Op 22 maart 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 36-jarige man uit Harderwijk, die werd beschuldigd van bedreiging tijdens twee telefoongesprekken op 17 april 2017. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk bedreigingen had geuit. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de beschikbare geluidsopnamen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen.
Tijdens de zitting op 8 maart 2018 werd duidelijk dat de verdachte had gebeld naar de meldkamer van de politie en dat er een bedreigend telefoontje was ontvangen door een personeelslid van het ziekenhuis. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat de feiten onvoldoende helder waren en dat de geluidsopnamen van het tweede gesprek de verklaring van de verdachte ondersteunden. De rechtbank oordeelde dat de woorden van de verdachte, hoewel ongepast, niet als strafbare bedreiging konden worden gekwalificeerd. De verdachte had hulp gezocht en zijn toon was rustig, wat niet duidde op de intentie om iemand bang te maken.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging van zowel de getuige als andere personen, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. M.G.J. Post als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.