Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 januari 2018;
- het schriftelijke verweer van de rechter van 6 februari 2018.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 5 maart 2018 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, wonende te Nijmegen, had verzocht om de wraking van mr. A.J. Weerkamp-Beens, rechter in een deelgeschilprocedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was, omdat een medewerker van de rechtbank op 15 januari 2018 aan verzoeker had voorgesteld om de deelgeschilprocedure in te trekken en in plaats daarvan een bodemprocedure te starten. Verzoeker meende dat deze suggestie de schijn van vooringenomenheid wekte.
De wrakingskamer oordeelde dat de vraag die aan verzoeker was gesteld, neutraal was geformuleerd en niet de conclusie rechtvaardigde dat de rechter al vaststond dat verzoeker niet-ontvankelijk zou worden verklaard in de deelgeschilprocedure. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de rechter vooringenomen was of dat er objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond.
Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de rechtbank verklaarde dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de rechters T.P.E.E. van Groeningen, H.P.M. Kester en A.F. Germs-de Goede, in aanwezigheid van de griffier.