Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De wrakingsverzoeken
eerste wrakingsverzoekstrekt tot wraking van de rechters in hun hoedanigheid van voorzitter en leden van de meervoudige strafkamer in de strafzaak met parketnummers 05/880774-16 en 99/000143-16 (VI) met verzoeker als verdachte. In die strafzaak is op 6 december 2017 in het openbaar een terechtzitting gehouden. Voorafgaand aan die terechtzitting is door dezelfde rechters een terechtzitting gehouden in de strafzaak tegen een medeverdachte (verder: de medeverdachte). De medeverdachte zou in een getuigenbeschermingsprogramma zijn opgenomen. Na aanvang van die terechtzitting, waar verzoeker en zijn advocaat als publiek bij aanwezig waren, is in openbaarheid medegedeeld dat de verdere behandeling zal plaatsvinden achter gesloten deuren. In de zaak tegen de medeverdachte is op 20 december 2017 uitspraak gedaan. De (bekennende) medeverdachte is veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van harddrugs.
tweede wrakingsverzoekstrekt eveneens tot wraking van de rechters in de hiervoor onder 2.1. genoemde strafzaak.
Mr. Croll heeft mondeling verweer gevoerd. Hij beroept zich ten aanzien van de door de rechters genomen beslissingen op het geheim van de raadkamer en volstaat met verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 december 2017. Hierin is opgenomen dat de reden voor het sluiten van de deuren was gelegen in een goede rechtspleging, zoals bedoeld in artikel 269 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Verder verwijst mr. Croll voor wat betreft het tweede wrakingsverzoek naar bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad.
3.De beoordeling
4.De beslissing
Y.M.J.I. Baauw en J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in tegenwoordigheid van
de griffier mr. P.A.C. Modderman en in openbaar uitgesproken op 20 maart 2018.