ECLI:NL:RBGEL:2018:1203

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
05/740054-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van zijn stiefdochter

De rechtbank Gelderland heeft op 16 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man uit Rotterdam, die werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter. Het misbruik vond plaats in de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010, toen het slachtoffer slechts twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende ontuchtige handelingen, waaronder het vinger in de vagina brengen, pijpen, beffen en het betasten van de borsten van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en hem verplicht om een schadevergoeding van € 15.059,62 aan het slachtoffer te betalen.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer in 2012, waarna de verdachte in 2017 contact opnam met de politie om zijn daden te bekennen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en e-mails van de verdachte aan de moeder van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het (deels) duwen van de penis in de vagina van het slachtoffer, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een blanco strafblad, maar de rechtbank oordeelt dat de gepleegde feiten een zware inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, beoordeeld en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740054-17
Datum uitspraak : 16 maart 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1964 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
Raadsman: mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010 te Duiven en/of te Pannerden en/of elders in Nederland en/of op een locatie in Frankrijk,
met zijn stiefdochter [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedag 2] 1996,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- één of meer van zijn vingers in haar vagina gebracht;
- zijn penis (deels) in haar vagina geduwd/gebracht, in ieder geval tussen haar schaamlippen en/of
- zijn penis in haar mond gebracht,
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaren had bereikt en door verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend bij zijn gezin;
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010 te Duiven en/of te Pannerden en/of elders in Nederland en/of op een locatie in Frankrijk,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefdochter [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedag 2] 1996, immers heeft verdachte
- haar vagina betast;
- zich door haar aan zijn penis laten likken;
- zich door haar (met haar handen) aan zijn penis laten betasten en/of zich door haar laten aftrekken;
- haar borsten betast en/of
- haar vagina gelikt,
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaren had bereikt en door verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend bij zijn gezin.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Hierbij heeft zij gewezen op de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer] , welke verklaring in belangrijke mate wordt ondersteund door de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] , haar zus en beste vriendin en daarnaast in verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Tot slot vindt de aangifte van [slachtoffer] steun in de politiemutatie uit 2012 en in de e-mails van verdachte uit 2011 gericht aan de moeder van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De verdediging is van mening dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is. Verdachte ontkent en de aangifte wordt niet ondersteund door enig ander bewijs. Subsidiair is de verdediging van mening dat enkel feit 2 kan worden bewezen, nu er geen steunbewijs is ten aanzien van het seksueel binnendringen van het lichaam.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader
De rechtbank overweegt dat veel zedenzaken zich kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als er sprake is van een ontkennende verdachte.
Volgens vaste jurisprudentie laat de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, zich niet in algemene zin beantwoorden, maar moet dit per concreet geval worden beoordeeld. Met betrekking tot zedenzaken is vereist dat de verklaringen van een aangever op specifieke punten bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal en dat tussen een en ander niet een te ver verwijderd verband bestaat.
De rechtbank moet beoordelen of in deze zaak aan dat bewijsminimum is voldaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verklaringen [slachtoffer]
heeft verklaard dat haar moeder en verdachte op 17 oktober 2008 zijn getrouwd. Haar eerste negatieve ervaring met verdachte was tijdens de zomervakantie van 2009 in Frankrijk. [slachtoffer] was destijds net twaalf. Verdachte heeft haar toen op enig moment in de tent uitgekleed en gebeft. Terwijl hij dit deed trok hij zijn eigen broek uit en begon hij zichzelf af te trekken. [slachtoffer] voelde dat hij met zijn tong boven haar klit zat. Hij ging er daarna met twee vingers in. Met zijn andere hand trok hij zichzelf nog steeds af. Tevens zat verdachte aan haar borsten. Het stopte toen verdachte een pornoblad pakte en hij vervolgens klaarkwam in een witte handdoek. [2] Eenmaal thuisgekomen heeft verdachte haar nagenoeg elke dag misbruikt. [slachtoffer] moest verdachte pijpen en aftrekken. Verdachte befte en vingerde haar. Daarnaast is verdachte een keer bij haar naar binnen geweest. Dit deed heel erg pijn en [slachtoffer] heeft toen heel hard geschreeuwd. Verder heeft zij seks gehad met een paarse vibrator en zat verdachte aan haar borsten. Het misbruik vond plaats in de woning in Duiven, in het bed van haar moeder, in haar eigen hoogslaper, in de douche en in de woonkamer, en op het werk van verdachte in Pannerden. Het gebeurde als zij naar bed ging of als haar moeder werken was. [3] Het ergste incident was de keer dat [slachtoffer] verplicht porno moest kijken en ze verdachte onder dwang moest pijpen en dat hij daarna met zijn piemel in haar vagina is gegaan. Tijdens het kijken naar de porno vingerde verdachte haar en trok zij hem af. Vervolgens moest [slachtoffer] verdachte op haar slaapkamer pijpen. [slachtoffer] wilde dat niet en heeft dat ook gezegd tegen verdachte. Verdachte pakte haar vervolgens bij de haren, zodat ze niet anders kon. Vervolgens moest [slachtoffer] met verdachte naar de slaapkamer van haar moeder. Daar pakte verdachte een vibrator uit de kast en probeerde hij deze naar binnen te duwen bij [slachtoffer] . Dit lukte niet, waarna hij bij haar clitoris bleef bewegen met de vibrator. [4] Vervolgens had verdachte zich uitgekleed en moest [slachtoffer] bij hem op schoot gaan zitten, waarna verdachte zijn eikel pakte en hem erin deed. Hij wilde hem doordrukken, maar dat deed zoveel pijn dat [slachtoffer] schreeuwde. Vervolgens is verdachte gestopt. [slachtoffer] denkt dat hij er een stukje in is geweest. Ze was toen twaalf. Het misbruik is gestopt in juli 2010. [slachtoffer] kreeg toen verkering. Tijdens een moment dat verdachte haar aan het beffen was, heeft ze heel hard gehuild en aangegeven dat dat ze het niet met hem wilde doen. Toen is het gestopt. [5] Als [slachtoffer] niets zou zeggen over het misbruik, zou ze een eigen paard krijgen van verdachte. [6]
Steunbewijs
Getuige [getuige 1] was bevriend met de moeder van [slachtoffer] en verdachte. [getuige 1] verklaart dat verdachte in 2010, nadat bekend was geworden dat hij [slachtoffer] had misbruikt, een week bij hem en zijn partner [getuige 2] in huis heeft gewoond. Verdachte heeft hem destijds opgebiecht dat hij niet met zijn vingers van zijn stiefdochter kon afblijven. Hij zei dat hij met zijn poten aan [slachtoffer] had gezeten. Hij zei hoe lang het had geduurd en waar het had plaatsgevonden. [getuige 1] dacht dat het op een vakantie was begonnen, maar hoe en wat weet hij niet meer. Verdachte zei niet op welke manier hij aan [slachtoffer] had gezeten. [7] Verdachte heeft destijds, de avond dat hij bij hen kwam, wel duidelijk gezegd dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] . De partner van [getuige 1] heeft destijds aan verdachte gevraagd of hij ook in haar had gezeten, maar dat ontkende hij. [8] Getuige [getuige 2] was eveneens bevriend met de moeder van [slachtoffer] en verdachte. [getuige 2] verklaart dat het allemaal is uitgekomen in de winter van 2010/2011. [9] [slachtoffer] wilde eigenlijk niet veel kwijt over wat er tussen haar en verdachte was gebeurd. Ze heeft [getuige 2] verteld dat het was begonnen met het naar bed brengen. In eerste instantie kreeg ze wat kusjes en werd er gekroeld, maar het ging steeds verder. [slachtoffer] heeft haar niets verteld over fysieke dwang en ze heeft geen handelingen genoemd. Toen [slachtoffer] het haar vertelde was ze ongeveer 12/13 jaar oud. [slachtoffer] was er erg gesloten over. Toen het uitkwam, die winter in 2010/2011, kwam verdachte erg ontdaan bij [getuige 2] en haar partner [getuige 1] binnen. Hij gaf toen aan in de problemen te zitten, omdat hij aan [slachtoffer] had gezeten. Kort daarna kwam de moeder van [slachtoffer] ook naar hun huis. Verdachte heeft toen direct aan de moeder van [slachtoffer] opgebiecht wat er was gebeurd tussen hem en [slachtoffer] . [getuige 2] kan het zich niet allemaal meer herinneren, maar verdachte had het erover dat het op vakantie was gebeurd en met het naar bed brengen. Verdachte gaf ook aan dat hij er spijt van had. Verdachte heeft gedurende de week dat hij bij [getuige 2] en [getuige 1] verbleef nog verteld dat het was begonnen met het naar bed brengen. Hij vertelde ook dat hij het goed boven kon doen, het was een goede gelegenheid, aangezien de moeder van [slachtoffer] niet meer boven sliep. Ook vertelde verdachte tegen [getuige 2] dat hij [slachtoffer] eens had meegenomen naar zijn zaak in Pannerden. Daar had hij in een stoel gezeten en toen had [slachtoffer] hem gepijpt of afgetrokken. Op een vakantie was er iets in een tent gebeurd. Iets van voelen of vingeren ofzo, aldus [getuige 2] . Nadat het allemaal was uitgekomen is [getuige 2] met [slachtoffer] mee geweest naar therapiesessies. [getuige 2] bracht haar dan weg. [slachtoffer] heeft haar toen gevraagd wat zij zou moeten doen als ze zwanger zou zijn van verdachte. [10] [getuige 2] heeft haar toen gevraagd of dat dan zou kunnen. [slachtoffer] gaf daar geen duidelijk antwoord op. Ook vroeg [slachtoffer] haar of ze zwanger kon raken als zij het in haar mond had gehad of via haar handen. [getuige 2] heeft [slachtoffer] ook een keer op de man af gevraagd of verdachte zijn piemel in haar had gestoken, maar dat kon of wilde [slachtoffer] haar toen niet vertellen. [getuige 2] heeft verdachte destijds gevraagd of hij [slachtoffer] had gedwongen. Hij gaf toen aan dat hij [slachtoffer] niet fysiek had gedwongen, maar dat hij haar wel een pony had beloofd. Hij had tegen [slachtoffer] gezegd dat haar mama heel verdrietig zou worden als ze het zou horen en dat als ze niks zou vertellen, zij die pony zou krijgen. Hij zei dat niet om iets van [slachtoffer] gedaan te krijgen, maar om haar te laten zwijgen. [11]
Er zit een mailbericht van verdachte in het dossier, gedateerd 9 januari 2011, gericht aan de moeder van [slachtoffer] , waarin verdachte schrijft dat hij betreurt wat er tussen hem en [slachtoffer] is gebeurd. Dat hij bij [slachtoffer] dingen heeft gedaan en aan intieme plekjes heeft gezeten is iets wat hij nooit had mogen doen. [12] Daarnaast bevat het dossier een mailbericht, gedateerd 29 april 2011, eveneens gericht aan de moeder van [slachtoffer] , waarin verdachte schrijft dat hij weet dat hij iets deed wat niet mocht, maar dat hij geen rem kon plaatsen. [13]
Tot slot blijkt uit het dossier dat verdachte op 25 januari 2012 telefonisch contact heeft opgenomen met de politie met de mededeling dat hij zijn stiefdochter in 2009 heeft misbruikt en dat het in het najaar van 2010 is uitgekomen. Aangezien destijds geen aangifte is gedaan, is verdachte niet gehoord. Verdachte heeft aangegeven dat hij er dringend met iemand over wilde praten en dat als er aangifte wordt gedaan, de politie hem alsdan kon bellen en hij onmiddellijk zou komen. [14]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank acht de uitgebreide en gedetailleerde verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. De verklaring is specifiek en consistent zowel voor wat betreft de seksuele handelingen die zijn verricht als de periode waarbinnen het misbruik zich heeft afgespeeld. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , de mailberichten van verdachte gericht aan de moeder van [slachtoffer] en de politiemutatie uit 2012. De ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring, inhoudende dat de bovenvermelde mailberichten in een toestand van verwarring zijn geschreven en niet op waarheid berusten en dat er enkel sprake is geweest van niet-seksueel knuffelen, is, ook al gezien het langere tijdsverloop waarbinnen de mails zijn verzonden, niet geloofwaardig.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] , zijn stiefdochter, seksueel heeft misbruikt in de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010, welk misbruik heeft bestaan uit vingeren, pijpen, beffen, aftrekken en het betasten van de vagina en borsten van [slachtoffer] door verdachte.
De rechtbank spreekt verdachte vrij ter zake van het (deels) duwen/brengen van de penis in de vagina van [slachtoffer] door verdachte. Op dit punt bevindt zich in het dossier enkel de verklaring van [slachtoffer] die zij niet met derden deelt, ook niet wanneer die er expliciet naar vragen en deze verklaring wordt ook niet ondersteund door een ander bewijsmiddel. Op basis hiervan kan de rechtbank niet vaststellen wat er op dit punt daadwerkelijk is gebeurd en spreekt de rechtbank verdachte ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010 te Duiven en
/ofte Pannerden
en/of elders in Nederlanden
/ofop een locatie in Frankrijk,
met zijn stiefdochter [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedag 2] 1996, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- één of meer van zijn vingers in haar vagina gebracht;
-
zijn penis (deels) in haar vagina geduwd/gebracht, in ieder geval tussen haar schaamlippenen
/of
- zijn penis in haar mond gebracht,
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaren had bereikt en door verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend bij zijn gezin;
2.
hij op meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010 te Duiven en
/ofte Pannerden
en/of elders in Nederlanden
/ofop een locatie in Frankrijk,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefdochter [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedag 2] 1996, immers heeft verdachte
- haar vagina betast;
- zich door haar aan zijn penis laten likken,
- zich door haar (met haar handen) aan zijn penis laten betasten en
/ofzich door haar laten aftrekken;
- haar borsten betast en
/of
- haar vagina gelikt,
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaren had bereikt en door verdachte werd verzorgd of opgevoed als behorend bij zijn gezin.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7a. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met naast de algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht, meewerken aan diagnostisch onderzoek en ambulante behandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte de afgelopen jaren zelf door een turbulente periode is gegaan. Alles wat hij had, relatie, gezin en woning heeft hij verloren. Verdachte heeft momenteel een baan. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan ertoe leiden dat hij zijn baan kwijtraakt. Daarnaast is de verdediging van mening dat rekening gehouden moet worden met het geruime tijdsverloop vanaf de pleegdatum tot aan de strafrechtelijke vervolging. De verdediging verzoekt de rechtbank om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een dag op te leggen en de rest voorwaardelijk. Indien verdachte daarbij bijzondere voorwaarden krijgt opgelegd, is dat immers al een behoorlijk zwaar pakket. In combinatie daarmee kan eventueel de maximale onvoorwaardelijke taakstraf worden opgelegd, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 16 januari 2018;
- een voorlichtingsrapportage van GGZ [naam] , gedateerd 26 februari 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich veelvuldig schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochter. Het misbruik heeft ruim een jaar geduurd en begon toen zij slechts twaalf was. De seksuele handelingen bestonden onder andere uit vingeren, beffen, aftrekken en pijpen. Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze een zeer grote inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Hij heeft op grove wijze misbruik gemaakt van zijn morele en fysieke overwicht als stiefvader op zijn stiefdochter en hij heeft daarbij in ernstige mate het vertrouwen geschonden dat zijn stiefdochter in hem als stiefvader mocht stellen. Hij heeft zijn eigen lustgevoelens vooropgesteld en kennelijk geen moment gedacht aan de gevolgen van zijn handelen. Verdachte heeft bevrediging gezocht van zijn eigen seksuele verlangens en hij is daarbij volledig voorbijgegaan aan onder meer de psychische schade die hierdoor aan zijn stiefdochter kon worden toegebracht. Voorts heeft verdachte door zijn handelen een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. De ervaring leert dat een dergelijk seksueel misbruik nadelige psychische gevolgen van veelal lange duur met zich brengt, hetgeen ook in dit geval aan de orde is. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat het misbruik een enorme impact heeft gehad op de inmiddels jongvolwassen vrouw. Zij zal de gevolgen van wat haar stiefvader haar heeft aangedaan de rest van haar leven met zich meedragen.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft. Een gevangenisstraf is echter naar het oordeel van de rechtbank voor bovengenoemde bewezenverklaarde feiten in dit geval de enige passende sanctie. Dat dit gevolgen zal hebben voor zijn baan is onvermijdelijk, maar geen omstandigheid waar de rechtbank in strafverlagende zin rekening mee zal houden.
De reclassering heeft in haar reclasseringsadvies van 26 februari 2018 geadviseerd dat verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde naast een meldplicht zal worden verplicht mee te werken aan een nader diagnostisch onderzoek en dat verdachte verplicht zal worden behandeling te volgen.
De rechtbank ziet gelet op voornoemd advies aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daar de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, meewerken aan diagnostisch onderzoek en behandeling aan te verbinden. Voorts ziet zij aanleiding om de proeftijd, te verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, vast te stellen op drie jaren.
Bij de duur van de op onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf houdt de rechtbank er tot slot rekening mee dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
7b. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van
schadevergoeding ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een
bedrag van € 15.059,62, vermeerderd met de proceskosten, de wettelijke rente en oplegging
van de schadevergoedingsmaatregel voor het gehele schadebedrag.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
toe te wijzen tot het bedrag van € 59,62, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van
de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer]
voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze
vordering al is toegewezen in een civiele procedure. Bij dat bedrag dient wel in zijn geheel, dus
voor een bedrag van € 15.000,00, een schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-
ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair is
de verdediging van mening dat, nu verdachte in de civiele procedure reeds is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding ter hoogte van € 15.000,00 inclusief proceskosten, [slachtoffer] geen belang meer heeft bij toewijzing van de vordering. Nu verdachte naar aanleiding van voornoemd vonnis reeds een betalingsregeling heeft getroffen met de deurwaarder, in verband waarmee hij maandelijks een bedrag betaalt, heeft [slachtoffer] eveneens geen belang bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van het gevorderde bedrag wegens materiële schade overweegt de rechtbank dat zij de opgevoerde kosten van € 50,00 aan telefoonkosten en daarnaast € 9,62 aan reiskosten voldoende onderbouwd acht en aldus voor toewijzing vatbaar.
Immateriële schade
De rechtbank heeft kennisgenomen van het vonnis van de civiele rechter van de Rechtbank Rotterdam van 15 maart 2017. Daarin is verdachte veroordeeld tot betaling van de totaalsom van € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten, begroot op
€ 1.232,01. Het bedrag van € 15.000,00 is thans in de vordering van de benadeelde partij opgenomen als immateriële schade.
De benadeelde partij beschikt met dit onherroepelijke vonnis al over een executoriale titel ter verkrijging van vergoeding van zijn schade voor zover het de totaalsom betreft vermeerderd met de wettelijke rente en de toegewezen proceskosten. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in zoverre geen belang meer heeft bij de vordering, op grond waarvan zij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het feit dat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit aan het slachtoffer is toegebracht en het slachtoffer belang heeft bij (verdere) incasso van het verschuldigde via het CJIB, zal de rechtbank voor het bedrag aan hoofdsom van € 15.059,62 de schadevergoedingsmaatregel opleggen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 juni 2009.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 245, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
bepaaltdat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
stelt als algemene voorwaardendat de veroordeelde:
zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
4. zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij GGZ [naam] te Rotterdam ( [adres 2] ) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang de instelling dat noodzakelijk vindt;
5. zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
6. verplicht zal meewerken aan nader diagnostisch onderzoek (ten einde duidelijkheid te krijgen over de aanwezigheid van achterliggende problematiek). Na de onderzoeksfase wordt veroordeelde, indien er achterliggende problematiek is vastgesteld, verplicht om zich hiervoor te laten behandelen bij De Waag, forensische psychiatrische polikliniek of een soortgelijke forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich ook zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven; zulks gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Geeft opdracht aan de GGZ [naam] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
beveeltdat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde straf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • verklaart de
Maatregel tot schadevergoeding
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] ,
een bedrag te betalen van € 15.059,62(vijftienduizendennegenenvijftig euro en tweeënzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
1 daghechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (al dan niet via de door [slachtoffer] ingeschakelde deurwaarder) daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. J.H. Steverink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.J.A. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016541815, gesloten op 19 januari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 14.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 15.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 16.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 17.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 21.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 68.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 69.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 70.
10.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 71.
11.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 72.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , productie 2, p. 42.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , productie 2, p. 44.
14.Schriftelijk bescheid, inhoudende een mutatie van de politie Gelderland-Midden d.d. 25 januari 2012, p. 103.