ECLI:NL:RBGEL:2018:1145

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
05/820119-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door bewindvoerder van cliënten over een periode van drieënhalf jaar met aanzienlijke financiële schade voor de slachtoffers

Op 15 maart 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bewindvoerder die gedurende een periode van drieënhalf jaar geld heeft verduisterd van haar cliënten. De verdachte, werkzaam als bewindvoerder, heeft in totaal € 77.305,- verduisterd van vijftien cliënten, die zich tot haar hadden gewend voor hulp bij hun financiële problemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in haar hoedanigheid als bewindvoerder toegang had tot de bankrekeningen van haar cliënten en dat zij opzettelijk geldbedragen heeft overgemaakt naar haar eigen rekeningen, terwijl zij slechts een vergoeding voor haar diensten mocht ontvangen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de grote gevolgen die het handelen van de verdachte voor hen heeft gehad. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder de verdachte heeft gehandeld in overweging genomen, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Daarnaast zijn er verschillende benadeelde partijen die schadevergoeding hebben gevorderd, en de rechtbank heeft deze vorderingen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om de verduisterde bedragen terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820119-16
Datum uitspraak : 15 maart 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende te ‘adres geverifieerd door de rechtbank en bekend bij het Openbaar Ministerie.’
raadsvrouw: mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 01 maart 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2012 tot en met 2 juni 2016 te Nijmegen, althans in Nederland opzettelijk een geldbedrag van 77.305 euro, althans een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan één of meer cliënten van ' [naam 1] ', waaronder aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of
[slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 17]
en/of [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder en/of inkomensbeheerder, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was, met haar bedrijf [naam 1] , in de periode van 10 oktober 2012 tot en met 2 juni 2016 werkzaam als bewindvoerder. In deze functie had zij toegang tot bankrekeningen van haar cliënten. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hierbij heeft de raadsvrouw wel opgemerkt dat het verduisterde bedrag € 76.305,- betreft in plaats de tenlastegelegde € 77.305,-, omdat de politie bij de optelsom van aangeefster [slachtoffer 10] het verkeerde bedrag heeft overgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben aangifte gedaan van verduistering door verdachte, hun bewindvoerder. [3] Volgens de analyse van hun bankrekeningen door de politie, is er vanaf hun rekeningen € 14.165,- meer naar de rekeningen van verdachte en haar man overgemaakt, dan er als vergoeding voor de diensten van verdachte mocht worden overgemaakt. [4] Verdachte heeft op de vraag waar dit geld is gebleven geantwoord dat het fout is wat zij heeft gedaan, en dat zij het precieze geldbedrag niet weet. [5] De rechtbank concludeert dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 14.165,- van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verduisterd.
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, zijn bewindvoerder. [6] Volgens de analyse van zijn bankrekeningen door de politie, is er vanaf zijn rekeningen € 2.073,16 meer naar de rekeningen van verdachte overgemaakt, dan er als vergoeding voor haar diensten mocht worden overgemaakt. [7] Verdachte heeft verklaard dat het best kan kloppen dat zij dit bedrag naar haar rekeningen heeft overgemaakt. [8] De rechtbank overweegt dat hier nog een bedrag van
€ 175,- bij opgeteld dient te worden, omdat in de berekening door de politie is aangenomen dat er tweemaal € 175,- vanaf de rekening van [verdachte] is overgemaakt naar de rekening van aangever, terwijl uit het proces-verbaal volgt dat dit maar eenmaal is gebeurd. [9] De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte een bedrag van € 2.248,16 van [slachtoffer 3] heeft verduisterd.
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, zijn bewindvoerder. [10] Volgens de analyse van zijn bankrekening door de politie, is er vanaf zijn rekening € 4.184,09 meer naar rekeningen van verdachte en haar man overgemaakt, dan als vergoeding voor de diensten van verdachte overgemaakt mocht worden. [11] Verdachte heeft verklaard dat het zou kunnen kloppen dat zij in totaal dit bedrag naar haar rekeningen heeft overgemaakt. [12] De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 4.184,09 van [slachtoffer 4] heeft verduisterd.
[slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, zijn bewindvoerder. [13] Volgens de analyse van zijn bankrekeningen door de politie, is vanaf zijn rekeningen € 7.601,64 meer naar de rekeningen van verdachte en haar man overgemaakt, dan als vergoeding voor de diensten van verdachte mocht worden overgemaakt. [14] Verdachte heeft verklaard dat zij
€ 8.000,- van [slachtoffer 5] heeft overgemaakt naar een aparte rekening en dit geld heeft gebruikt. [15] De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van
€ 7.601,64 van [slachtoffer 5] heeft verduisterd.
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, haar bewindvoerder. [16] Volgens de analyse van haar bankrekeningen door de politie, is vanaf haar bankrekeningen, en vanaf de Gemeente Nijmegen die haar uitkering uitbetaalde, € 7.513,88 meer naar rekeningen van verdachte en haar man overgemaakt, dan als vergoeding voor de diensten van verdachte mocht worden overgemaakt. [17] De rechtbank is van oordeel dat, ook gelet op de verklaring van verdachte omtrent andere cliënten, kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van
€ 7.513,88 van [slachtoffer 6] heeft verduisterd.
[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, zijn bewindvoerder. [18] Volgens de analyse van zijn bankrekeningen door de politie, is vanaf zijn rekeningen € 950,06 meer naar de rekeningen van verdachte overgemaakt, dan als vergoeding voor haar diensten mocht worden overgemaakt. [19] De rechtbank is van oordeel dat, ook gelet op de verklaring van verdachte omtrent andere cliënten, kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 950,06 van [slachtoffer 7] heeft verduisterd.
[slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] hebben aangifte gedaan van verduistering door verdachte, hun bewindvoerder. [20] Volgens de analyse van hun bankrekeningen en de bankrekeningen van verdachte door de politie, is er vanaf hun rekeningen en de rekening van de Gemeente Nijmegen die hun uitkering uitbetaalde, € 5.441,96 meer naar de rekeningen van verdachte overgemaakt, dan zij als vergoeding voor haar diensten mocht overmaken. [21] Verdachte heeft verklaard dat het kan kloppen dat zij dit bedrag naar haar eigen rekeningen heeft overgemaakt. [22] De rechtbank telt hier nog een bedrag van € 2.669,92 bij op, dat ook van de Gemeente Nijmegen naar de rekening van [naam 1] is overgemaakt, [23] en naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte niet in de berekening is meegenomen. De rechtbank concludeert dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 8.111,88 heeft verduisterd van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] .
[slachtoffer 10] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, haar bewindvoerder. [24] Volgens de analyse door de politie van de bankrekeningen van verdachte, heeft verdachte
€ 7.406,13 meer voor zichzelf gehouden van wat zij van de Gemeente Nijmegen ontving als uitkering voor [slachtoffer 10] , dan zij op basis van de geleverde diensten mocht houden. [25] Mede gelet nog op de verklaringen van verdachte over andere cliënten, oordeelt de rechtbank dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 7.406,13 heeft verduisterd van [slachtoffer 10] .
[slachtoffer 11] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, haar bewindvoerder. [26] Volgens de analyse door de politie van haar bankrekeningen is vanaf haar rekeningen
€ 2.810,57 meer naar de rekeningen van verdachte overgemaakt, dan als vergoeding voor de diensten van verdachte mocht worden overgemaakt. [27] Mede gelet op de verklaringen die verdachte heeft afgelegd over andere cliënten, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 2.810,57 van [slachtoffer 11] heeft verduisterd.
[slachtoffer 12] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, zijn bewindvoerder. [28] Volgens de analyse van zijn bankrekeningen door de politie, is vanuit verschillende rekeningen van aangever, per saldo € 6.006,14 + € 3.282,14 naar rekeningen van verdachte overgemaakt, en is € 54,- overgemaakt vanuit een rekening van verdachte naar een rekening van aangever. [29] De rechtbank overweegt dat dit een bedrag oplevert van in totaal
€ 9.234,28. Dit betreft een ander bedrag dan wordt genoemd in het proces-verbaal. Verdachte had voor haar diensten slechts € 3.334,68 over mogen maken. [30] Verdachte heeft hiermee dus
€ 5.899,60 meer overgemaakt, dan zij als vergoeding voor haar diensten mocht overmaken. Mede gelet op de verklaringen die verdachte over andere cliënten heeft afgelegd, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 5.899,60 van [slachtoffer 12] heeft verduisterd.
[slachtoffer 13] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, zijn bewindvoerder. [31] Volgens de analyse van zijn bankrekeningen door de politie is er vanaf zijn rekening ( [rekeningnummer 1] ) naar verschillende rekeningen van verdachte en haar man € 4.836,17 +
€ 4.802,86 + € 75,- + € 95,35 overgemaakt. [32] Dit betreft in totaal een bedrag van € 9.809,38. Dit is een ander bedrag dan wordt genoemd in het proces-verbaal. Naar diezelfde rekening van aangever is € 75,- + € 275,33 overgemaakt vanaf rekeningen van verdachte. [33] Dit betreft een bedrag van € 350,33, wat ook een ander bedrag is dan wordt genoemd in het proces-verbaal. Dit betekent dat per saldo er € 9.459,05 is overgemaakt vanaf deze rekening van aangever naar rekeningen van verdachte. Voorts is er een bedrag van in totaal € 1.135,- overgemaakt vanaf rekeningen van verdachte naar een andere rekening van aangever ( [rekeningnummer 2] ). Verdachte had voor haar diensten € 4.973,94 in rekening mogen brengen. [34] Dit betekent dat er in totaal € 3.350,11 meer naar de rekening van verdachte is overgemaakt, dan zij op basis van haar geleverde diensten mocht overmaken. Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, en de verklaringen die verdachte over andere cliënten heeft afgelegd, oordeelt de rechtbank dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte een bedrag van € 3.350,11 van [slachtoffer 13] heeft verduisterd.
[slachtoffer 14] heeft aangifte gedaan van verduistering door verdachte, [35] de bewindvoerder van hem en zijn vrouw [slachtoffer 15] . [36] Uit de analyse die de politie op basis van zijn bankrekening en die van zijn vrouw heeft gemaakt volgt dat er vanaf deze rekeningen € 11.839,52 meer naar de rekeningen van verdachte en haar man is overgemaakt, dan volgens de geleverde diensten van verdachte mocht worden overgemaakt. [37] De rechtbank oordeelt dan ook dat, mede gelet op de verklaringen die verdachte over andere cliënten heeft afgelegd, verdachte een bedrag van
€ 11.839,52 heeft verduisterd van [slachtoffer 14] en [slachtoffer 15] .
Verdachte was ook bewindvoerder van [slachtoffer 16] . Uit de analyse die de politie heeft gemaakt van bankrekeningen van [slachtoffer 16] volgt dat er vanaf haar bankrekeningen naar bankrekeningen van verdachte € 956,29 meer is overgemaakt dan op basis van de diensten die verdachte had geleverd was toegestaan. [38] De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de verklaringen die verdachte over andere cliënten heeft afgelegd, kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 956,29 van [slachtoffer 16] heeft verduisterd.
Verdachte was ook bewindvoerder van [slachtoffer 17] . Uit de analyse die de politie heeft gemaakt van de bankrekeningen van [slachtoffer 17] volgt dat er vanaf zijn bankrekeningen
€ 37,- meer is overgemaakt naar rekeningen van verdachte dan er op basis van haar geleverde diensten overgemaakt mocht worden. [39] De rechtbank concludeert op basis hiervan en op basis van de verklaring die verdachte over andere cliënten heeft afgelegd, dat verdachte een bedrag van € 37,- van [slachtoffer 17] heeft verduisterd.
Verdachte was tot slot bewindvoerder van [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] . Uit de analyse die de politie heeft gemaakt van hun bankrekeningen volgt dat er vanaf hun bankrekeningen
€ 5.428,85 naar de rekeningen van verdachte is overgemaakt, [40] terwijl verdachte maar
€ 2.167,38 als kosten voor haar diensten in rekening mocht brengen. [41] Hiermee is er dus
€ 3.261,47 teveel overgemaakt naar rekeningen van verdachte. Gelet hierop en op de verklaring van verdachte over andere cliënten, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende bewijs is dat verdachte € 3.261,47 van [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] heeft verduisterd.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte in totaal een bedrag van
€ 80.335,40 heeft verduisterd. De rechtbank mag echter geen hoger bedrag bewezen verklaren dan hetgeen is tenlastegelegd. De rechtbank oordeelt daarom dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde cliënten een bedrag van in totaal € 77.305,- heeft verduisterd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 10 oktober 2012 tot en met 2 juni 2016
te Nijmegen, althansin Nederland opzettelijk een geldbedrag van 77.305 euro,
althans een hoeveelheid geld,dat geheel of ten dele toebehoorde
(n
)aan
één ofmeer cliënten van ' [naam 1] ', waaronder aan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 8] en
/of
[slachtoffer 9] en
/of[slachtoffer 10] en
/of[slachtoffer 11] en
/of[slachtoffer 12] en
/of
[slachtoffer 13] en
/of[slachtoffer 14] en
/of[slachtoffer 15] en
/of[slachtoffer 16] en
/of[slachtoffer 17]
en
/of[slachtoffer 18] en
/of[slachtoffer 19] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en welk
(e
)goed
(eren
)verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder
en/of inkomensbeheerder, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Verduistering gepleegd door hem die het goed als bewindvoerder onder zich heeft, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdediging heeft onder meer naar voren gebracht dat de pleegperiode aanzienlijk korter zou zijn geweest, als de rechtbank eerder op de slechte bewindvoering door verdachte had ingegrepen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de psychische problemen van verdachte, die ten tijde van het tenlastegelegde ook al speelden. Tot slot heeft de verdediging gewezen op het feit dat wanneer verdachte naar de gevangenis zou moeten, het nog langer gaat duren, voordat zij alle aangevers kan terugbetalen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard. De rechtbank heeft ook gelet op de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is onder meer gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 16 januari 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 31 augustus 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in haar hoedanigheid van bewindvoerder over een periode van ruim drieënhalf jaar schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen van al haar vijftien cliënten. Als bewindvoerder diende verdachte de rekeningen van haar cliënten te betalen, regelingen te treffen voor hun schulden en overzicht te creëren in hun financiële situatie. Verdachte heeft echter een grote puinhoop gemaakt van haar taak als bewindvoerder. Ze heeft nauwelijks administratie bijgehouden, post niet geopend, vele rekeningen niet betaald, schulden laten oplopen en geld dat wel op de rekeningen stond naar haarzelf overgemaakt en dit geld voor persoonlijke doeleinden uitgegeven.
Het handelen van verdachte heeft grote gevolgen gehad voor haar cliënten. Zij hadden al schulden toen ze bij verdachte aanklopten voor hulp, en deze schulden zijn door het handelen van verdachte alleen maar opgelopen. Het feit heeft ook andere gevolgen voor hen gehad. Zo is een aantal (bijna) het huis uitgezet, werd bij anderen hun stroom en/of water afgesloten en heeft een aantal voor langere tijd, zonder dat zij dit wisten, onverzekerd gereden. Verdachte heeft telkens geld weggenomen van deze kwetsbare mensen, wetende dat zij ze hiermee alleen maar verder in de problemen bracht. Ze heeft hierbij slechts rekening gehouden met haar eigen belang, terwijl het juist haar taak was om haar cliënten bij hun schulden te helpen. Dit neemt de rechtbank haar zeer kwalijk. Ook ter terechtzitting heeft verdachte vooral gesproken over haar eigen problemen, en lijkt ze weinig rekenschap te geven van wat dit feit met haar cliënten heeft gedaan. Zij heeft op dit moment nog niets van het verduisterde geld aan haar cliënten terugbetaald.
De rechtbank acht het ook verwijtbaar dat verdachte deze situatie zo lang heeft laten voortduren. Zij heeft verklaard dat zij ten tijde van het feit onder andere lichamelijke problemen had en veel in het ziekenhuis was, waardoor zij niet altijd aan haar bewindvoeringstaken kon voldoen. Zij had echter op elk moment de rechtbank kunnen bellen met de mededeling dat de bewindvoering diende te worden stopgezet, omdat ze het niet meer aankon. In plaats daarvan heeft ze telkens smoesjes verzonnen wanneer zij door haar cliënten of de rechtbank werd geconfronteerd met haar disfunctioneren, en heeft ze nooit een financieel overzicht naar haar cliënten gestuurd. Hiermee heeft verdachte de verduistering proberen te verbloemen, en heeft zij de situatie onverantwoord lang laten voortduren. Uiteindelijk is de situatie stopgezet, doordat cliënten aan de bel hebben getrokken en de rechtbank de bewindvoering heeft stopgezet. Zelfs toen ze voor bijna alle cliënten, met uitzondering van één, werd ontslagen, is ze nog een half jaar bewindvoerder geweest van die laatste cliënt.
Gelet op de lange periode waarover verdachte het feit heeft gepleegd, de kwetsbaarheid van haar slachtoffers en de grote gevolgen die het voor hen heeft gehad, acht de rechtbank alleen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. Afgezet tegen vergelijkbare zaken vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met hierbij als bijzondere voorwaarde het verplicht volgen van schuldhulpverlening. De rechtbank kiest voor oplegging van deze bijzondere voorwaarde, omdat deze in relatie staat tot het gepleegde feit, en er hopelijk toe bijdraagt dat verdachte op kortere termijn de slachtoffers kan terugbetalen. De rechtbank zal geen verplichting tot het volgen van een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke straf verbinden, ondanks het advies van de reclassering om dat wèl te doen. De rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat psychische problemen van verdachte een rol hebben gespeeld bij het plegen van het tenlastegelegde. Bovendien is voor de rechtbank niet duidelijk hoe groot de urgentie van verdachte is tot het volgen van een behandeling.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Er hebben zich verschillende benadeelde partijen in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen telkens kunnen worden toegewezen, voor zover deze zien op het bedrag dat volgens het strafdossier door verdachte is verduisterd. Het overige, wat onder andere immateriële schadevergoeding en schadevergoeding naar aanleiding van de opgelopen schulden betreft, dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vorderingen van [slachtoffer 7] en van [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] dienen volgens de officier van justitie in hun geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze vorderingen door de civiele rechter al zijn toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts de bedragen kunnen worden toegewezen die verdachte volgens het strafdossier heeft verduisterd. De immateriële schade en de schadevergoeding naar aanleiding van de opgelopen schulden zijn volgens de verdediging niet eenvoudig vast te stellen. De overige delen van de vorderingen dienen dan ook te worden afgewezen. In het bijzonder heeft de raadsvrouw over [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] en over [slachtoffer 7] nog opgemerkt dat deze vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat er al een rechtens afdwingbaar vonnis is waarin de schadevergoeding is vastgesteld. Met betrekking tot benadeelde partij [slachtoffer 4] is opgemerkt dat hij de vordering niet heeft ondertekend, en dat hierdoor niet duidelijk is of hij de vordering wel in wilde dienen.
Beoordeling door de rechtbank
Voorafgaand aan de bespreking van de verschillende vorderingen per benadeelde partij, overweegt de rechtbank het volgende.
Schade door oplopen schulden
De benadeelde partijen hebben door het handelen van verdachte schade opgelopen. Niet alleen is deze schade ontstaan doordat verdachte geld heeft verduisterd, maar ook doordat zij rekeningen van de benadeelde partijen niet betaalde. Hierdoor zijn de schulden, onder meer wegens administratiekosten voor aanmaningen en boetes en het niet laten uitkeren van uitkeringen, flink opgelopen. Volgens artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering mogen vorderingen van benadeelde partijen slechts worden toegewezen, indien dit geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Naar aanleiding van het dossier in deze zaak, en de stukken die de benadeelde partijen hebben overgelegd, kan de rechtbank niet eenvoudig vaststellen hoe hoog de schade bij de benadeelde partijen precies is geweest ten gevolge van het niet betalen van rekeningen. De rechtbank zal dit deel van de vorderingen dan ook telkens niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel kan dan nog wel bij de burgerlijke rechter worden gevorderd.
Immateriële schade
Een aantal benadeelde partijen heeft schadevergoeding gevorderd voor immateriële schade. De rechtbank begrijpt dat het strafbare handelen van verdachte een behoorlijke impact op de benadeelde partijen heeft gehad. Hun financiële problemen zijn verergerd, en verdachte heeft het vertrouwen van deze veelal kwetsbare personen flink geschonden. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit veel indruk heeft gemaakt. Immateriële schadevergoeding kan echter slechts worden toegekend als er bij de benadeelde partij ten gevolge van het feit sprake is van lichamelijk letsel of van geestelijk letsel. Met betrekking tot dit geestelijk letsel zal de benadeelde partij voldoende concrete gegevens naar voren moeten brengen om naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel vast te kunnen stellen. Concrete gegevens van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld zijn door de benadeelde partijen niet naar voren gebracht. Dit deel van de vorderingen zal de rechtbank daarom ook telkens niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente
Voor wat betreft de wettelijke rente is moeilijk vast te stellen op welke datum de schade telkens is geleden. De rechtbank zal daarom als uitgangspunt nemen de datum in het midden van de periode waarin verdachte bewindvoerder van de betreffende benadeelde partij is geweest. Deze periode zal zij telkens vaststellen door te kijken naar de periode waarover er bewindvoerderskosten in rekening zijn gebracht.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Namens benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is een bedrag gevorderd van
€ 51.139,68. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] toewijzen tot het bedrag dat verdachte heeft verduisterd, zijnde een bedrag van € 14.165,-. De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, en de wettelijke rente toewijzen vanaf 1 juni 2014, zijnde de helft van de periode van 1 november 2012 tot 1 januari 2016. Het overige deel van de vordering, wat de opgelopen schulden van de benadeelde partijen betreft, zal de rechtbank om eerder genoemde reden niet-ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 3]
Namens benadeelde partij [slachtoffer 3] wordt een bedrag gevorderd van in totaal € 27.496,16. Hiervan heeft hij een bedrag van € 2.496,16 schriftelijk ingediend, en ter zitting dit bedrag nog aangevuld met € 25.000,-. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 3] toewijzen tot een bedrag van € 2.248,16, zijnde het bedrag dat verdachte heeft verduisterd. De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de wettelijke rente toewijzen vanaf 1 juni 2015, zijnde de helft van de periode van 1 november 2014 tot en met 1 januari 2016. [slachtoffer 3] vordert daarnaast € 248,- voor overboekingen naar andere cliënten. Uit het proces-verbaal volgt echter dat dit bedrag op de rekening van [slachtoffer 3] is bijgeboekt, waardoor dit geen schade betreft. De € 15.000,- die [slachtoffer 3] vordert wegens opgelopen schade, en de € 10.000,- die hij vordert wegens immateriële schade zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren wegens eerder genoemde redenen.
[slachtoffer 4]
Namens benadeelde partij [slachtoffer 4] is een bedrag gevorderd van € 4.304,09. De rechtbank overweegt hierover allereerst dat de vordering door zijn bewindvoerder, zijnde zijn wettelijke vertegenwoordiger, is ondertekend. Hiermee is de vordering op de juiste wijze namens hem ingediend. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 4] tot het gehele bedrag van
€ 4.304,09 toewijzen. Een groot deel hiervan betreft het bedrag dat verdachte heeft verduisterd, maar de rechtbank is ook van oordeel dat het bedrag van € 120,- dat verdachte heeft overgemaakt naar rekeningen van andere cliënten kan worden gezien als rechtstreekse schade van de gepleegde verduistering. De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel slechts voor het verduisterde bedrag van € 4.184,09 toewijzen, nu de € 120,- niet mee is genomen in de bewezenverklaarde verduistering, en het bedrag van een schadevergoedingsmaatregel niet hoger mag zijn dan wat volgt uit de bewezenverklaring. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 16 december 2014, zijnde de helft van de periode van 1 januari 2014 tot 1 december 2015.
[slachtoffer 5]
Namens benadeelde partij [slachtoffer 5] is een bedrag gevorderd van € 13.200,-. De rechtbank overweegt dat de bedragen die [slachtoffer 5] vordert, namelijk € 8.000,- betreffende zijn verzekeringsgeld en € 5.200,- voor inkomsten door storten naar eigen rekening, onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank is wel van oordeel dat [slachtoffer 5] schade heeft geleden door de bewezenverklaarde verduistering, en zal voor vaststelling van deze schade gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank zal het bedrag van € 7.601,64 toewijzen, zijnde het bedrag dat verdachte heeft verduisterd. De rechtbank zal hierbij een schadevergoedingsmaatregel opleggen, en de wettelijke rente toewijzen vanaf 1 juli 2015, zijnde de helft van de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2016. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 7]
Namens benadeelde partij [slachtoffer 7] wordt een bedrag gevorderd van € 3.824,26. Ter zitting is dit aangevuld met een bedrag van € 2.400,-, betreffende de schade voor het niet betalen van de autoverzekering en de daaruit voortvloeiende boetes. De rechtbank zal het deel van de vordering ziende op de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren, om eerder genoemde reden. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat uit de bijlage bij de vordering weliswaar kan worden afgeleid dat de benadeelde partij psychische problemen heeft, maar niet in hoeverre dit het gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de incassokosten voor het innen van de toegewezen schadevergoeding staat in een te ver verwijderd verband tot het bewezenverklaarde. Met betrekking tot het overige deel van de vordering overweegt de rechtbank dat de rechtbank Gelderland op 23 december 2015 heeft bepaald dat verdachte aan [slachtoffer 7] een schadevergoeding moet betalen, namelijk een bedrag van € 4.809,44. De rechtbank zal de benadeelde partij om deze reden ook voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren, nu hij al een andere titel heeft om schadevergoeding te innen, en hierdoor onvoldoende belang heeft bij toewijzing van de vordering.
Wel zal de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel opleggen, ter hoogte van € 950,06, betreffende het bedrag dat verdachte van [slachtoffer 7] heeft verduisterd. Hierbij zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 16 januari 2014, zijnde de helft van de periode van 1 juni 2013 tot en met 1 september 2014.
[slachtoffer 10]
Door benadeelde partij [slachtoffer 10] is ter terechtzitting mondeling een bedrag gevorderd van € 17.406,13, waarvan € 7.406,13 materiële schade betreft, en € 10.000,- immateriële schade. De rechtbank zal de vordering voor materiële schade van € 7.406,13, wat het bedrag betreft dat verdachte van [slachtoffer 10] verduisterd heeft, toewijzen, en hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De benadeelde partij heeft niet specifiek verzocht de wettelijke rente toe te wijzen. Dit is echter te wijten aan het feit dat haar schriftelijke vordering, waar standaard de wettelijke rente op wordt verzocht, niet goed is aangekomen bij het Openbaar Ministerie. Nu dit niet ten nadele van de benadeelde partij mag komen, zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf 1 juni 2015, zijnde de helft van de periode van 1 juni 2014 tot 1 juni 2016. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren om eerder genoemde reden.
[slachtoffer 16]
Namens benadeelde partij [slachtoffer 16] is een bedrag gevorderd van € 12.750,-. De rechtbank overweegt dat de vordering van materiële schade van € 2.750,- onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank stelt wel vast dat [slachtoffer 16] schade heeft geleden, en maakt voor de vaststelling van die schade gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij het proces-verbaal van de politie en stelt de schade vast op een bedrag van
€ 956,29. Hierbij zal ook de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 1 augustus 2015, zijnde de helft van de periode van 1 maart 2015 tot 1 januari 2016. De rechtbank zal het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 19] en [slachtoffer 18]
Door benadeelde partijen [slachtoffer 19] en [slachtoffer 18] wordt een bedrag gevorderd van € 4.014,03. De rechtbank stelt vast dat de rechtbank Gelderland in een beschikking d.d. 23 december 2015 heeft bepaald dat verdachte een schadevergoeding van € 4.014,03 aan [slachtoffer 19] en [slachtoffer 18] moet betalen. Dit betreft hetzelfde bedrag als de benadeelde partijen nu vorderen. Omdat er al een titel bestaat voor het betalen van deze schadevergoeding, zal de rechtbank deze vordering niet-ontvankelijk verklaren, bij gebrek aan belang van de benadeelde partijen. De rechtbank zal voor een deel van deze vordering wel een schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betreft een bedrag van € 3.261,47, het bedrag dat door verdachte is verduisterd. De wettelijke rente zal hierbij worden toegewezen vanaf 1 november 2014, zijnde de helft van de periode van 1 mei 2014 tot 1 mei 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 321 en 323 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- haar medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 48 uur na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland via het telefoonnummer 088-8041504, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- een schuldhulpverleningstraject zal volgen bij Juvans, of een soortgelijke instelling voor maatschappelijk werk, zulks ter beoordeling van de reclassering.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, voor dit deel van de vordering, in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij van dit bedrag, welke verplichting veroordeelde ingevolge een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland d.d. 23 december 2015 heeft, komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 19] en [slachtoffer 18]
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
€ 3.261,47 (drieduizend tweehonderdeenenzestig euro en zevenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 42 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen van dit bedrag, welke verplichting veroordeelde ingevolge een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland d.d. 23 december 2015 heeft, komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2018.
Mr. J.H.D. van Onna is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] Marlin van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016409151, gesloten op 6 oktober 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2018.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] mede namens [slachtoffer 2] , p.156-157.
4.Proces-verbaal analyse [slachtoffer 1] / [slachtoffer 2] , p.169.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2018.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p.472-473.
7.Proces-verbaal analyse [slachtoffer 3] , p.479.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 maart 2018.
9.Proces-verbaal analyse [slachtoffer 3] , p.478.
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , p.608-609.
11.Proces-verbaal analyse [slachtoffer 4] , p.619.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 maart 2018.
13.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] , p.766-767.
14.Proces-verbaal analyse bankrekening [slachtoffer 5] , p.786.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 maart 2018.
16.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] , p.925-926.
17.Proces-verbaal analyse [slachtoffer 6] , p.934.
18.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] , p.1121-1122.
19.Proces-verbaal analyse gegevens [slachtoffer 7] p.1150.
20.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] mede namens [slachtoffer 9] , p.1343-1344.
21.Proces-verbaal analyse bankrekening [slachtoffer 8] / [slachtoffer 9] , p.1352.
22.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 maart 2018.
23.Proces-verbaal analyse bankrekening [slachtoffer 8] / [slachtoffer 9] , p.2 van dit proces-verbaal.
24.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 10] , p.1505-1507.
25.Proces-verbaal analyse informatie [slachtoffer 10] , p.1521.
26.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 11] , p.1591-1592.
27.Proces-verbaal analyse bankgegevens [slachtoffer 11] , p.1603.
28.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 12] , p.1657-1658.
29.Proces-verbaal analyse bankgegevens [slachtoffer 12] p.1666-1667.
30.Proces-verbaal analyse bankgegevens [slachtoffer 12] , p.1667.
31.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 13] , p.1803-1804.
32.Proces-verbaal analyse gegevens [slachtoffer 13] , p.1808.
33.Proces-verbaal analyse gegevens [slachtoffer 13] , p.1808.
34.Proces-verbaal analyse gegevens [slachtoffer 13] , p.1809.
35.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 14] , 1859-1860.
36.Beschikking rechtbank Gelderland, p.1862.
37.Proces-verbaal analyse bankgegevens [slachtoffer 14] en [slachtoffer 14] - [slachtoffer 15] , p.1867.
38.Proces-verbaal analyse [slachtoffer 16] , p.2052-2053.
39.Proces-verbaal analyse bankgegevens [slachtoffer 17] , p.2125-2126.
40.Proces-verbaal analyse bankrekening [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] , p.2133.
41.Proces-verbaal analyse bankrekening [slachtoffer 18] en [slachtoffer 19] , p.2134.