ECLI:NL:RBGEL:2018:1336

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
05/840943-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf wegens medeplegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf

Op 27 maart 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van hennepteelt. De verdachte werd verweten dat hij samen met anderen in de periode van 11 november 2016 tot en met 20 januari 2017 in de gemeente Montferland een hennepkwekerij had opgezet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten, namelijk 2633, aanwezig had in een pand dat ter beschikking was gesteld voor de teelt van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol speelde in de opzet en het onderhoud van de kwekerij, waaronder het huren van een aggregaat voor de stroomvoorziening en het aanwezig zijn bij het knippen van de planten.

De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte als medeplegen gekwalificeerd, omdat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De verdachte had toegang tot de loods en was verantwoordelijk voor de stroomvoorziening, wat zijn actieve bijdrage aan het delict bevestigde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad, maar benadrukte ook de ernst van het delict en de gevolgen voor de samenleving.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist. De rechtbank heeft de strafeisen van de officier van justitie gevolgd, waarbij de ernst van het delict en de omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840943-17
Datum uitspraak : 27 maart 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .
raadsman: mr. E. Moll, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2016 tot en met 20 januari 2017 te [woon- en vestigingsplaats] , gemeente Montferland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, althans opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid die van ongeveer 2633 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 2633 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
een en/of meerdere onbekend gebleven personen, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2016 tot en met 20 januari 2017 te [woon- en vestigingsplaats] , gemeente Montferland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/ hebben gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van 2633 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2016 tot en met 20 januari 2017 te [woon- en vestigingsplaats] , gemeente Montferland, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, door
- voornoemd pand (te weten aan de [adres] ) ter beschikking te stellen voor de teelt van hennep, en/of
- het knippen van de hennepplanten en/of
- de verantwoordelijke te zijn voor de stroomvoorziening door een aggregaat te huren.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat [medeverdachte 1] onder grote druk stond bij de politie en dat zijn verklaring niet correct is. De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft een deel van de loods verhuurd en de echte daders hebben in het door hen gehuurde deel planten aanwezig gehad. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde wordt aangevoerd dat verdachte geen opzet had op medeplichtigheid bij hennepteelt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier niet is gebleken dat door de politie druk is uitgeoefend op [medeverdachte 1] . De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat [medeverdachte 1] niet in vrijheid heeft kunnen verklaren. Zijn verklaring kan dan ook gebezigd worden voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
Naar aanleiding van een vermoeden van de aanwezigheid van een hennepkwekerij, is op 20 januari 2017 door de politie een bezoek gebracht aan de [adres] te [woon- en vestigingsplaats] . Bij de loods op het terrein zag de verbalisant een gat in de muur, waar een buis uit kwam. De verbalisant nam een zwaar geronk waar, alsof in de loods een machine of aggregaat in werking was. Voorts nam de verbalisant waar dat uit de buis zeer warme lucht naar buiten werd geblazen. Aan de andere kant van het pand zaten twee af- of aanvoerpijpen in de damwand. Verderop zat nog een gat in de damwand, waarachter een zeecontainer stond. De enige toegang tot de loods bleek een afgesloten roldeur te zijn, die niet handmatig te openen was. De verbalisant is teruggegaan naar de boerderij, waar hij [medeverdachte 1] trof. Enige tijd later kwam verdachte uit de richting van de loods aanlopen. Door de verbalisant werd waargenomen dat de achterzijde van zijn broek onder het gedroogde gras zat. Op het moment van binnentreden was het stil in de loods. Aan de rechterkant stonden enkele pallets met daarachter hoog opgestapeld balen stro en een stapel gedroogd gras. Verderop was een wand geplaatst van hooi en strobalen. Daarachter werd een hennepkwekerij aangetroffen. Door de vriendin van verdachte werden twee afstandsbedieningen overhandigd van de roldeur van de loods. Zij verklaarde dat alleen verdachte en [medeverdachte 1] een afstandsbediening hadden van de roldeur. [2]
De hennepkwekerij bestond uit negen kweekruimtes van 3 bij 6 meter per stuk. In totaal werden 2633 hennepplanten aangetroffen. De aan- en afvoer van lucht was geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Er hingen in totaal 120 assimilatielampen en 17 koolstoffilters. Bij acht kweekruimtes waren de plantenbakken gevuld met potgrond. [3]
Op 20 januari 2017 werden de aangetroffen hennepplanten gekwalificeerd als hennep zoals vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet. [4]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij met verdachte (zijn broer), [medeverdachte 2] (zijn vader) en zijn moeder woont op het adres [adres] te [woon- en vestigingsplaats] en dat zij samen in een maatschap op dat adres een boerenbedrijf exploiteren. Het bedrijf had een flinke betalingsachterstand en er moest ook geïnvesteerd worden in onder meer een nieuw rooster in de stal. Om die reden hebben zij er gezamenlijk voor gekozen een hennepkwekerij op te zetten. Verdachte had contact met een bekende die kon helpen bij de opzet van de kwekerij. [medeverdachte 1] heeft de balen in de loods gezet en verdachte heeft de wand van de hooibalen opgebouwd. Verdachte is samen met de twee personen verder gegaan met de daadwerkelijke inrichting van de hennepkwekerij. Zij waren hier dagelijks mee bezig. In december 2016 vertelde verdachte dat de eerste oogst was geweest en dat hij € 5.000,= in cash had gekregen. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het boerenbedrijf een forse liquiditeitsachterstand had. Een deel van de loods was verhuurd van september 2016 tot eind februari 2017. Verdachte heeft met de heftruck de hooibalen geplaatst en heeft in december 2016 een aggregaat gehuurd. Hij heeft twee keer een bedrag van € 2.000,= gekregen. [6] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn familie heeft toegestaan dat er een hennepkwekerij in de ruimte was gebouwd. Daarvoor zou hij zes keer een bedrag van € 2.000,= krijgen. Hij was verantwoordelijk voor de stroomvoorziening in de hennepkwekerij. Hij heeft pizza’s bezorgd voor de knippers en is ook bij het knippen aanwezig geweest. [7]
Overwegingen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan er sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge rolverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte zit samen met zijn ouders en broer in de maatschap van het boerenbedrijf. Toen het bedrijf in geldnood verkeerde, hebben zij gezamenlijk de keuze gemaakt om het opzetten van een hennepkwekerij toe te staan. Hiervoor is (een deel van) de loods beschikbaar gesteld aan twee onbekend gebleven personen. Het contact met deze personen is via verdachte gegaan. Verdachte had feitelijke toegang tot de afgesloten ruimte, nu hij de beschikking had over de afstandsbediening waarmee de loods geopend kon worden. Verdachte heeft in de loods een wand gemaakt van hooibalen, zodat de zich daar achter bevindende hennepkwekerij niet zichtbaar was voor andere bezoekers van de loods. Voorts heeft verdachte een aggregaat gehuurd. Hij heeft verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de stroomvoorziening. Verder was verdachte aanwezig bij het knippen van de planten. Ook heeft hij een bedrag ontvangen na de eerste oogst.
Op grond van de genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van verdachte, gelet op de uitvoering van het delict en het belang van de rol van verdachte, van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Immers heeft verdachte een belangrijke bijdrage geleverd om de hennepkwekerij op te bouwen en draaiende te houden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het samen met anderen telen en opzettelijk aanwezig hebben van hennep in de ten laste gelegde periode.
Verdachte en zijn mededaders zijn professioneel te werk gegaan. De kwekerij was professioneel ingericht en bevatte een grote hoeveelheid hennepplanten. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat in de uitoefening van een beroep of bedrijf is gewerkt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 11 november 2016 tot en met 20 januari 2017 te [woon- en vestigingsplaats] , gemeente Montferland,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
althans opzettelijkheeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk gevalen opzettelijk
aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van ongeveer 2633 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; terwijl dit gepleegde feit
(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 2633 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de gevolgen voor verdachte naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij. Het accountantskantoor heeft de samenwerking opgezegd, net als één van de verpachters van het weiland. Voorts is verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft een blanco strafblad.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 februari 2018.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Er is een grote hoeveelheid hennep aangetroffen, te weten 2633 planten. Verdachte heeft verklaard dat zijn bedrijf in geldnood verkeerde. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich bij zijn handelen heeft laten leiden door zijn eigen financiële positie en geen oog heeft gehad voor de schadelijke gevolgen die het door hem gepleegde delict voor de samenleving heeft. Los van de nadelige gevolgen voor de volksgezondheid, gaat productie van (en handel in) hennep gepaard met vele andere vormen van criminaliteit die verdachte door zijn handelen heeft bevorderd dan wel mede in stand heeft gehouden.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdacht niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Zij zal verdachte dan ook veroordelen tot het verrichten van een werkstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Dit laatste als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte zich wederom schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor en K. Heesterbeek, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2018.
Mr. M.W. Stoet en K. Heesterbeek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016536373, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68-69.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 71-73.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 73.
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 131.
6.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 157, 162.