In deze zaak heeft de Vereniging van eigenaars Gebouw A (hierna: VvE Gebouw A) een vordering ingesteld tegen de Vereniging van eigenaars Parkeerkelder (hierna: VvE Parkeerkelder) met betrekking tot onverschuldigde betalingen. De vordering is gebaseerd op de stelling dat VvE Parkeerkelder ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht die niet voor rekening van VvE Gebouw A zouden moeten komen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 16 november 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 11 oktober 2017.
De feiten van de zaak zijn als volgt: het appartementencomplex te Arnhem is gesplitst in verschillende appartementsrechten, waarbij VvE Gebouw A en VvE Parkeerkelder zijn opgericht. VvE Parkeerkelder heeft kosten in rekening gebracht bij VvE Gebouw A op basis van de hoofdsplitsingsakte, maar VvE Gebouw A betwist deze kosten en stelt dat zij onterecht heeft betaald. De kantonrechter heeft in een eerdere zaak al geoordeeld over de uitleg van de hoofdsplitsingsakte, waarbij VvE Parkeerkelder in het gelijk is gesteld.
De kantonrechter heeft in deze procedure geoordeeld dat VvE Gebouw A de betalingen niet zonder rechtsgrond heeft verricht, omdat de kosten zijn gebaseerd op de geldende uitleg van de splitsingsakte. De vorderingen van VvE Gebouw A zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. J.A. Verspui op 28 februari 2018.