ECLI:NL:RBGEL:2018:121

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 januari 2018
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4525; 16 _ 4527
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor bouwen, gebruik in strijd met bestemmingsplan en wijzigen van een rijksmonument voor een voormalig schoolgebouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 januari 2018 uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning die was verleend voor de activiteiten 'bouwen', 'gebruik in strijd met het bestemmingsplan' en 'wijzigen van een rijksmonument' voor een voormalig schoolgebouw in Arnhem. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het over voldoende gegevens beschikte om op de aanvraag te beslissen. Dit oordeel was gebaseerd op de grote hoeveelheid ontbrekende gegevens in de aanvraag, waardoor het niet duidelijk was wat er precies was aangevraagd en vergund.

Eisers, die in de directe nabijheid van het perceel wonen, hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 21 juni 2016, waarin de omgevingsvergunning was verleend aan de derde-partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Regeling omgevingsrecht, omdat er geen aanvraagformulier voor de activiteit 'bouwen' was ingediend en er geen bouwtekeningen waren bijgevoegd. Dit leidde tot de conclusie dat de aanvraag in strijd was met de wetgeving en dat de onduidelijkheid over het beoogde gebruik van het gebouw niet acceptabel was.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eisers en moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en volledige aanvraag bij het aanvragen van een omgevingsvergunning, vooral wanneer het gaat om activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan of betrekking hebben op rijksmonumenten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 16/4525 en 16/4527

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser 1,

[eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser], eisers 2,
te [woonplaats],
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [belanghebbende], te [plaats].

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend.
Eisers 1 en eisers 2 (hierna gezamenlijk: eisers) hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep van eiser 1 heeft zaaknummer 16/4525. Het beroep van eisers 2 heeft zaaknummer 16/4527.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017. Verschenen zijn [eiser], [eiser] en [eiser]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden M.M.M. Kapteijns, mr. J. Hendriks en ing. S. Sandwijken. Namens de derde-partij zijn verschenen [belanghebbende], [belanghebbende] en [belanghebbende].

Overwegingen

1. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten “bouwen” (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)), “gebruik in strijd met het bestemmingsplan” (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, Wabo en artikel 4, negende lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor)) en het “wijzigen van een rijksmonument” (artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo) voor het perceel [locatie] te [woonplaats] (hierna: het perceel).
De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De ontwerp-omgevingsvergunning heeft vanaf 31 december 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen.
Eisers wonen in de directe nabijheid van het perceel en kunnen zich niet verenigen met de verleende omgevingsvergunning. Zij hebben daarom zienswijzen ingediend tegen de ontwerp-omgevingsvergunning.
2. Eisers betogen – kort samengevat – dat uit de aanvraag, de ontwerp-omgevingsvergunning en het bestreden besluit onvoldoende blijkt wat is aangevraagd en vergund. Zo is volgens eisers onder meer onvoldoende duidelijk waar in het gebouw horeca, bedrijfsruimten, kantoren en woningen zullen worden gerealiseerd.
2.1.
Het wettelijk kader is als bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
2.2.
De derde-partij heeft op 7 juli 2015 een aanvraag via het Omgevingsloket ingediend.
In de aanvraag staat onder projectomschrijving: “Aanvraag van verschillende vergunningen aan de [locatie] ten behoeve van het gebruik van het bestaande gebouw. Vergunningen onder meer voor: strijdig gebruik, rijksmonument, bouwen, ruimtelijke ordening en inrit.”
In de aanvraag zijn de formulieren “Handeling in strijd met regels ruimtelijke ordening” en “Uitrit aanleggen of veranderen” met een pen doorgestreept.
In het formulier “Handelingen met gevolgen voor beschermde monumenten” is onder paragraaf 2 “ingreep aan het beschermde monument” het vakje “kozijnen, ramen en deuren” aangevinkt, met daarachter in handschrift de toevoeging “eruit”.
In paragraaf 7 wordt als toekomstig gebruik aangegeven: kantoren, lichte industrie, horeca en wonen. In paragraaf 8 wordt een gebruiks- en verblijfsoppervlakte van 141 m² aangegeven voor de gebruiksfunctie “bijeenkomst”, met een handgeschreven toevoeging “hal”. De gebruiksfunctie “industrie” is doorgestreept, en voorzien van een handgeschreven toevoeging “houtpallet”. Bij de gebruiksfunctie “kantoor” is een gebruiks- en verblijfsoppervlakte van 1.994 m² ingevuld.
2.3.
De rechtbank stelt allereerst vast dat in de aanvraag geen aanvraagformulier voor de activiteit “bouwen” is opgenomen. In het aanvraagformulier voor het wijzigen van het rijksmonument is daarnaast niet aangegeven welke wijzigingen aan het monument plaatsvinden. Ook zijn geen bouwtekeningen bijgevoegd waaruit de wijzigingen blijken.
De aanvraag is naar het oordeel van de rechtbank daarom in strijd met artikel 2.2, 2.3 en 5.4 van de Regeling omgevingsrecht (Mor).
Uit de aanvraag dient op grond van artikel 2.3, 3.2 en 5.4 Mor voorts te blijken wat het beoogde gebruik is van de gronden en de bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft.
De rechtbank stelt vast dat het aanvraagformulier voor “gebruik in strijd met het bestemmingsplan” is doorgestreept. Met betrekking tot het beoogde gebruik worden in het aanvraagformulier slechts in algemene zin enkele vormen van gebruik benoemd, namelijk kantoren, lichte industrie, horeca en wonen. In het formulier zijn onderdelen doorgestreept, zoals de gebruiksoppervlakte voor industrie, terwijl elders met pen opmerkingen zijn toegevoegd. Uit de aanvraag is voorts niet duidelijk af te leiden waar op het perceel welke functie wordt aangevraagd, aangezien geen bouw- of situatietekening is bijgevoegd.
Uit het voorgaande vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat onduidelijk is wat het beoogde gebruik is, zodat de aanvraag ook op dit punt in strijd is met artikel 2.3, 3.2 en 5.4 Mor.
2.4.
Uit de stukken blijkt niet dat de aanvraag op een later tijdstip is aangevuld met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb. Dit blijkt ook niet uit de ontwerp-omgevingsvergunning noch uit het bestreden besluit, waarin slechts wordt verwezen naar de aanvraag van 7 juli 2015. Daarom moet worden uitgegaan van hetgeen op 7 juli 2015 is ingediend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich – gelet op de grote hoeveelheid ontbrekende gegevens – niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om op de aanvraag te kunnen beslissen. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 15 augustus 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB1774). De onduidelijke aanvraag wringt in het voorliggende geval des te meer omdat de aanvraag ziet op legalisering van bestaand gebruik, zodat het beoogde gebruik voldoende kenbaar zou moeten zijn. Voorts bepaalt de inhoud van de aanvraag of voor het wijzigen van een rijksmonument advies gevraagd moet worden aan de Minister (artikel 2.26, derde lid, Wabo in samenhang met artikel 6.4 Bor).
De beroepsgrond slaagt.
3.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen aanleiding voor finale geschillenbeslechting.
3.2.
Dit heeft tot gevolg dat verweerder wederom op de aanvraag moet beslissen. In dat kader overweegt de rechtbank – ter voorlichting van partijen – het volgende.
Partijen zijn het erover eens – en ook de rechtbank constateert – dat voor het verrichten van horeca-activiteiten in het gebouw krachtens artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer een melding is vereist. Dit is door verweerder weliswaar in de zienswijzenota benadrukt, maar ter zitting heeft verweerder desgevraagd bevestigd dat deze melding tot op heden niet is gedaan.
Uit het bepaalde in artikel 8.41a van de Wet milieubeheer volgt dat verweerder niet op de aanvraag om omgevingsvergunning mag beslissen, zonder dat een melding op grond van het Activiteitenbesluit is gedaan. Verweerder mag daarom pas op de aanvraag beslissen, zodra deze melding is gedaan. Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 8 september 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2413).
4. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van artikel 2, eerste lid, onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor eiser 1 vast op € 50 (1 uur verletkosten à € 50) en voor eisers 2 op € 82 (1 uur verletkosten van eiser de Jong à € 82, het bedrag dat maximaal kan worden vergoed).
5. Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • gelast verweerder een nieuwe beslissing op de aanvraag te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het door eiser 1 betaalde griffierecht van € 168 te vergoeden;
  • draagt verweerder op het door eisers 2 betaalde griffierecht van € 168 te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser 1 tot een bedrag van € 50;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers 2 tot een bedrag van € 82.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Gijn, voorzitter, mr. L.M. Koenraad en mr. A.G.A. Nijmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Wettelijk kader
Artikel 4:5, eerste lid, Awb
“Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. (…), of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.”
Artikel 2.22 Wabo
“1. In een omgevingsvergunning worden het project en de activiteiten waarop het betrekking heeft, duidelijk beschreven.
2. Aan een omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20. Indien toepassing is gegeven aan artikel 2.27, vierde lid, worden aan een omgevingsvergunning tevens de bij de verklaring aangegeven voorschriften verbonden. De aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften zijn op elkaar afgestemd.
(…).”
Artikel 4.4, eerste lid, Besluit omgevingsrecht (Bor)
“Onverminderd artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en voor zover dat naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is voor het nemen van de beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens en bescheiden ten aanzien van de activiteiten binnen het project waarop de aanvraag betrekking heeft.”
Artikel 2.1, eerste lid, Regeling Omgevingsrecht (Mor)
“Ten aanzien van de gegevens en bescheiden bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit maakt de aanvrager de samenhang kenbaar tussen deze gegevens en bescheiden onderling en met de overige gegevens en bescheiden die bij de aanvraag zijn gevoegd.”
Artikel 2.2 Mor
“In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012:
1. uit het oogpunt van veiligheid:
a. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het te bouwen of te wijzigen bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot:
1°. belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk, alsmede van het bouwwerk als geheel;
2°. de uiterste grenstoestand van de bouwconstructie en onderdelen van de bouwconstructie.
Indien de aanvraag betrekking heeft op de wijziging of uitbreiding van een bestaand bouwwerk blijkt uit de aangeleverde gegevens tevens wat de opbouw van de bestaande constructie is (tekeningen en berekeningen) en wat de toegepaste materialen zijn;
b. een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies, waaruit met name blijkt:
1°. de aangehouden belastingen en belastingcombinaties;
2°. de constructieve samenhang;
3°. het stabiliteitsprincipe;
4°. de omschrijving van de bouwconstructie en de weerstand tegen bezwijken bij brand hiervan;
c. de detaillering van trappen, hellingbanen en vloerafscheidingen (inclusief hekwerken);
d. de draairichting van beweegbare constructieonderdelen;
e. de brandveiligheid en rookproductie van toegepaste materialen;
f. de brandcompartimentering. De opgave bevat tevens gegevens betreffende deuren en daglichtopeningen in uitwendige scheidingsconstructies. Voor zover van belang voor het vluchten bij brand, worden tevens de deuren en daglichtopeningen in inwendige scheidingsconstructies opgegeven;
g. de vluchtroutes en de daarbij behorende mate van bescherming alsmede de aard en plaats van brandveiligheidsvoorzieningen;
h. de inbraakwerendheid van bereikbare gevelelementen;
2. uit het oogpunt van gezondheid:
a. de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, de bescherming tegen geluid van installaties, de geluidsabsorptie van gemeenschappelijke verkeersruimten, gangen en trappenhuizen ingeval het bouwwerk een woonfunctie heeft, de geluidwering tussen niet-gemeenschappelijke verblijfsruimten van dezelfde gebruiksfunctie en de geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties;
b. de wateropname van toegepaste materialen van vloer, wand en plafond in sanitaire ruimten;
c. de lucht- en waterdichtheid, de factor van de temperatuur en vochtwerende voorzieningen van inwendige en uitwendige scheidingsconstructies;
d. de ventilatievoorzieningen van ruimten en voorzieningen betreffende de afvoer van rookgas en toevoer van verbrandingslucht;
e. gegevens en bescheiden over het weren van ratten en muizen;
f. de daglichttoetreding;
3. uit het oogpunt van bruikbaarheid:
a. de aanduiding van de gebruiksfunctie, verblijfsgebieden, verblijfsruimten en de afmetingen en de bezetting van alle ruimten inclusief totaaloppervlakten per gebruiksfunctie;
b. de aanduiding van bad- of toiletruimte, liften, buitenberging en buitenruimte;
c. gegevens en bescheiden over de integrale toegankelijkheid van het bouwwerk en in het bouwwerk gelegen ruimten;
d. de aanduiding van de vloerpeilen ten opzichte van het aansluitende terrein;
e. de aanduiding van de opstelplaats van het aanrecht en van kook-, stook- en warmwatertoestellen;
f. indien het bouwwerk een utiliteitsgebouw betreft: de aanduiding van de stallingruimte voor fietsen;
4. uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu:
a. gegevens en bescheiden over de EPC, de thermische eigenschappen van de toegepaste uitwendige scheidingsconstructie en de beperking van luchtdoorlatendheid;
b. gegevens en bescheiden over de milieubelasting van het gebouw door de toe te passen materialen, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken 1-11-2011;
5. inzake installaties:
a. gegevens en bescheiden over de noodstroomvoorziening en -verlichting;
b. het leidingplan en aansluitpunten van gas-, elektra- en waterleiding;
c. de aansluitpunten van de drinkwater- en warmwatervoorziening;
d. het leidingplan en aansluitpunten van riolering en hemelwaterafvoeren;
e. gegevens en bescheiden over de aard en plaats van brandveiligheidinstallaties alsmede van de vluchtrouteaanduiding;
f. een tekening van de inrichting van het bij het bouwwerk behorende terrein met daarop aangegeven de voorzieningen voor de bereikbaarheid en de plaats van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen;
g. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de aanvullende regels voor tunnelveiligheid uit het Bouwbesluit 2012;
h. indien het een woongebouw betreft: gegevens en bescheiden over zelfsluitende deuren, spreekinstallaties, signaalvoorzieningen en deuropeners ter voorkoming van veel voorkomende criminaliteit;
i. gegevens en bescheiden over gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen ten behoeve van veilig onderhoud middels de Checklist Veilig onderhoud op en aan gebouwen 2012;
j. gegevens en bescheiden over technische bouwsystemen en het daarbij behorende systeemrendement;
6. uit het oogpunt van het voorkomen van onveilige situaties en het beperken van hinder tijdens het bouwen: een veiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.7 van het Bouwbesluit 2012;
7. overige vereisten:
a. kwaliteitsverklaringen en CE-markeringen en gegevens en bescheiden ten behoeve van een beroep op de gelijkwaardigheid;
b. eventuele extra gegevens en bescheiden ten behoeve van het verlenen van een ontheffing van de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 als bedoeld in artikel 7 van de Woningwet, waaronder gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat toestemming als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het transeuropese wegennet (PbEU 2004, L 167, gerectificeerd in PbEU 2004, L 201) is verkregen om van eisen van die richtlijn af te wijken.”
Artikel 2.3 Mor
“In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van de toetsing aan het bestemmingsplan of de beheersverordening, en, voor zover van toepassing, de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening:
a. de plattegronden van alle verdiepingen en een doorsnedetekening voor de nieuwe situatie en, voor zover daarvan sprake is, de bestaande situatie;
b. het beoogde en het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende gronden waarop de aanvraag betrekking heeft;
c. een opgave van de bruto inhoud in m3 en de bruto vloeroppervlakte in m2 van het (deel van het) bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;
d. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede de situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde, de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van de gronden behorende bij het voorgenomen bouwwerk;
e. de hoogte van het bouwwerk ten opzichte van het straatpeil en het aantal bouwlagen;
f. de inrichting van parkeervoorzieningen op het eigen terrein;
g. gegevens en bescheiden welke samenhangen met een uit te brengen advies van de Agrarische Adviescommissie in geval van een aanvraag voor een bouwactiviteit in een gebied met een agrarische bestemming;
h. overige gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een bestemmingsplan, beheersverordening dan wel een besluit als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening;
i. indien dat is voorgeschreven in het bestemmingsplan: een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
j. gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een exploitatieplan.”
Artikel 3.2 Mor
“In of bij de aanvraag om een vergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens en bescheiden over:
a. het beoogde en het huidige gebruik van de gronden en de bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft;
b. de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening;
c. (…);
d. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede situering van bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde, de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van het terrein behorende bij het voorgenomen bouwwerk;
e. (…).
Artikel 5.4 Mor
“In of bij de aanvraag om een vergunning voor een wijziging van een rijksmonument, zijnde tevens een bouwactiviteit, verstrekt de aanvrager, naast de in hoofdstuk 2 genoemde gegevens en bescheiden:
a. het monumentnummer en, voor zover daarvan sprake is, de naam van het monument;
b. het huidige gebruik van het monument en het gebruik van het monument na voltooiing van de voorgenomen wijziging;
c. een gemotiveerde opgave of de wijziging is afgestemd op kwaliteitseisen of uitvoeringsvoorschriften die op het monument van toepassing zijn;
d. cultuurhistorische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie, kleurhistorie of tuinhistorie;
e. bouwtechnische rapporten, daaronder begrepen rapporten inzake bouwfysische, constructieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten;
f. een beschrijving van de technische staat van het monument;
g. een bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan;
h. overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het onderdeel van het monument waar de voorgenomen wijziging zal plaatsvinden;
i. de volgende tekeningen:
1°. opnametekeningen van de bestaande toestand en gebrekentekeningen;
2°. plantekeningen van de nieuwe toestand en van de voorgenomen werkzaamheden, voor zover van toepassing daaronder begrepen de te vervangen of te veranderen onderdelen en de te verhelpen gebreken;
3°. aanvullende tekeningen van bestaande en nieuwe toestand, waaronder begrepen detailtekeningen en doorsnedetekeningen;
j. voor zover daarvan sprake is, een opgave bij welke instantie voor de voorgenomen wijziging een aanvraag om subsidie of een financiële bijdrage is of zal worden gedaan.”