunnen immers te allen tijde instructies aan [naam 4] worden gegeven op het gebied van stem- en dividendrechten.
Fase 1 en 2
De oprichting en instandhouding van een dividendstructuur betrof volgens [naam 12] fase 1. Fase 2 zag volgens hem op het openen en beheer van bankrekeningen voor het doorstoten van dividenden. [6]
De kosten voor de oprichting bedroegen in het eerste jaar in het eerste jaar € 1.490,-. Dit was inclusief de oprichting van een in Nederland gevestigde vennootschap/werkmaatschappij in de vorm van een Limited. De kosten voor de instandhouding voor het tweede en volgende jaren bedroegen € 775,-. Zowel in de oprichtingskosten als in de jaarlijkse instandhoudingskosten zijn begrepen het bestuur en management van de Nederlandse holding, de Cypriotische Holding, de Offshore Investment Holding en de Offshore Nexus Foundation, de administratie/boekhouding en aangiften van deze vennootschappen, en het fungeren als aanspreekpunt voor fiscus en andere partijen.
De kosten voor het openen en beheer van bankrekeningen voor het doorstoten van dividenden, bedroegen € 350,- per bankrekening voor het jaar van openen. Dit hoefde niet reeds bij het oprichten van de dividendstructuur, maar pas op het moment dat de afnemer dividenden wilde doorstoten. De variabele kosten bedroegen 1 % per transactie over de dividendstroom.
Conclusie rechtbank
Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat de afnemer van de dividendstructuur de economische eigenaar is van de aandelen van de opgerichte holdingvennootschap (Ltd). Ook al staan de aandelen telkens op papier (juridisch eigendom) op naam van [naam 4] , de afnemer heeft in werkelijkheid via de sideletters de volledige zeggenschap over de aandelen en materieel bezien het vermogen van de vennootschap. De afnemer immers had met de door beide partijen ondertekende, ongedateerde koopoptie ook de zekerheid dat hij op elk gewenst moment de juridische eigendom van de aandelen kon verwerven alsook kon beschikken over alle opgebouwde winstreserves van de vennootschap. De afnemer is dan ook aan te merken als de uiteindelijke begunstigde, oftewel de UBO, van die vennootschap. Dat is al het geval in fase 1. Fase 2 ziet enkel op de situatie dat er daadwerkelijk dividend wordt uitgekeerd door de Nederlandse werkmaatschappij aan de in fase 1 vastgestelde uiteindelijk begunstigde, dan wel dat de koopsom aan deze wordt geredresseerd.
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] zich samen met [naam 12] schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude.
[verdachte] heeft een dividendstructuur van [naam 12] afgenomen. Deze structuur is gebruikt als middel om belasting te ontduiken. Via deze structuur was het mogelijk om belastingvrij van een buitenlandse schenker geld te ontvangen en daarmee de aanmerkelijkbelangheffing over uitgekeerde dividenden te ontduiken. In werkelijkheid berustte het economisch eigendom bij de belanghebbende, die door de activiteiten in zijn vennootschap ook de winst heeft gegenereerd. De transformatie van die winsten in dividenden naar het buitenland die vervolgens als een schenking weer terug komt bij de ‘Ultimate Benificial Owner’ (UBO; uiteindelijk begunstigde) is in werkelijkheid schijn.
[verdachte] was de economisch eigenaar van de aandelen van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), en daarmee de UBO. Dat de aandelen op papier (de juridische eigendom van de aandelen) in handen waren van enig aandeelhouder [naam 4] , doet daar niet aan af. [verdachte] had immers de feitelijke beschikkingsmacht over de aandelen. In de ‘witte map’ met ondertekende stukken zat namelijk een ondertekende verkoopovereenkomst tussen [verdachte] , als uiteindelijk begunstigde, en [naam 4] ten aanzien van die aandelen. Door niet op de aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2010 en 2011 te vermelden dat hij de economisch eigenaar is van de aandelen van [naam 1] , heeft [verdachte] onjuiste en onvolledige aangiften ingediend.
Vorenstaand handelen van [verdachte] en [naam 12] heeft gevolgen voor de belastingheffing gehad. Voldoende is dat in objectieve zin aan het strekkingsvereiste is voldaan. Daartoe is beslissend of de verweten gedraging naar haar aard in het algemeen geschikt is om teweeg te brengen dat (in rekenkundige) zin onvoldoende belasting wordt geheven. Daarvan is volgens de officier van justitie sprake als men de Belastingdienst via een ingewikkelde buitenlandse verhullingsconstructie niet op de hoogte brengt van het bezit van aandelen.
Verder is gesteld dat [naam 1] fiscaal transparant is, omdat sprake is van een persoonsgebonden omzet van slechts één opdrachtgever. De holding is enkel een lege huls. Er is geen organisatie die een toegevoegde waarde levert; alle gegenereerde omzet betreft enkel de interim werkzaamheden van [verdachte] , terwijl de commerciële en overkoepelende toegevoegde waarde wordt geleverd door [naam 14] . Om die reden zou de gehele omzet van de holding als inkomsten in box 1 belast zijn in de jaren waarin zij zijn gegenereerd en genoten. Over de jaren 2010, 2011 en 2012 is meer dan € 200.000,- niet als salaris opgenomen, terwijl [verdachte] deze inkomsten wel als managementvergoeding heeft gegenereerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is gesteld dat [verdachte] niet (economisch noch juridisch) eigenaar was van de aandelen van [naam 1] . Hij had geen aanmerkelijk belang in een buitenlandse vennootschap.
[verdachte] had bij [naam 12] verschillende opties besproken voor het opzetten van een consultancybureau. Op aangeven van [naam 12] heeft [verdachte] in het begin alle stukken ondertekend die [naam 12] aan hem voorlegde, zodat alle mogelijke varianten bij de hand waren. Eind 2009 is voor één van de opties gekozen en is besloten om twee Limiteds, een werkmaatschappij ( [naam 15] & Management Ltd (hierna: [naam 15] )) en een holding ( [naam 1] ) op te richten. De overige opties hielden op te bestaan. Deze stukken daarvan konden bij het oud papier. Het enkele aantreffen van deze stukken op de zolder van [naam 12] , maakt niet dat de opties nog bestonden. De ondertekende, niet gedateerde koopovereenkomst tussen [verdachte] en [naam 4] met betrekking tot het kopen van de aandelen van [naam 1] bestond daarom niet meer. Dat geldt ook voor de overige ondertekende stukken, die niet enkel zagen op de oprichting van twee Limiteds. De verdediging heeft zich zodoende op het standpunt gesteld dat fase 2, en daarmee een trustverhouding, niet tot stand is gekomen.
Met ingang van januari 2010 is [verdachte] in loondienst gaan werken als directeur bij [naam 1] . Deze holding hield alle aandelen van [naam 15] . Alle aandelen van [naam 1] werden gehouden door [naam 4] , waarvan [naam 12] directeur en enig aandeelhouder was. [verdachte] was dus geen eigenaar van de aandelen van [naam 1] en dat is hij ook nooit geworden. Zodoende waren de aangiften voor de jaren 2010 en 2011 dan ook niet onjuist of onvolledig.
Mocht de rechtbank al van mening zijn dat [verdachte] de aangiften onjuist of onvolledig heeft ingevuld, dan is dus geen sprake geweest van fiscaal nadeel. Dit volgt ook uit de verklaring van de heer [naam 16] (D-077, p. 1103) van de Belastingdienst. Dat nadeel gaat pas ontstaan indien de aandelen worden verkocht, of indien op enige andere wijze de winstreserves tot uitkering komen, omdat in dat geval 25 procent belasting moet worden afgedragen over de opbrengst voor zover die uitgaan boven het gestort kapitaal. Daarvan is niet gebleken. [naam 12] heeft verklaard dat van dividenduitkeringen geen sprake is geweest. Verder heeft [verdachte] de aandelen nooit verworven, laat staan dat hij deze weer verkocht zou hebben. Nergens in het dossier is gebleken van hogere inkomsten bij [verdachte] dan dat bij de Belastingdienst is opgegeven.
Beoordeling door de rechtbank
[verdachte] heeft een dividendstructuur van [naam 12] afgenomen. Dat hield in het geval van [verdachte] in dat [naam 12] twee limiteds voor hem oprichtte, te weten de werkmaatschappij [naam 15] en de holding [naam 1] .
De benamingen van de Limiteds werden door [verdachte] bij e-mail van 16 juni 2009 (p. 990) aan [naam 12] doorgegeven. [verdachte] merkte verder op nog enkele vragen te hebben over de dividendstructuur, zoals wie de Offshore Nexus Foundation vormt, hoe een en ander uit elkaar wordt gehouden voor het geval er bij de andere deelnemers iets misloopt, of er al rekeningen nodig waren wanneer er voorlopig (nog) geen dividend was om door te stoten, of hij als bestuurder/directeur in dienstverband met salaris vanuit de holding kon werken, wat de all-in-kosten bij oprichting zouden zijn en wat de ‘doorstoot-kosten’ zouden zijn.
Op 17 juni 2009 (p. 994 en 995) beantwoordde [naam 12] de vragen van [verdachte] , waarin hij meedeelde dat de Trustee het deel van [verdachte] in separate grootboekrekeningseries administreert en dat – als er iets met een cliënt gebeurt, dat geen werking heeft op de Nexus Foundation omdat de persoon en de rechtspersoon Nexus Foundation totaal gescheiden vermogens zijn. [naam 12] merkte verder op dat – wanneer er nog geen dividend te verwachten was – fase 2 later alsnog kon worden toegevoegd. Volgens [naam 12] kon [verdachte] zelf bepalen waar hij loondienstplichtig zou zijn, in de holding of in de werkmaatschappij. [naam 12] offreert de kosten van fase 1 van de dividendstructuur (dus zonder fase 2, die ziet op het uitkeren van dividend) aan [verdachte] .
Vervolgens heeft [verdachte] nog de benodigde gegevens aan [naam 12] aangeleverd, waaronder het salaris dat hij gaat verdienen en hoe hij zijn functie wilde noemen, en heeft hij hij [naam 12] verzocht over te gaan tot het oprichten van fase 1 dividendstructuur, met holding en werkmaatschappij, tax exemption en inschrijvingen (p. 993 en 994). Bij e-mail van 23 juni 2009 schreef [naam 12] aan [verdachte] dat de totale kosten voor fase 1 dividendstructuur, inclusief btw, € 2.475,20 bedroegen en dat, zodra de betaling van de bedrag was ontvangen, de Limiteds zouden worden opgericht. Op 24 juni 2009 heeft [verdachte] de oprichtingskosten aan [naam 12] voldaan (p. 785) en mailde hij dit naar [naam 12] (p. 992).
Op 2 juli 2009 werd [naam 1] opgericht, met als 100 % aandeelhouder [naam 4] . In de eerste aandeelhoudersvergadering van diezelfde datum werd [verdachte] tot directeur van [naam 1] benoemd (p. 927). Op 3 juli 2009 werd [naam 15] opgericht, met als enig aandeelhouder [naam 1] . In de eerste aandeelhoudersvergadering van diezelfde datum werden [verdachte] en [naam 1] tot directeuren benoemd (p. 929).
[verdachte] heeft als uiteindelijk begunstigde onder meer de volgende documenten getekend :
- Serviceovereenkomst (D-063), p. 903;
- Schedule 1 (D-063-a), p. 904-906;
- Schedule 2 (D-063-b), p. 907;
- Schedule 3 (D-063-c), p. 908;
- Vrijwaringsovereenkomst (D-063-i), p. 915-917;
- Opdrachtovereenkomst (D-063-j), p. 918-919;
- Schedule 1 (D-063-k), p. 920;
- Schedule 2 (D-063-l), p. 921-926;
- Koop- en verkoopovereenkomst (D-063-s), p. 940-947;
- Doelstellingsverklaring (D-063-t), p. 948-949;
- Orderform for Nexus to [naam 13] (D-063-v), p. 956;
- Beneficiaries to the Foundation: after death of the initial Beneficiary, p. 957.
Op 18 juli 2009 mailde [verdachte] een bijlage met enkele vragen en aanvullingen/wijzigingen met betrekking tot de documentenmap dividendstructuur naar [naam 12] . In de bijlage stond onder andere het volgende:

VIII. Geheimhouding
Zoals bekend is het de bedoeling dat ik alleen traceer ben als bestuurder van de [naam 1] . Daar zullen medio december nog vervolg acties voor in gang gezet worden door [naam 4] .
1. Als ik het goed begrepen heb is dit daarna een feit?
2. Hoe verhoudt dit zich het bestaan van een map met documenten ten kantore van
[naam 4] / [naam 17] /??/?? waaruit is af te leiden wie uiteindelijk gerechtigde is?’ (D-068-b, D-068 -c, p. 998 t/m 1001).”
Conclusie : economisch eigenaar / UBO
Gelet op het voorgaande, mede inbegrepen wat al in de algemene inleiding is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] met het afnemen van de dividendstructuur economisch eigenaar (ook wel uiteindelijk begunstigde of UBO) is geworden van de aandelen van [naam 1] .
Het verweer van de verdediging dat fase 2 niet tot stand is gekomen en dat [verdachte] daarom niet als uiteindelijk begunstigde kan worden aangemerkt, slaagt mede gelet op wat hierover al is overwogen dus niet. Het zijn van uiteindelijk begunstigde was onlosmakelijk verbonden met de dividendstructuur, ongeacht of fase 2 (het uitkeren van dividend) al dan niet tot stand was gekomen. Gelet op de mailwisseling tussen [verdachte] en [naam 12] stelt de rechtbank vast dat het voor [verdachte] duidelijk was hoe de dividendstructuur in elkaar stak. Hij vroeg precies naar de kwetsbaarheden van de structuur en gaf uiteindelijk de opdracht om fase 1 van de dividendstructuur uit te voeren. Daarbij hoorde ook het tekenen van de hiervoor genoemde stukken als uiteindelijk begunstigde. Niet is gebleken dat deze stukken, waaronder de koopoptie van de aandelen van [naam 1] , zouden zijn herroepen dan wel zijn opgehouden te bestaan. Het doet er wat dat betreft evenmin toe waar deze stukken zijn aangetroffen. Zowel [verdachte] als [naam 12] hebben de overeenkomst ondertekend. De mail van 18 juli 2009 geeft verder nog duidelijk aan dat [verdachte] enkel traceerbaar wilde zijn als bestuurder van de [naam 1] en dat hij wist dat de map met (de overige) documenten bij [naam 12] zou liggen.
Aangifte onvolledig
[verdachte] heeft ter terechtzitting van [geboortedag] 2018 verklaard dat hij bij zijn (elektronische) aangifte inkomstenbelasting voor de jaren 2010 en 2011 niet heeft vermeld dat hij ‘Ultimate Benificial Owner’/economisch eigenaar was en/of een aanmerkelijk belang had in een buitenlandse vennootschap, te weten de Private Limited company naar het recht van het Verenigd Koninkrijk genaamd [naam 1] (zie ook: p. 732 en 737).
Dit had [verdachte] , gelet op het voorgaande, wel moeten doen. De aangiften waren in zoverre onvolledig.
Fiscaal nadeel
Vervolgens is de vraag of deze onvolledigheid in de aangiftes ertoe strekten dat te weinig belasting zou worden geheven. Daarvan is niet gebleken. Niet is gebleken dat fase 2 is gerealiseerd. Zowel [naam 12] als [verdachte] hebben verklaard dat er (in de jaren 2010 en 2011) geen dividend is uitgekeerd. Ook anderszins is daarvan niet gebleken uit het strafdossier. Naar het oordeel van de rechtbank is zodoende niet gebleken van enig fiscaal nadeel. Dat de constructie zodanig is opgezet dat die in potentie nadeel voor de fiscus kon opleveren, maakt dat niet anders. Niet is gebleken van enig door [verdachte] genoten voordeel, anders dan vermeld op zijn aangiften van 2010 en 2011, zodat op dit punt niet gesproken kan worden van een onjuiste aangifte. Dat betekent dat het standpunt van de officier van justitie dat het strekkingsvereiste is geobjectiveerd in dit geval niet opgaat.
Ten aanzien van het betoog van de officier van justitie dat er sprake is van fiscale transparantie overweegt de rechtbank als volgt.
Niet gebleken is dat de interim werkzaamheden niet voor rekening en risico zijn verricht van [naam 15] . Hieraan doet niet af dat de werkzaamheden persoonsgebonden waren en verricht zijn ten behoeve van één opdrachtgever. Voorts is niet gebleken dat [verdachte] de revenuen uit hoofde van de interim werkzaamheden in privé heeft genoten. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om voorbij te gaan aan de rechtspersoonlijkheid van [naam 1] en de werkmaatschappij [naam 15] alsmede aan de rechtsbetrekkingen die tussen deze rechtspersonen onderling en met [verdachte] bestaan.
Conclusie rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde belastingfraude, omdat niet is gebleken van fiscaal nadeel.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
De brief, gesteld op briefpapier van [naam 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [naam 3] , (hierna: de [naam 14] -brief) bevatte onder meer de volgende tekst:
- De 100% aandeelhouder van [naam 1] . is [naam 4] .;
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [naam 4] ., noch op (in)directie wijze verbonden met deze vennootschap;
- Noch door [naam 1] , noch door [naam 1] , noch door [naam 4] , noch door bovenliggende (rechts)personen zijn op geld waardeerbare afspraken gemaakt, in welke vorm dan ook, met de heer [verdachte] , noch zijn op geld waardeerbare toezeggingen gedaan, in welke vorm dan ook, aan de heer [verdachte] . Zulks uitgezonderd het genoemde onder punt 4. [7]
[verdachte] heeft de [naam 14] -brief gebruikt door:
- het (doen) bijvoegen van dat geschrift als productie bij een memorie van eis in een procedure (Spoedarbitrage (Kort Geding)) bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg en het vervolgens (doen) toezenden daarvan aan het Scheidsgerecht en zijn wederpartij in die procedure;
- het (doen) bijvoegen van dat geschrift als bijlage bij een brief, d.d. 16 september 2011 van mr. [naam 5] , advocaat te Breda, aan mr. [naam 6] , advocaat te Middelburg. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten. [verdachte] en [naam 12] hebben de inhoud van de [naam 14] -brief samen opgesteld. Die brief was onjuist, omdat [verdachte] de uiteindelijk begunstigde van [naam 1] Limited was. [verdachte] heeft de [naam 14] -brief gebruikt voor de kortgedingprocedure bij het Scheidsgerecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de inhoud van de brief juist was. [verdachte] was niet de uiteindelijk begunstigde van [naam 1] .
Beoordeling door de rechtbank
[naam 12] heeft verklaard dat [verdachte] de inhoud van de [naam 14] -brief heeft geformuleerd en dat hij die kreeg toegestuurd. [naam 12] heeft de toegestuurde inhoud op zijn briefpapier uitgeprint en ondertekend. De [naam 14] -brief heeft hij daarna per post naar [verdachte] gestuurd. Hij wist dat de inhoud onjuist was, omdat [verdachte] wel degelijk de uiteindelijk begunstigde van [naam 1] was. [9]
[verdachte] heeft ook verklaard dat hij de opzet voor de [naam 14] -brief heeft gemaakt en dat hij dat naar [naam 12] heeft gezonden. Volgens [verdachte] zijn alle punten uit de brief ontstaan uit een dialoog tussen hem en [naam 12] . [naam 12] heeft uiteindelijk de definitieve tekst van de [naam 14] -brief opgesteld en op briefpapier van [naam 17] afgedrukt. [10]
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] en [naam 12] de [naam 14] -brief samen hebben opgemaakt. Verder is al vastgesteld dat [verdachte] de [naam 14] -brief heeft gebruikt. De vraag is vervolgens of de inhoud van de [naam 14] -brief vals of vervalst was.
Valsheid [naam 14] -brief
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen was [verdachte] de economisch eigenaar (ook wel uiteindelijk begunstigde of UBO) van de aandelen [naam 1] . De aldaar opgesomde onderdelen voor die conclusie en de daarbij behorende vindplaatsen moeten voor dit feit worden gezien als bewijsmiddelen. Dit betekent dat de inhoud van de [naam 14] -brief onjuist was. In de [naam 14] -brief stond immers dat [verdachte] geen enkele betrokkenheid had bij [naam 1] . Zodoende was sprake van een vals geschrift.
Conclusie rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte] samen met [naam 12] een vals geschrift, de
[naam 14] -brief, heeft opgesteld en dat hij dit vals geschrift meermalen heeft gebruikt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het volgende heeft begaan:
2.
hij in
of omstreeksde maand september 2011
te Vlissingen en/of te Arnhem, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,
een in een brief vervatte formele verklaring -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk
hebben/heeft opgemaakt
en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks
(telkens)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers hebben
/heefthij, verdachte, en
/ofzijn mededader valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die brief, gesteld op briefpapier van [naam 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [naam 3] (bijlage D-046), vermeld:
- - De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [naam 4] ., noch op (in)directie wijze verbonden met deze vennootschap;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 september 2011 tot en met 31 oktober 2011
te Breda en/of te 's-Gravenhage en/of te Vlissingen,in elk geval in Nederland,
meermalen,
althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en
/ofheeft doen maken van een vals
of vervalstgeschrift, te weten een in een brief vervatte formele verklaring -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin dat in die brief, gesteld op briefpapier van [naam 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [naam 3] , opzettelijk in strijd met de waarheid was vermeld:
-
De 100% aandeelhouder van [naam 1] . is [naam 4] .; en/of
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [naam 4] ., noch op (in)directie wijze verbonden met deze vennootschap; en
/of
- Noch door [naam 1] , noch door [naam 1] , noch door [naam 4] , noch door bovenliggende (rechts)personen zijn op geld waardeerbare afspraken gemaakt, in welke vorm dan ook, met de heer [verdachte] , noch zijn op geld waardeerbare toezeggingen gedaan, in welke vorm dan ook, aan de heer [verdachte] . Zulks uitgezonderd het genoemde onder punt 4;
en bestaande dat gebruik maken uit:
1. het (doen) bijvoegen van dat geschrift als productie bij een memorie van eis (bijlage D-060) in een procedure (Spoedarbitrage (Kort Geding)) bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg en het vervolgens (doen) toezenden daarvan aan het Scheidsgerecht en zijn, verdachtes, wederpartij in die procedure; en
/of
2. het (doen) bijvoegen van dat geschrift als bijlage bij een brief (bijlage D-059-a), d.d. 16 september 2011 van mr. [naam 5] , advocaat te Breda, aan mr. [naam 6] , advocaat te Middelburg.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van valsheid in geschrift.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor de tenlastegelegde feiten onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van één van de feiten, is verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zijn volledige medewerking aan het strafrechtelijk onderzoek verleend. Hij heeft een blanco strafblad, behoudens een lage geldboete uit 2011. Verder is niet gebleken van belastingnadeel. De – volgens de officier van justitie ten onrechte – uitgekeerde wachtgelden vormen geen onderdeel van de tenlastelegging, zodat ook op dit punt van een benadelingsbedrag geen sprake is. Daarnaast is de redelijke termijn met twee jaar en drie maanden overschreden en heeft verdachte (financieel) veel last gehad van de negatieve publiciteit rondom zijn strafzaak. Tot slot is ten aanzien van de feiten 2 en 3 sprake van voortgezette handeling.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het meermalen plegen van het opzettelijk gebruikmaken van het vals geschrift.
Bij deze feiten speelde de dividendstructuur van [naam 12] een grote rol. Door middel van die structuur wordt de afnemer ervan – verdachte – in de gelegenheid gesteld de belastingdienst een rad voor ogen te draaien. In het Verenigd Koninkrijk werden twee Limiteds (een werkmaatschappij en een holding) aangeschaft en [naam 12] schoof daar zijn holdings in Cyprus en de Verenigde Arabische Emiraten en een Foundation in Belize boven, waarna er belastingvrij geld kon worden geschonken aan uiteindelijk begunstigde van de aandelen van de opgerichte vennootschappen. Die aandelen waren op papier op naam van [naam 12] ( [naam 4] ), maar in werkelijkheid was de economische eigenaar de afnemer van de structuur, oftewel [verdachte] . Door niet alle papieren aan de buitenwereld, waaronder de belastingdienst te laten zien, kon [verdachte] de werkelijkheid verhullen. Om die werkelijkheid te blijven verhullen heeft verdachte samen met [naam 12] een vals geschrift opgesteld. In die brief stond, in strijd met de waarheid, dat verdachte geen enkel belang bij de aandelen van [naam 1] had. Door deze brief in de procedure bij het Scheidsgerecht in te brengen, heeft hij het [naam 18] en het Scheidsgerecht onjuiste gegevens voorgeschoteld. Dit handelen van de verdachte vindt de rechtbank zeer kwalijk.
De rechtbank houdt er bij de straftoemeting in het nadeel van verdachte rekening mee dat hij tot en met op de terechtzitting geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en dat zijn handelen een grote invloed heeft gehad op de procedure bij het Scheidsgerecht, waarbij het ging om tonnen aan wachtgeldvergoeding, betaald uit middelen bestemd voor de gezondheidszorg. Verdachte had recht op wachtgeld van het ziekenhuis, maar alleen als hij zich inspande om inkomsten uit arbeid te verdienen. Hij was verplicht om het ziekenhuis over zijn inkomsten te informeren en desgevraagd inlichtingen en bewijsstukken daarover te verschaffen. Verdachte vond werk als interim manager en verdiende daarmee meerdere tonnen. Echter, hij deed voorkomen dat die tonnen hem niet toekwamen. Hij stelde namelijk in dienst te zijn van een vennootschap. Niet hij, maar [naam 4] ( [naam 12] ) zou de uiteindelijk begunstigde van de aandelen zijn was en hijzelf zou enkel voor een gebruikelijk loon werken. Een salaris dat slechts een klein deel was in vergelijking met zijn inkomsten als interim manager. Een vreemde constructie, want het is niet aannemelijk dat iemand zich uit de naad werkt en de verdiensten daarvoor geheel aan een ander zou laten toekomen. Zo dacht ook het ziekenhuis. Desgevraagd hoe dit zat en na veelvuldig aandringen, kwam verdachte met het valse geschrift naar voren. Zoals volgt uit de stukken van het Scheidsgerecht heeft dit valse geschrift (een zekere) invloed op die procedure gehad en diende de opgeschorte wachtgeldregeling hervat te worden. Zelfs op de terechtzitting, waar alle door verdachte als uiteindelijk begunstigde ondertekende stukken hem werden voorgehouden, bleef hij volhouden dat hij niet de uiteindelijk begunstigde was. Deze opstelling van verdachte vindt de rechtbank eveneens zeer kwalijk.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens zijn strafblad, niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Verder stelt de rechtbank vast dat de strafzaak al behoorlijk wat negatieve publiciteit voor verdachte tot gevolg heeft gehad, wat het nodige effect op zijn inkomsten zal hebben gehad. Dit zal de rechtbank ten voordele van verdachte betrekken bij de hoogte van de op te leggen straf.
De rechtbank is, anders dan de verdediging heeft betoogd, van oordeel dat ten aanzien van het opstellen van het valse geschrift (feit 2) en het gebruikmaken ervan geen sprake is van een voortgezette handeling. Voor de voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het “wilsbesluit”) zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. In dit geval is niet gebleken van één wilsbesluit. Feit 2 ziet immers op het opstellen van een vals geschrift gericht aan het [naam 14] en feit 3 ziet op het gebruikmaken van dat vals geschrift in een procedure bij het Scheidsgerecht. Voorts is door verdachte ook niet gesteld dat sprake was van één wilsbesluit.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn is overschreden. De termijn is gestart op 19 november 2013, omdat de woning van verdachte toen werd doorzocht en hem door de officier van justitie te kennen is gegeven dat hij als verdachte werd aangemerkt. Dat betekent dat de redelijke termijn met twee jaar en drie maanden is overschreden. De rechtbank zal de overschrijding verdisconteren in de straf en wel zo dat zij van het onvoorwaardelijke strafdeel twee maanden gevangenisstraf in mindering zal brengen.
Alles afwegende vindt de rechtbank het aan verdachte opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van (eerst 14 nu) 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Dit met aftrek van het voorarrest. De straf wijkt een derde af van de eis van de officier van justitie. Dit houdt verband met het feit dat de rechtbank verdachte voor minder feiten veroordeelt dan waarvoor de officier van justitie een veroordeling voor ogen had en de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte mogelijk anders weegt dan de officier van justitie.
Conservatoir voordeelsbeslag
De verdediging heeft verzocht om opheffing van het conservatoir voordeelsbeslag op de woning van verdachte, zijn bankrekeningen en zijn roerende zaken. Dat beslag is gelegd voor een bedrag van € 520.000,-.
De rechtbank merkt op dat zij geen bevoegdheid heeft tot opheffing van het conservatoire beslag en dat zij daaromtrent dus ook geen uitspraak kan doen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van [geboortedag] 2018 toegezegd dat dit voordeelsbeslag opgeheven kan worden, nu er, gelet op de voeging van de benadeelde partij, geen ontnemingsvordering zal volgen. De rechtbank gaat er zodoende van uit dat de officier van justitie daar uitvoering aan zal geven.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 18] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 695.475,- aan materiële schade. Daarnaast wordt vergoeding van de proceskosten van € 7.740,- gevorderd.
Ter terechtzitting is de vordering aangepast. De schade die is ontstaan vanaf het inbrengen van de [naam 14] -brief bij de kortgedingprocedure van het Scheidsgerecht, dus te berekenen vanaf de maand oktober 2011, dient te worden vergoed. Dat betekent dat de vordering voor wat betreft de jaren 2009 en 2010 en de maanden januari tot en met september van 2011 is komen te vervallen. De hoogte van de vordering is voor wat betreft de kosten van het wachtgeld aangepast naar € 347.917,75. Daarbij dienen de proceskosten van € 13.996,- bij het Scheidsgerecht (kortgedingprocedure en bodemzaak) nog opgeteld te worden, zodat de totale vordering nog € 361.913,75 bedraagt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Het valt niet goed in te schatten wat de daadwerkelijke beslissing van het Scheidsgerecht zou zijn geweest als alle (juiste) stukken op tafel hadden gelegen en de partijen op basis daarvan hadden geprocedeerd. Hij is van mening dat het voltooien van de lopende herzieningsprocedure onvermijdelijk is daarvoor. Ook vindt hij dat het vaststellen van de werkelijke schade niet goed uit het strafdossier kan worden vastgesteld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het gebruik maken van een valsheid in geschrift, het [naam 18] geen schade heeft geleden. [naam 12] heeft immers geen andere inkomsten genoten die op de hoogte van het wachtgeld in mindering gebracht hadden moeten worden. Indien de rechtbank van oordeel is dat het [naam 18] schade heeft geleden, is niet komen vast te staan wat de hoogte daarvan is. Beoordeeld moet worden welke invloed eventuele inkomsten zouden hebben gehad op de hoogte van het wachtgeld. Er was immers sprake van een salderingsregeling. Verder is de vordering onduidelijk ten aanzien vanaf welk moment de schade zou zijn ontstaan. Subsidiair is daarom gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, omdat de behandeling ervan een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
Beoordeling door de rechtbank
Nog daargelaten de vraag of het Scheidsgerecht tot een ander oordeel zou zijn gekomen indien de inhoudelijk onjuiste [naam 14] -brief niet zou zijn voorgelegd, die onderwerp is van de nog lopende herzieningsprocedure, is de rechtbank met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat de hoogte van de gestelde schade onvoldoende is komen vast te staan. De benadeelde partij heeft weliswaar een overzicht met de bruto lasten voor het [naam 18] over gelegd, maar een onderbouwing van die cijfers ontbreekt. Ter terechtzitting van [geboortedag] 2018 heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij desgevraagd verklaard dat de salarisadministratie van het [naam 18] dit overzicht heeft opgesteld. Maar nu de cijfers door de verdediging zijn betwist, kan met die opmerking niet worden volstaan. Het nader onderzoeken van de hoogte van de schade past niet binnen het bestek van de onderhavige procedure.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan haar vordering dan nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 18] (feit 3)
 verklaart de
benadeelde partij [naam 18] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en
mr. J.J.J. Engel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 51035, gesloten op 27 november 2014, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Notitie [naam 19] d.d. 7 februari 2012 (D-065), p. 967 t/m 980, inclusief bijlage beschrijving dividendstructuur op www. [naam 11] .nl, p. 981 t/m 984, tenzij anders staat aangegeven.
3.Orderform for Nexus to [naam 13] , p. 956 (dossier 51035)
4.Verklaring van getuige [naam 12] ter terechtzitting van [geboortedag] 2018.
5.Onder meer pagina 1497.
6.Verklaring van getuige [naam 12] ter terechtzitting van [geboortedag] 2018.
7.D-046-OR, p. 783.
8.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van [geboortedag] 2018 en de volgende pagina’s van het strafdossier: 840, 842, 856, 867 en 879.
9.Verklaring van getuige [naam 12] ter terechtzitting van [geboortedag] 2018.
10.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 331-332.