ECLI:NL:RBGEL:2018:1269

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
05/740535-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging wegens onbekende identiteit verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte wiens identiteit onbekend was. De verdachte was gedagvaard als 'N.N.' en had geweigerd haar personalia bekend te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de persoon die voor de rechtbank verscheen dezelfde was als de gedagvaarde verdachte. Hierdoor was er geen strafrechtelijk belang meer aanwezig voor de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging van de verdachte. De zaak was behandeld in tegenspraak en vond plaats op de zittingsplaats Zutphen, na eerdere terechtzittingen op 13 februari en 6 maart 2018. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde is, en dat dit geval een uitzondering vormde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740535-17
Datum uitspraak : 6 maart 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te Zwolle PPC te Zwolle
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 februari 2018 en 6 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
zij op of omstreeks 05 november 2017 te Beekbergen en/of Loenen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (verbalisanten van de Eenheid Oost-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet (terwijl die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bevonden in hun dienstvoertuig) rijdende in een personenauto ( [merk] met kenteken: [kenteken] ), in elk geval in een door haar, verdachte, bestuurde auto, met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, meermalen het dienstvoertuig waarin die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] reden heeft geramd, althans daar tegenaan is gereden en/of heeft getracht dat dienstvoertuig van de weg te rijden,
althans opzij en/of weg te drukken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 5 november 2017 te Beekbergen en/of Loenen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (verbalisanten van de Eenheid Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (terwijl die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich bevonden in hun dienstvoertuig) rijdende in een personenauto ( [merk] met kenteken: [kenteken] ), in elk geval in een door haar, verdachte, bestuurde auto, met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, meermalen het dienstvoertuig waarin die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] reden heeft geramd, althans daar tegenaan is gereden en/of heeft getracht dat dienstvoertuig van de weg te rijden, althans opzij en/of weg te drukken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 05 november 2017 te Beekbergen en/of Loenen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een politie dienstvoertuig,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Nationale Politie toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging. Voorop moet worden gesteld dat niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde is. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de vervolging wordt voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen, dat met voorzetting van de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. De rechtbank is van oordeel dat van zo’n uitzonderlijk geval sprake is en overweegt daartoe het volgende.
Uit het procesdossier is gebleken dat de verdachte bij de politie niet heeft willen meewerken aan de vaststelling van haar identiteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte thans is gedagvaard als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] . In antwoord op daartoe door de rechtbank gestelde vragen, heeft de verdachte te kennen gegeven haar personalia niet bekend te willen maken. Gelet hierop en nu geen enkel ander gegeven voorhanden is waaruit blijkt dat de persoon die door de politie is aangehouden en die heden voor de rechtbank is verschenen dezelfde persoon is als de gedagvaarde persoon [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , is met het voorzetting van de vervolging van verdachte [verdachte] geen strafrechtelijk belang (meer) aanwezig. Gelet daarop en gelet op het gegeven dat de voor de rechtbank verschenen verdachte tevens is gedagvaard als ‘N.N.’, zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van ‘ [verdachte] ’.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart de
officier van justitie niet-ontvankelijkin de strafvervolging van ‘ [verdachte] ’.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy en mr. F. Badji, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2018.