ECLI:NL:RBGEL:2018:1343
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Y.H.M. Marijs
- C. van Linschoten
- M.W. Stoet
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van het telen van hennep in een pand in de gemeente Montferland. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, onder andere op basis van verklaringen van de ex-partner van de verdachte en camerabeelden waarop de verdachte te zien zou zijn. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de getuigenverklaringen niet geloofwaardig waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende direct bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij. Hoewel de verdachte op camerabeelden te zien was in de buurt van de loods waar de hennepkwekerij was aangetroffen, was zijn verklaring dat hij daar afval van zijn bedrijf deponeerde niet weerlegd. De rechtbank oordeelde dat de belastende verklaring van de ex-partner niet voldoende was om de verdachte te veroordelen, aangezien deze betrekking had op een eerdere periode en niet op de ten laste gelegde feiten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor zowel medeplegen als medeplichtigheid aan de hennepkwekerij. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, en de rechtbank verklaarde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.