ECLI:NL:RBGEL:2018:1343

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
05/840940-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van het telen van hennep in een pand in de gemeente Montferland. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, onder andere op basis van verklaringen van de ex-partner van de verdachte en camerabeelden waarop de verdachte te zien zou zijn. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de getuigenverklaringen niet geloofwaardig waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende direct bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij. Hoewel de verdachte op camerabeelden te zien was in de buurt van de loods waar de hennepkwekerij was aangetroffen, was zijn verklaring dat hij daar afval van zijn bedrijf deponeerde niet weerlegd. De rechtbank oordeelde dat de belastende verklaring van de ex-partner niet voldoende was om de verdachte te veroordelen, aangezien deze betrekking had op een eerdere periode en niet op de ten laste gelegde feiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor zowel medeplegen als medeplichtigheid aan de hennepkwekerij. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, en de rechtbank verklaarde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840940-17
Datum uitspraak : 27 maart 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
raadsman: mr. M.A. Prins, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2016 tot en met 20 januari 2017 te [plaats] , gemeente Montferland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, althans opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid die van ongeveer 2633 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 2633 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
een en/of meerdere onbekend gebleven personen, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2016 tot en met 20 januari 2017 te [plaats] , gemeente Montferland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/ hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van 2633 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2016 tot en met 20 januari 2017 te [plaats] , gemeente Montferland, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, door
- bij voornoemd pand (te weten aan de [adres 2] ) de hennepkwekerij op te zetten.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Het dossier bevat een belastende verklaring van de ex-partner van verdachte over het opzetten van een kwekerij in april 2016 en over het beschikken over veel contant geld. In een proces-verbaal van bevindingen is beschreven hoe de verbalisanten bij verdachte zijn uitgekomen. Verder is verdachte herkend door een verbalisant op de beelden van de camera, die was gepositioneerd tegenover de loods waar een hennepkwekerij is gevonden.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De getuigenverklaringen zijn onvoldoende geloofwaardig en dienen niet te worden gebezigd voor het bewijs, waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs overblijft om het ten laste gelegde bewezen te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de rol van verdachte geen medeplegen of medeplichtigheid oplevert.
Beoordeling door de rechtbank
Naar aanleiding van anonieme meldingen en een positieve netmeting door Liander, is bij de politie Oost-Nederland het vermoeden ontstaan van de aanwezigheid van een hennepkwekerij op het adres [adres 2] te [plaats] . Vervolgens is in de periode van 10 tot 17 januari 2017 een camera geplaatst, gericht op de loods waarin de hennepkwekerij zich zou bevinden. Bij het uitkijken van die beelden werd activiteit waargenomen bij de loods. Onder meer werd waargenomen dat verschillende personen de loods in en uit gingen. Verder werd bij de loods meermalen een grijze bestelbus, zonder ramen aan de zijkant en zonder belettering, waargenomen.
Op 20 januari 2017 werd door de politie een bezoek gebracht aan de [adres 2] te [plaats] . In de loods werd inderdaad een hennepkwekerij aangetroffen. Als verdachten werden twee bewoners aangehouden en later is nog een derde verdachte (eveneens bewoner) verhoord.
Door medeverdachten zijn verklaringen afgelegd. Zo hebben twee medeverdachten verklaard dat een derde medeverdachte is benaderd door een installateur, die namen kon verstrekken van twee personen die konden helpen bij het inrichten van een hennepkwekerij. Die installateur is een medewerker van [bedrijf] en zijn naam is [naam 1] .
De politie is vervolgens door onderzoek (onder meer door telefonisch contact met de firma [bedrijf] ) bij verdachte uitgekomen. Verdachte bleek in het bezit te zijn van een bus die soortgelijk is met de bus die op de camerabeelden bij de loods was gezien. Verdachte is voorts ambtshalve herkend op de camerabeelden door een verbalisant.
De ex-partner van verdachte heeft verklaard dat verdachte als ZZPer een installatiebedrijf heeft en hennepkwekerijen aansluit. In april 2016 heeft hij geholpen bij het opzetten van een hennepkwekerij op de boerderij van de familie [naam 2] . Aan [naam 1] is ook gevraagd om de hennepkwekerij in de loods aan te sluiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een container had staan op het terrein van de familie [naam 2] . Daar gooide hij het afval in van zijn bedrijf. Als de container vol was, wisselde hij die om. Het klopt dat hij te zien is op de camerabeelden. Met de hennepkwekerij heeft hij echter niets van doen.
De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende direct bewijs bevat dat verdachte betrokken was bij de aangetroffen hennepkwekerij in een loods op de [adres 2] te [plaats] . Weliswaar is verdachte op de camerabeelden meermalen in de buurt van de loods gezien, maar hierover heeft verdachte verklaard dat hij gebruik maakte een container op het terrein om daarin het afval van zijn bedrijf te dumpen. Dit alternatieve scenario wordt niet weersproken door het dossier. De ex-partner van verdachte heeft een belastende verklaring afgelegd, maar deze verklaring ziet op de opbouw van een hennepkwekerij in april 2016 en niet op de ten laste gelegde periode. De enkele verklaring dat verdachte zou zijn gevraagd om een hennepkwekerij in de loods aan te sluiten, is onvoldoende. Verder hebben medeverdachten verklaard dat verdachte namen wist van personen die konden helpen bij de opbouw van een hennepkwekerij. Bovenstaande is, ook in onderling verband en samenhang bezien, te weinig voor een bewezenverklaring van medeplegen of medeplichtigheid. Niet is bewezen dat verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde. Voorts is niet gebleken dat verdachte een dermate significante bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen, bereiden, verwerken of bewerken van hennep. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte zelf over de hennep kon beschikken.
Ten aanzien van medeplichtigheid aan de hennepkwekerij overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat bij verdachte dubbel opzet, namelijk op de eigen hulpverlening en op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp wordt verleend, aanwezig is geweest. Het enkel verstrekken van namen van personen die een kwekerij zouden kunnen opbouwen is hiervoor onvoldoende. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

3.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor en K. Heesterbeek, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2018.
Mr. M.W. Stoet en K. Heesterbeek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.