In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 19 maart 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een ex-militair. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat de veroordeelde had genoten door het gebruik van een huurvoertuig. De zaak werd behandeld op 5 maart 2018, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was. De officier van justitie, mr. S. Wiarda, heeft de vordering gepresenteerd, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel voorlopig werd geschat op € 9034,30.
De militaire kamer heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen en vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De kamer heeft echter een andere schatting gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd vastgesteld op € 8528,98. Dit bedrag is berekend op basis van het aantal kilometers dat de veroordeelde op kosten van zijn werkgever heeft gereden, waarbij rekening is gehouden met de financiële situatie van de veroordeelde. De kamer concludeerde dat de veroordeelde waarschijnlijk een goedkope auto zou hebben gebruikt, en heeft de berekening gebaseerd op € 0,36 per kilometer voor een miniklasse voertuig.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige militaire kamer, bestaande uit de voorzitter mr. J.B.J. Driessen, mr. I.D. Jacobs en militair lid mr. H.C.M. Snellen, in aanwezigheid van griffier mr. A. Bril.