ECLI:NL:RBGEL:2018:1341

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
05/840943-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten van een bedrag van € 105.532,71, dat is verkregen uit de teelt van hennepplanten. De officier van justitie had een vordering ingediend om dit bedrag te ontnemen, waarbij het geschatte voordeel voorlopig op € 17.588,62 werd vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de betrokkenheid van meerdere personen bij de hennepkwekerij en de financiële situatie van de veroordeelde. De verdediging had verzocht om het ontnemingsbedrag op nihil vast te stellen, maar de rechtbank oordeelde dat de draagkracht van de veroordeelde onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/840943-17 (ontneming)
Datum zitting : 13 maart 2018
Datum uitspraak: 27 maart 2018
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [postcode] [woonplaats] ,
raadsman : mr. E. Moll, advocaat te Doetinchem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 105.532,17.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 13 maart 2018 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 13 maart 2018 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. E. Moll, advocaat te Doetinchem.
De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft ter terechtzitting verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 17.588,78.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van
€ 17.588,78. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij het aannemelijk acht dat naast de vier verdachten nog twee onbekend gebleven personen betrokken waren bij de hennepkwekerij en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve verdeeld dient te worden over zes personen. Veroordeelde is universitair geschoold en gelet op zijn leeftijd heeft hij voldoende verdiencapaciteit in de toekomst.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het ontnemingsbedrag vast te stellen op nihil. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan dient te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Veroordeelde heeft twee keer
€ 2.000,= gekregen en één keer € 2.500,=. Deze bedragen zijn op de rekening van de boerderij gestort. Dit werd gebruikt om de schulden van de boerderij af te lossen. Veroordeelde heeft voor een bedrag € 18.573,76 aan kosten gemaakt. Als zou worden uitgegaan van de fictieve hennepopbrengst, dient laatstgenoemd bedrag afgetrokken te worden, bovenop de kosten die volgens het rapport gepaard gaan met de teelt. Verder wordt verzocht rekening te houden met de zeer beperkte draagkracht van veroordeelde. Hij woont nog thuis en leeft van een paar honderd euro per maand. Er is niets wat erop wijst dat veroordeelde in de toekomst veel geld zou gaan verdienen. Veroordeelde en zijn familieleden zijn al gestraft en hebben schade ondervonden door de hele zaak.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank als uitgangspunt het op 27 maart 2018 tegen veroordeelde gewezen strafvonnis genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De rechtbank volgt de berekening van de officier van justitie en zal het totale wederrechtelijk verkregen voordeel begroten op € 105.532,71. De rechtbank legt hieraan de navolgende redenering ten grondslag.
Veroordeelde heeft verklaard dat de loods vanaf september 2016 werd verhuurd. Voorts heeft veroordeelde verklaard dat hij in december 2016 geld heeft ontvangen van de eerste oogst. De rechtbank gaat dan ook uit van een ontnemingsperiode van 13 weken, namelijk van 1 september 2016 tot 1 december 2016. Het uitgangspunt is een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken per oogst. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat tenminste eenmaal eerder is geoogst in vier kweekruimtes.
Een kilogram hennep levert volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 een bedrag van € 4.070,- op. De rechtbank neemt dit uitgangspunt over. Datzelfde geldt voor de uitgangspunten voor de hieronder vermelde hoeveelheid planten per m² en de daarbij behorende opbrengst.
Kweekruimte 1 [2]
Opbrengst
In de eerste kweekruimte werden 304 hennepplanten en/of potten aangetroffen. De oppervlakte van de beplanting was 18 m². Per m² stonden er 17 hennepplanten en/of potten.
De opbrengst aan hennep per plant van de eerste kweekruimte is volgens het rapport minimaal 27,2 gram.
De bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
304 planten x 27,2 gram = 8,2688 kilogram
8,2688 kilogram x € 4.070,- = € 33.654,02.
Kosten
Veroordeelde heeft de elektriciteit op legale wijze betrokken en periodiek voldaan. In de eerste kweekruimte bevonden zich 10 lampen à 1000 watt. Blijkens het rapport bedragen deze kosten per oogst: 10 lampen x € 191,- = € 1.910,-. Veroordeelde heeft deze kosten betaald en derhalve wordt dit bedrag op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht. De in mindering te brengen kosten per oogst van de hennepkwekerij van veroordeelde zijn op basis van het rapport:
Afschrijvingskosten : € 250,-
Hennepstekken : € 1.158,24 ( € 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten : € 1.179,52 ( € 3,88 per stek/plant)
Elektriciteitskosten : € 1.910,00
Kosten knippers : € 63,84 ( € 0,21,- per stek/plant)
----------------
Totale kosten € 4.561,60
Netto opbrengst: € 33.654,02 - € 4.561,60 = € 29.092,42.
Kweekruimte 2 [3]
Opbrengst
In de tweede kweekruimte werden 294 hennepplanten en/of potten aangetroffen. De oppervlakte van de beplanting was 18 m². Per m² stonden er 17 hennepplanten en/of potten.
De opbrengst aan hennep per plant van de eerste kweekruimte is volgens het rapport minimaal 27,2 gram.
De bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
294 planten x 27,2 gram = 7,9968 kilogram
7,9968 kilogram x € 4.070,- = € 32.546,98.
Kosten
Veroordeelde heeft de elektriciteit op legale wijze betrokken en periodiek voldaan. In de eerste kweekruimte bevonden zich 10 lampen à 1000 watt. Blijkens het rapport bedragen deze kosten per oogst: 10 lampen x € 191,- = € 1.910,-. Veroordeelde heeft deze kosten betaald en derhalve wordt dit bedrag op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht. De in mindering te brengen kosten per oogst van de hennepkwekerij van veroordeelde zijn op basis van het rapport:
Afschrijvingskosten : € 200,-
Hennepstekken : € 1.120,14 ( € 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten : € 1.140,72 ( € 3,88 per stek/plant)
Elektriciteitskosten : € 1.910,00
Kosten knippers : € 61,74 ( € 0,21,- per stek/plant)
----------------
Totale kosten € 4.432,60
Netto opbrengst: € 32.546,98 - € 4.432,60 = € 28.114,38.
Kweekruimte 3 [4]
Opbrengst
In de derde kweekruimte werden 176 hennepplanten en/of potten aangetroffen. De oppervlakte van de beplanting was 18 m². Per m² stonden er 10 hennepplanten en/of potten.
De opbrengst aan hennep per plant van de eerste kweekruimte is volgens het rapport minimaal 30,5 gram.
De bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
176 planten x 30,5 gram = 5,368 kilogram
5,368 kilogram x € 4.070,- = € 21.847,76.
Kosten
Veroordeelde heeft de elektriciteit op legale wijze betrokken en periodiek voldaan. In de eerste kweekruimte bevonden zich 10 lampen à 1000 watt. Blijkens het rapport bedragen deze kosten per oogst: 10 lampen x € 191,- = € 1.910,-. Veroordeelde heeft deze kosten betaald en derhalve wordt dit bedrag op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht. De in mindering te brengen kosten per oogst van de hennepkwekerij van veroordeelde zijn op basis van het rapport:
Afschrijvingskosten : € 150,-
Hennepstekken : € 670,56 ( € 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten : € 682,88 ( € 3,88 per stek/plant)
Elektriciteitskosten : € 1.910,00
Kosten knippers : € 36,96 ( € 0,21,- per stek/plant)
----------------
Totale kosten € 3.450,40
Netto opbrengst: € 21.847,76 - € 3.450,40 = € 18.397,36.
Kweekruimte 4 [5]
Opbrengst
In de vierde kweekruimte werden 325 hennepplanten en/of potten aangetroffen. De oppervlakte van de beplanting was 18 m². Per m² stonden er 19 hennepplanten en/of potten.
De opbrengst aan hennep per plant van de eerste kweekruimte is volgens het rapport minimaal 26,2 gram.
De bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
325 planten x 26,2 gram = 8,515 kilogram
8,515 kilogram x € 4.070,- = € 34.656,05.
Kosten
Veroordeelde heeft de elektriciteit op legale wijze betrokken en periodiek voldaan. In de eerste kweekruimte bevonden zich 10 lampen à 1000 watt. Blijkens het rapport bedragen deze kosten per oogst: 10 lampen x € 191,- = € 1.910,-. Veroordeelde heeft deze kosten betaald en derhalve wordt dit bedrag op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht. De in mindering te brengen kosten per oogst van de hennepkwekerij van veroordeelde zijn op basis van het rapport:
Afschrijvingskosten : € 250,-
Hennepstekken : € 1.238,25 ( € 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten : € 1.261,- ( € 3,88 per stek/plant)
Elektriciteitskosten : € 1.910,00
Kosten knippers : € 68,25 ( € 0,21,- per stek/plant)
----------------
Totale kosten € 4.727,50
Netto opbrengst: € 34.656,05 - € 4.727,50 = € 29.928,55.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit vier kweekruimtes is berekend op (€ 29.092,42 +
€ 28.114,38 + € 18.397,36 + € 29.928,55 = )
€ 105.532,71.
De verdediging heeft een herberekening gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging heeft aangevoerd dat de inkomsten van veroordeelde slechts
€ 6.500,= bedroegen. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de kosten gesteld dienen te worden op € 18.573,76. Hierbij is een berekening gemaakt van de kosten van gas, elektra, huur van de generator, opruimkosten en rentekosten. Voor het grootste deel van deze posten is de verdediging uitgegaan van een periode van oktober 2016 tot 21 januari 2017. Conform het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de rechtbank de ontnemingsperiode vastgesteld op 1 september 2016 tot 1 december 2016. Daarbij komt dat de gestelde posten door de verdediging onvoldoende zijn onderbouwd. Zo is niet gebleken dat de posten elektriciteit en gas slechts zijn berekend over dat deel van de loods dat werd verhuurd en gebruikt voor de hennepkwekerij. Gelet op vorengaande zal de rechtbank geen rekening houden met de herberekening door de verdediging in het bepalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank zal het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel vaststellen op een bedrag van
€ 105.532,71.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat meerdere deelnemers van het voordeel hebben geprofiteerd. Nu één medeverdachte bij vonnis van 27 maart 2018 is vrijgesproken, gaat de rechtbank uit van in totaal vijf deelnemers. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de twee onbekend gebleven huurders een belangrijk aandeel hadden in de hennepkwekerij en medeverantwoordelijk waren voor de hennepteelt. De rechtbank zal dan ook het te ontnemen voordeel als volgt over de deelnemers verdelen:
€ 105.532,71 / 2 partijen (enerzijds de onbekend gebleven personen en anderzijds veroordeelde en zijn mededaders) = € 52.765,85. Dit bedrag wordt pondspondsgewijs verdeeld tussen verdachte, [mededader 1] en [mededader 2] =
€ 17.588,62.
Omvang betalingsverplichting
De rechtbank overweegt dat een draagkrachtverweer, zoals door de raadsman is gedaan, alleen dan met vrucht aan de orde kan worden gesteld in het ontnemingsgeding, indien duidelijk is dat de veroordeelde tegen wie de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel gericht is, nu en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat van die situatie hier sprake is. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
Zij zal het terug te betalen bedrag dan ook vaststellen op
€ 17.588,62.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt vastgesteld aan de Staat te betalen.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 17.588,62 (zegge: zeventienduizendvijfhonderdachtentachtig euro en tweeënzestig eurocent);
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 17.588,62 (zegge: zeventienduizendvijfhonderdachtentachtig euro en tweeënzestig eurocent).
Aldus gegeven door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor en K. Heesterbeek, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2018.
Mr. M.W. Stoet en K. Heesterbeek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016536373, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 100-102.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 102-104.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 104-105.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 105-107.