ECLI:NL:RBGEL:2018:1147

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
C/05/332066/KG RK 18-59
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in deelgeschilprocedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 5 maart 2018 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, wonende te Nijmegen, had verzocht om de wraking van mr. A.J. Weerkamp-Beens, rechter in een deelgeschilprocedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was, omdat een medewerker van de rechtbank op 15 januari 2018 aan verzoeker had voorgesteld om de deelgeschilprocedure in te trekken en in plaats daarvan een bodemprocedure te starten. Verzoeker meende dat deze suggestie de schijn van vooringenomenheid wekte.

De wrakingskamer oordeelde dat de vraag die aan verzoeker was gesteld, neutraal was geformuleerd en niet de conclusie rechtvaardigde dat de rechter al vaststond dat verzoeker niet-ontvankelijk zou worden verklaard in de deelgeschilprocedure. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de rechter vooringenomen was of dat er objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond.

Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de rechtbank verklaarde dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de rechters T.P.E.E. van Groeningen, H.P.M. Kester en A.F. Germs-de Goede, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/332066 / KG RK 18/59
Beschikking van 5 maart 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te Nijmegen
hierna te noemen: verzoeker,
raadsvrouw: mr. J.F. Vermeulen,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J. Weerkamp-Beens,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 januari 2018;
  • het schriftelijke verweer van de rechter van 6 februari 2018.
Bij de mondelinge behandeling is namens verzoeker voornoemde raadsvrouw, advocaat te Nijmegen, verschenen. Verder is namens [bedrijf] haar raadsman
mr. J. Streefkerk verschenen. De rechter is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking strekt tot wraking van de rechter, als kantonrechter in de deelgeschilprocedure met nummer 6515078 AZ VERZ 17-32, tussen verzoeker en [bedrijf]
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan het wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. Bij telefoongesprek van 15 januari 2018 heeft een medeweker van de rechtbank, namens de rechter, aan verzoeker in overweging gegeven om het verzoek tot het houden van een deelgeschilprocedure in te trekken en om in plaats daarvan een bodemprocedure aanhangig te maken. Dit kan volgens verzoeker niet anders uitgelegd worden dan dat de rechter van oordeel is dat verzoeker in de deelgeschilprocedure niet-ontvankelijk is en dus vooringenomen is dan wel dat zij de schijn daartoe heeft gewekt.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2
Namens verzoeker is op 30 november 2017 bij de rechtbank Gelderland een deelgeschilprocedure aanhangig gemaakt. Bij brief van 18 december 2017 van de rechtbank is onder meer aangegeven dat de zaak wordt behandeld door de rechter en dat er in beginsel een spreektijd van maximaal 20 minuten per partij wordt aangehouden. Bij brief van 4 januari 2018 heeft de raadsvrouw van verzoeker om een ruimere spreektijd verzocht en is de rechter tevens in overweging gegeven om de zaak naar een meervoudige kamer te verwijzen. Namens [bedrijf] is bij brief van 5 januari 2018 verzocht om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in het deelgeschil, omdat het geschil zich volgens haar niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure en dat het geschil in een bodemprocedure aan de rechtbank voorgelegd dient te worden.
3.3
Op 15 januari 2018 heeft een medewerker van de rechtbank Gelderland gebeld met de raadsvrouw van verzoeker. Op verzoek van de rechter heeft hij aan de raadsvrouw voorgelegd of verzoeker, gelet op de reactie van de wederpartij, aanleiding zag om in overweging te nemen de zaak in te trekken en een bodemprocedure te starten. Dit gelet op de aard van het deelgeschil en de kosten die een eventuele niet-ontvankelijkheidverklaring met zich zou kunnen brengen, aldus de rechter. Verzoeker heeft betwist dat dit argument tijdens het telefoongesprek is genoemd.
3.4
De betwisting van verzoeker dat vorenstaand argument tijdens het telefoongesprek is genoemd, neemt niet weg dat de rechter dit argument wel voor ogen had. Hoe dan ook, de vraag is of in de (telefonisch) voorgelegde vraag de partijdigheid van de rechter tegen verzoeker besloten ligt of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.
3.5
De wrakingskamer stelt voorop dat het de taak van de rechter is om (zo nodig) voor, tijdens en na de zitting de regie te voeren. Dat heeft de rechter in dit geval ook gedaan. De wrakingskamer is van oordeel dat de namens de rechter aan verzoeker gestelde vraag of verzoeker, gelet op de reactie van de wederpartij, aanleiding zag om in overweging te nemen de zaak in te trekken en een bodemprocedure te starten, dusdanig neutraal is geformuleerd dat hieruit niet de conclusie kan worden getrokken dat al vaststaat dat de rechter verzoeker bij het doorzetten van de deelgeschilprocedure niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Evenmin is daartoe de schijn gewekt. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de rechter anders dan enkel om pragmatische redenen de reactie van [bedrijf] (de brief van 5 januari 2018) aan verzoeker heeft willen voorhouden, met daarbij de vraag of dit eventueel aanleiding gaf om te kiezen voor een andere te bewandelen weg. De keuze voor de te bewandelen weg bleef voorbehouden aan verzoeker. Indien de te bewandelen weg volgens verzoeker de deelgeschilprocedure is, zou hij bij de mondelinge behandeling daarvan zijn argumenten omtrent de ontvankelijkheid van het verzoek naar voren hebben kunnen brengen. De rechter heeft verzoeker geen effectieve rechtsgang ontnomen, noch vooraf al een oordeel geuit over (de ontvankelijkheid van) de deelgeschilprocedure, zodat naar het oordeel van de wrakingskamer er geen sprake is van vooringenomenheid, dan wel de objectief gerechtvaardigde schijn hiervan.. De wrakingsgrond faalt.
3.6
De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek daarom af.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. T.P.E.E. van Groeningen, H.P.M. Kester en
A.F. Germs-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier] en in openbaar uitgesproken op 5 maart 2018
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.