ECLI:NL:RBGEL:2018:1287

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
05/840470-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van bedreiging tijdens telefoongesprekken

Op 22 maart 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 36-jarige man uit Harderwijk, die werd beschuldigd van bedreiging tijdens twee telefoongesprekken op 17 april 2017. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk bedreigingen had geuit. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de beschikbare geluidsopnamen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen.

Tijdens de zitting op 8 maart 2018 werd duidelijk dat de verdachte had gebeld naar de meldkamer van de politie en dat er een bedreigend telefoontje was ontvangen door een personeelslid van het ziekenhuis. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat de feiten onvoldoende helder waren en dat de geluidsopnamen van het tweede gesprek de verklaring van de verdachte ondersteunden. De rechtbank oordeelde dat de woorden van de verdachte, hoewel ongepast, niet als strafbare bedreiging konden worden gekwalificeerd. De verdachte had hulp gezocht en zijn toon was rustig, wat niet duidde op de intentie om iemand bang te maken.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging van zowel de getuige als andere personen, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. M.G.J. Post als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840470-17
Datum uitspraak : 22 maart 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 april 2017, in de gemeente Harderwijk een persoon genaamd [slachtoffer] en/of één of meer andere personen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en/of bedreiging met enig terroristisch misdrijf, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] (per telefoon) één of meermalen dreigend de woorden toegevoegd "Ja ik zit me te praktiseren om uh... Ja, net als die
terroristen, om een school in te lopen en mensen dood te maken" en/of "als je niet naar mij luistert dan ga ik een aanslag plegen" en/of "je moet luisteren naar me, anders kom ik je nu opzoeken", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding onderzoek
Verdachte belt op 17 april 2017 rond 22:00 uur de meldkamer van de politie. Ongeveer op hetzelfde moment meldt een personeelslid van Sint Jansdal ziekenhuis in Harderwijk dat zij een bedreigend telefoontje heeft binnengekregen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht zijn cliënt vrij te spreken. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan en verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd. Nu van het gesprek geen geluidsopnamen zijn veiliggesteld, zijn de feiten onvoldoende helder vast te stellen en is ten aanzien van het feit waarvan [slachtoffer] aangifte heeft gedaan niet voldaan aan het bewijsminimum. Verdachte dient om die reden te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Van het tweede gesprek zijn wel geluidsopnamen gemaakt. Deze opname ondersteunt de verklaring van verdachte dat er geen sprake was van bedreiging. Het was slechts een schreeuw om hulp zodat verdachte ook om die reden dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] dan wel een of meer andere personen heeft bedreigd. Dit verwijt ziet op twee telefoongesprekken die verdachte heeft gevoerd, één met mevrouw [slachtoffer] van de huisartsenpost en – direct daarna - één met de 112-hulpdienst (één of meer andere personen).
Eerste gesprek: [slachtoffer]
verklaart in haar aangifte dat verdachte heeft gezegd: “Als je niet naar mij luistert dan ga ik een aanslag plegen" en/of "je moet luisteren naar me, anders kom ik je nu opzoeken". Verdachte zelf ontkent deze woorden te hebben gebruikt. De opname van het tweede telefoongesprek met de 112-hulpdienst vindt de rechtbank onvoldoende steunbewijs. Het enkele feit dat verdachte in het tweede gesprek over dezelfde onderwerpen spreekt als in het gesprek met [slachtoffer] is onvoldoende bevestiging van de in de tenlastelegging genoemde woorden. Voor de bedreiging van [slachtoffer] bevindt zich in het dossier daarom onvoldoende bewijs.
Tweede gesprek: één of meer andere personen
Het gesprek met de 112-hulpdienst is opgenomen en de rechtbank heeft de opname beluisterd ter zitting. Tijdens dit gesprek zegt verdachte op rustige toon:
“ja ik zit me te praktiseren om uh … ja, net als die terroristen, om een school in te lopen en mensen dood te maken”.
De rechtbank is van oordeel dat de woorden van verdachte onder de gegeven omstandigheden niet gekwalificeerd kunnen worden als een strafbare bedreiging. Verdachte heeft een gedachte geuit waarvan hij weet dat deze niet normaal is. Hij belt daarom voor hulp. Uit zijn verdere uitlatingen in het gesprek blijkt niet dat hij de gedachte heeft geuit om iemand bang te maken of hulp af te dwingen. Dit blijkt ook niet uit zijn toon nu deze rustig is maar niet dwingend. Daarom kan niet bewezen worden dat verdachte één of meer andere personen heeft bedreigd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

3.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. M.A. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2018.
Mr. Bijl en mr. Pastoors zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.