ECLI:NL:RBGEL:2018:1146
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing vordering tot achterwege laten van voorwaardelijke invrijheidstelling na ernstige misdragingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 maart 2018 uitspraak gedaan in een vordering tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van 11 jaar ondergaat, heeft zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig misdragen. Dit blijkt uit ernstige bezwaren die bestaan tegen hem voor een aantal nieuwe strafbare feiten, waaronder moord, gekwalificeerde doodslag, wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting. Deze feiten zijn gepleegd tijdens zijn detentiefasering en zijn door de rechtbank Midden-Nederland als zeer ernstig beoordeeld.
De procedure begon met een schriftelijke vordering van de officier van justitie op 22 december 2017, waarin werd verzocht om de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde achterwege te laten. Tijdens de openbare terechtzitting op 1 maart 2018 was de veroordeelde niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. N. Dorrestein, en de officier van justitie, mr. J. Hoekman, waren wel aanwezig. De officier van justitie betoogde dat de vordering moest worden toegewezen, gezien de ernstige misdragingen van de veroordeelde.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, op basis van de ernstige bezwaren die bestaan tegen de veroordeelde voor de nieuwe strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de ernst van deze feiten en het feit dat ze vergelijkbaar zijn met de feiten waarvoor de veroordeelde momenteel zijn straf uitzit, rechtvaardigen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt achterwege gelaten. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Ruizendaal-van der Veen, en heeft de uitspraak gedaan tijdens de openbare zitting.