ECLI:NL:RBGEL:2018:1122

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
05/720161-17 en 05/720065-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en poging zware mishandeling in uitgaanscircuit Arnhem

Op 14 maart 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee geweldsincidenten in Arnhem. De eerste zaak betreft openlijk geweld gepleegd op 28 oktober 2016 tegen drie slachtoffers, waarbij de verdachte samen met anderen hen heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, wat resulteerde in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. De tweede zaak betreft een poging tot zware mishandeling op 17 februari 2017, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een slachtoffer zwaar heeft mishandeld, terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft ook hier bewezen geacht dat de verdachte betrokken was bij het geweld, wat leidde tot een veroordeling voor poging zware mishandeling. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is geëist voor de opgelopen letsels en materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen aan de slachtoffers, en de in beslag genomen schoenen zijn verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/720161-17 en 05/720065-17
Datum uitspraak : 14 maart 2018
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2018.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • het samen met een ander of anderen plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op 28 oktober 2016 (parketnummer: 05/720161-17); en
  • het samen met een ander of anderen dan wel alleen plegen van een poging zware mishandeling, dan wel mishandeling of openlijk geweld met zwaar dan wel enig lichamelijk letsel tot gevolg door [slachtoffer 4] met kracht één of meermalen tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en vervolgens – terwijl [slachtoffer 4] roerloos dan wel kwetsbaar op de grond lag – één of meermalen tegen zijn hoofd en/of lichaam te trappen/schoppen (parketnummer: 05/720065-17).

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Met betrekking tot parketnummer 05/720161-17: [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich op 28 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld.
Beoordeling door de rechtbank
Aangiftes
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in de nacht van 28 oktober 2016 met zijn vrienden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (
rechtbank: [slachtoffer 3]) op de [naam 11] in Arnhem was. Toen zij na het uitgaan in de [straatnaam] (Arnhem) stonden, liep er een groep jongens voorbij die naar hen schreeuwde. Vervolgens kwam er één jongen echt voor hem staan. Toen [slachtoffer 1] zich omdraaide om weg te lopen, kreeg hij een klap op zijn achterhoofd. [slachtoffer 1] zag dat de jongen hierna achter de andere jongens van zijn groep ging staan. Kort daarna kwam de hele groep op hen af en werden hij, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door de groep geslagen. Ze kregen alle drie klappen en trappen. [slachtoffer 1] verklaart dat hij vervolgens op de grond viel, waar hij nog een aantal klappen op zijn gezicht heeft gehad. Hierna is hij met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door de groep in de richting van de blikkenbioscoop gedreven. Vanaf de blikkenbioscoop is [slachtoffer 1] een andere kant op gegaan dan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . [3]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in de [straatnaam] te Arnhem was. Daar hoorde hij van een persoon die buiten bij “ [naam 1] ” stond dat hij [slachtoffer 1] (
rechtbank: [slachtoffer 1]) in de gaten moest houden. Vervolgens zag hij dat [slachtoffer 1] een klap kreeg van een jongen. [slachtoffer 2] probeerde [slachtoffer 1] en de jongen uit elkaar te halen. Toen dit lukte, begon echter de hele groep zich ermee te bemoeien. [slachtoffer 2] kreeg van alle kanten klappen op zijn hoofd en viel op de grond. Daar werd hij vervolgens door meerdere personen op zijn hoofd geschopt en geslagen.
[slachtoffer 2] verklaart dat het een grote chaos was. [slachtoffer 3] en hij hebben het op een lopen gezet naar het Centraal Station. Ze waren ondertussen [slachtoffer 1] kwijtgeraakt. Op het Centraal Station kwam het – nadat zij door ongeveer vier personen waren gevolgd – weer tot een confrontatie. Terwijl één van de jongens [slachtoffer 2] probeerde te slaan met een riem, werd [slachtoffer 3] ondertussen door de andere jongens aangevallen. [slachtoffer 3] lag op de grond en werd geslagen door een jongen die op hem zat. Kort daarop kwam de beveiliging en gingen de jongens ervandoor. Als gevolg van het feit heeft [slachtoffer 2] blauwe plekken op zijn achterhoofd opgelopen. [4]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij in de nacht van 28 oktober 2016 met [slachtoffer 2]
(rechtbank: [slachtoffer 2] )en [slachtoffer 1]
(rechtbank: [slachtoffer 1] )in de richting van “ [naam 1] ” liep. Daar werden hij en [slachtoffer 2] aangesproken door een jongen die zei dat ze hun vriend in de gaten moesten houden. Vervolgens zag [slachtoffer 3] dat de stemming omsloeg en [slachtoffer 1] een duw kreeg. Nadat hij [slachtoffer 1] en de jongen uit elkaar haalde, kreeg ook [slachtoffer 3] een paar klappen op zijn gezicht – waaronder zijn neus – en nek. Verder kreeg hij ter hoogte van de blikken bioscoop een stoel in zijn nek. Hij werd daar vervolgens ook door één van de jongens bij zijn jas vastgepakt en naar de grond getrokken.
[slachtoffer 3] verklaart dat ze [slachtoffer 1] hierna zijn kwijtgeraakt. [slachtoffer 3] is met [slachtoffer 2] achterwaarts – zij werden nog altijd belaagd door vijf tot zes personen – in de richting van “ [naam 12] ” gelopen. Nadat hij vervolgens met [slachtoffer 2] het station in ging, zag hij dat één van de jongens een riem pakte en in de richting van [slachtoffer 2] liep. De andere twee jongens kwamen op hem af. Hij werd door één van de jongens naar de grond getrokken. Daar werd hij vervolgens door twee jongens – waaronder de enige negroïde jongen – op zijn hoofd, schouders en ribben geschopt. Nadat er twee meiden tussen kwamen, stopte het gevecht en renden de jongens weg. Eén van de meisjes zei dat één van de jongens “ [naam 2] ”, “ [naam 3] ” of “ [naam 4] ” – passend bij de voornaam van [medeverdachte] – heette. Uiteindelijk kwam [slachtoffer 1] weer aanlopen. [slachtoffer 3] zag dat hij twee blauwe ogen had, zijn hand kapot was en zijn gezicht er gehavend uit zag. [slachtoffer 3] voelde zelf de dag na de vechtpartij pijn aan zijn knie en schouder. [5]
Beelden
Van de vechtpartij in de [straatnaam] te Arnhem zijn camerabeelden beschikbaar. Verdachte is op deze camerabeelden herkend als de persoon die is aangeduid als NN1. Door de verbalisanten zijn verder onder meer [medeverdachte 1] (NN2), [medeverdachte 2] (NN3), [medeverdachte] (NN4), [medeverdachte 3] (NN5) en [medeverdachte 4] (NN6) herkend. [6]
Op de beelden is te zien dat NN1 (
rechtbank: verdachte) zich bemoeit met de woordenwisseling tussen aangever [slachtoffer 1] en NN3 (
rechtbank: [medeverdachte 2]). Na een korte worsteling, gaan ze uit elkaar. Hierna ontstaat echter opnieuw een woordenwisseling tussen beide partijen, waarbij is te zien dat verdachte keer op keer weg wordt gehouden van het conflict. Vervolgens is op de beelden waar te nemen dat verdachte:
  • de eerste duw uitdeelt (waardoor de vechtpartij ontstaat);
  • een rechterhoek op het hoofd van één van de aangevers geeft;
  • één van de aangevers schopt, terwijl deze persoon op de grond ligt;
  • drie rechterhoeken op het achterhoofd van één van de aangevers geeft, waardoor deze persoon op de grond valt;
  • een gevechtshouding aanneemt en de groep probeert aan te zetten tot een gevecht;
  • een terrasstoel pakt en met deze stoel één van de aangevers slaat dan wel met de stoel gooit en tot slot
  • achter de aangevers in de richting van “ [naam 12] ” rent.
Op de beelden is verder onder meer te zien dat NN2 (
rechtbank: [medeverdachte 1]) de aangevers opjaagt en diverse keren slaat en schopt. Daarnaast wordt door [medeverdachte 1] met een terrasstoel gegooid. [8]
Verder is waar te nemen dat [medeverdachte 2] – naast het aannemen van een dreigende houding en het opjagen van de aangevers – onder meer de aangever(s) duwt, op de grond twee tegen één vecht en meermalen een lowkick geeft. [9] Door NN4 (
rechtbank: [medeverdachte]) is, aldus de beschrijving van camerabeelden, onder meer één van de aangevers uit balans getrokken, een aangever opgedreven en is meermalen getrapt en geslagen. [10]
NN5 (
rechtbank: [medeverdachte 3]) heeft, zoals op de beelden te zien, onder meer een rechtse directe uitgedeeld, trappende bewegingen in de richting van de aangever(s) gemaakt, de aangevers opgedreven en een stoel in de richting van één van de aangevers gegooid. [11]
Tot slot is op de camerabeelden te zien dat NN6 (
rechtbank: [medeverdachte 4]) één van de aangevers vastpakt, een forse smijtbeweging maakt, drie schoppen uitdeelt en één van de aangevers een rechter vuistslag op het hoofd geeft. [12]
Chatberichten
Tot slot bevinden zich in het dossier berichten die de deelnemers van de WhatsApp-groep “ [naam 5] ” aan elkaar hebben gestuurd. Deze berichten zijn op de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] van [medeverdachte] aangetroffen. [13] [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat de telefoonnummers [telefoonnummer 2] (“
[verdachte] ”[verdachte] ), [telefoonnummer 3]
(“ [medeverdachte 1] ”[medeverdachte 1] ) en [telefoonnummer 4] (
“ [medeverdachte 2] ”[medeverdachte 2] ) – welke personen zoals voornoemd bij de vechtpartij betrokken zijn geweest en onderdeel uitmaken van de WhatsApp-groep – aan hen toebehoren. [14]
In deze WhatsApp-groep zijn de volgende berichten over de vechtpartij op 28 oktober 2016 gestuurd:

(…)
[medeverdachte 1] Fok dat we hebben hun kapot gemaakt (…)
[verdachte] Dat klopt wel man
[naam 6]
[medeverdachte] Ja dat geheid
[verdachte] We hebben hun geneukt g (…)
[verdachte] Eey [medeverdachte 2] hoe is het met je hand broer of je finger g
[medeverdachte] Broeders
[medeverdachte] Kk zooi
[medeverdachte] Iknkan ook niet meer lopen man
[medeverdachte] : Als gehandicapte loop ikn door me osso
[medeverdachte] : Kifesh gevochten
[medeverdachte] : Ditnwas kimbo slicebdingen
[medeverdachte] : Mensen vliegen vliegen
[medeverdachte 1] : Hahahahsh
[medeverdachte 1] Hahaha
[medeverdachte 1] Wollah echt weer gekke shit
[medeverdachte] : Kerel mijn scheen is dood dood (…)
[medeverdachte] : Kk gekke bulten van die low kicks (…)
[naam 7] : Met wiee
[naam 7] Gevochtrnn
[medeverdachte 1] : Hahahs
[medeverdachte] : Hahahahaha
[medeverdachte] : Dit zijn all3maal kleinigheidjes
[medeverdachte] : die noso van die blacka man
[medeverdachte] : Was eraf (…)
[medeverdachte 1] [verdachte] begon met riemen
[medeverdachte 1] Te slaan[medeverdachte 1] Op station[medeverdachte 1] Hahaha[medeverdachte 1] Riem kapot geslagen op hun (…)”. [15]
Gelet op deze voorgaande berichten acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] met een riem heeft geslagen.
De rechtbank is op grond van al het voorgaande van oordeel dat verdachte samen met zijn medeverdachten betrokken is geweest bij
al het geweldtegen de aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook een significante en wezenlijke bijdrage aan dit geweld heeft gehad, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld.
Met betrekking tot parketnummer 05/720065-17: [16]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het samen plegen van een poging zware mishandeling kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Getuigen
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij in de nacht van 17 februari 2017 onder meer samen met haar collega’s [slachtoffer 4] (
rechtbank: [slachtoffer 4]), [naam 8] (
rechtbank: [naam 8]) en [naam 9] (
rechtbank: [naam 9]) wat is gaan drinken in café [naam 10] . Ze verklaart dat er een groep jongens binnen kwam en er vanaf dat moment een gespannen sfeer hing. Nu [slachtoffer 4] wat had gedronken, ontstond haantjesgedrag tussen [slachtoffer 4] en de groep. Nadat [naam 8] probeerde ‘om de boel tot rust te brengen’, ging het toch mis. Diverse jongens uit de groep sloegen in op [slachtoffer 4] , zij begonnen het gevecht. [slachtoffer 4] kwam daarbij al snel op de grond terecht. [getuige 1] zag dat er daar op [slachtoffer 4] werd ingetrapt. Er werd ingeschopt op zijn hoofd. Het was één blok tegen hem, aldus de getuige. [slachtoffer 4] was ook vrijwel direct ‘out’. [17]
De getuige [naam 8] heeft verklaard dat er een groep van vier of vijf jongens [naam 10] binnen kwam. Vanaf het begin waren ze uit op een conflict. Ze ging naar de jongens toe en vroeg ze om hun groep verder met rust te laten. De jongens bleven echter dreigend en provocerend aanwezig. [naam 8] verklaart dat de jongens zich op een gegeven moment weer omdraaiden en ‘de hel los’ brak. Voor ze het wist, gingen de jongens los op [slachtoffer 4] . Ze zag dat [slachtoffer 4] meerdere klappen op zijn gezicht kreeg. Er werd door drie mannen op hem ingeslagen. Vervolgens werd hij tegen de bar geduwd, waarna hij bewusteloos op de grond viel. Ze zag dat hij niet meer bewoog. [18]
De getuige [naam 9] heeft verklaard dat ze zag dat de hele groep [slachtoffer 4] sloeg en hij door de groep richting de bar werd gedreven. Ze zag dat [slachtoffer 4] ten val kwam en vervolgens op de grond lag. Terwijl [slachtoffer 4] zich op de grond bevond, bleef de groep op [slachtoffer 4] intrappen en inschoppen. Dit was zowel op zijn lichaam als op zijn hoofd
. [19]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat er bij de bar in café [naam 10] een ruzie was. Hierna zag hij dat er iemand op de grond lag. Deze persoon was bewusteloos, zijn ogen waren weggedraaid en hij reageerde in het geheel niet meer. [20]
[slachtoffer 4] en het letsel
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij samen met zijn collega’s naar café [naam 10] in Arnhem is gegaan. Het eerste wat hij zich vervolgens kan herinneren, is dat hij wakker is geworden in het ziekenhuis. Hij is ‘een stuk van de film kwijt’. Als gevolg van de vechtpartij heeft aangever diverse verwondingen opgelopen, waaronder: een kapotte boven- en onderlip, een wond aan de rechterzijde van zijn hoofd en – naast een huidbeschadiging – bloed uit zijn linkeroor. Verder bevonden zich afdrukken van een schoenprofiel op zijn voorhoofd en achter zijn linkeroor. [21] Verder werd na het feit bij [slachtoffer 4] een hersenkneuzing geconstateerd. [22]
Beelden
Van de vechtpartij zijn camerabeelden beschikbaar. Op de beelden is onder meer te zien dat verdachte – zonder gezichtsbeharing en gekleed in een winterjas met bontrand en schoenen met een fluorescerende hak – met drie anderen binnenkomt in café [naam 10] . In het café raakt [medeverdachte 1] op enig moment in gesprek met [slachtoffer 4] , waarbij [slachtoffer 4] meermalen zijn arm om de schouder van [medeverdachte 1] slaat. Na deze actie reageert [medeverdachte 1] – aldus zijn lichaamshouding – kennelijk geïrriteerd. Vervolgens is te zien dat aangever [medeverdachte 1] loslaat en de getuige [naam 8] direct tussen beiden komt. Op dat moment is te zien dat [medeverdachte] , [medeverdachte 2] en verdachte erbij komen staan. [slachtoffer 4] wordt dan door een vrouw van de dansvloer weggeleid.
Na enige tijd is te zien dat [slachtoffer 4] weer in beeld komt en [medeverdachte 1] naar hem toeloopt. Verdachte en [medeverdachte 2] komen hier ook bij staan. Aan de hand van de houdingen van [slachtoffer 4] en [medeverdachte 1] is waar te nemen dat de situatie escaleert. Vervolgens is – na een slaande beweging van [slachtoffer 4] – te zien dat verdachte met zijn hand dan wel elleboog [slachtoffer 4] meermalen tegen zijn gezicht en/of lichaam raakt. [slachtoffer 4] komt hierdoor ten val en belandt kort voor de bar op de grond. [23]
Hierna is op de beelden te zien dat verdachte met zijn rechterschoen (met fluorescerende hak) een krachtige neerwaartse trappende beweging in de richting van aangever [slachtoffer 4] op de grond maakt. Vervolgens mengt [medeverdachte 1] zich in dit gevecht en maakt ook een trappende beweging in de richting van aangever [slachtoffer 4] op de grond. Tot slot is waar te nemen dat aangever [slachtoffer 4] bewegingsloos blijft liggen op de vloer. [24]
Verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 17 februari 2017 met [medeverdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in café [naam 10] is geweest. Hij herkent zichzelf en de anderen ook op de beelden.
Hij verklaart dat de blonde jongen (
rechtbank: aangever [slachtoffer 4]) opnieuw op hun af kwam en zijn rechterhand omhoog bracht. Hij zag de vuist in zijn richting komen en pakte deze vast. Vervolgens sloeg hij [slachtoffer 4] met zijn tot vuist gebalde hand raak in het gezicht. Hij viel op de grond. [25]
Verdachte heeft verder verklaard dat hij uit zelfverdediging heeft geslagen. Hij heeft aangever maar één keer geraakt.
Gelet op de beelden – die laten zien dat verdachte de confrontatie met [slachtoffer 4] zoekt en driemaal zodanig raak slaat dat [slachtoffer 4] ten gevolge daarvan op de grond valt – , acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk. Dit geldt nog te meer nu op de beelden is te zien dat verdachte – terwijl [slachtoffer 4] op dat moment op de grond ligt en bewusteloos is – nog een krachtige trappende beweging in de richting van [slachtoffer 4] maakt. Van zelfverdediging is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake meer geweest.
Concluderend
Gelet op al het voorgaande in samenhang bezien en in het bijzonder de beelden – waaruit volgt dat alleen [medeverdachte 1] en verdachte een trappende beweging in de richting van aangever hebben gemaakt –, de schoenafdrukken op het voorhoofd en achter het oor van aangever (waarvan de herkomst niet kan worden vastgesteld), acht de rechtbank bewezen dat aangever [slachtoffer 4] in ieder geval door [medeverdachte 1] en/of verdachte op/tegen het hoofd is geraakt.
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder ook de omstandigheid dat vanaf een geringe afstand en met kracht – gelet op de ernst van het letsel en de afdrukken op het hoofd en achter het oor – (met geschoeide voet) tegen het hoofd is geschopt/getrapt, acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte met zijn medeverdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door in ieder geval ook zelf onder de genoemde omstandigheden met kracht een trappende beweging naar aangever [slachtoffer 4] (op de grond liggend) te maken, deze kans ook bewust aanvaard. De rechtbank acht dan ook de poging zware mishandeling bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft begaan, te weten dat:
Met betrekking tot parketnummer 05/720161-17:
hij op
of omstreeks28 oktober 2016 in de gemeente Arnhem
, althans in Nederland,met
een ander ofanderen, openlijk, te weten in een voor het publiek toegankelijke plaats
of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de [straatnaam] in Arnhem en
/of (vervolgens
)op Centraal Station Arnhem, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het meermalen
, althans eenmaal,duwen en/of slaan
en/of stompenen
/ofschoppen/trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] en
/ofeen stoel gooien tegen/in de richting van
het hoofd en/ofhet lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] .
Met betrekking tot parketnummer 05/720065-17:
hij op
of omstreeks17 februari 2017 in de gemeente Arnhem
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,aan [slachtoffer 4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 4] met kracht meermalen
, althans eenmaal,op/tegen het hoofd en/of het lichaam hebben geslagen en
/of (vervolgens, al dan niet terwijl die [slachtoffer 4] roerloos,
in elk geval in een kwetsbare positieop de grond lag
)meermalen
, althans éénmaal, (met geschoeide voet
)op/tegen het hoofd en/of het lichaam hebben getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met betrekking tot parketnummer 05/720161-17:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Met betrekking tot parketnummer 05/720065-17 primair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van openlijk geweld en een gezamenlijke poging zware mishandeling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van het voorarrest. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte binnen een half jaar tweemaal betrokken is geweest bij een vechtpartij in het uitgaansleven, waarbij het feit in februari 2017 ernstig letsel – waarvan aangever nog steeds klachten ondervindt – tot gevolg heeft gehad. Verder is rekening gehouden met de OM-richtlijnen en de landelijke oriëntatiepunten, het blanco strafblad van verdachte en het feit dat hij inmiddels in Engeland woont. Tot slot heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen schoenen aan verdachte kunnen worden teruggegeven.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 januari 2018.
Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden tweemaal schuldig gemaakt aan geweld
in het uitgaansleven. In oktober 2016 heeft verdachte met zijn vrienden – na het door verdachte
zoeken van de confrontatie en het uitdelen van de eerste duw – de aangevers niet alleen
steeds achteruit gedreven, opgejaagd en gevolgd, maar ook meermalen geslagen en getrapt.
Hierbij heeft verdachte op het Centraal Station zelfs een riem als wapen gebruikt. Het geweld
heeft ook letsel bij de aangevers veroorzaakt. Het is echter niet bij dit incident in oktober 2016
gebleven.
In februari 2017 zijn verdachte en zijn vrienden weer actief betrokken geraakt bij een
vechtpartij, waarbij niet alleen op de aangever ( [slachtoffer 4] ) is ingeslagen maar ook zelfs op zijn
hoofd is ingeschopt, terwijl hij al bewusteloos op de grond lag. Als gevolg van dit feit heeft
[slachtoffer 4] ernstig letsel, waaronder een hersenkneuzing, opgelopen. Uit zijn schriftelijke
slachtofferverklaring d.d. 31 mei 2017 volgt ook dat hij nog altijd last heeft van hevige
hoofdpijnen, oorsuizen en angsten als gevolg van het feit. Ter terechtzitting is gebleken dat
deze klachten hem nog steeds beperken in zijn dagelijks leven. [slachtoffer 4] is nog altijd niet volledig
aan het werk en hij volgt nog EMDR-therapie. Hoewel uit het dossier volgt dat [slachtoffer 4] deze
avond dronken en vervelend is geweest, maakt dit nog niet dat dat hij hiermee een eigen aandeel
heeft gehad in wat hem is aangedaan. Het schoppen en trappen tegen het hoofd staan daarmee in
geen enkel verband.
Uit de landelijke oriëntatiepunten volgt dat bij feiten als openlijk geweld met enig letsel tot
gevolg (oktober 2016) een gevangenisstraf van drie maanden tot uitgangspunt wordt genomen.
Voor een voltooide zware mishandeling geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van zes
maanden. Nu bij de bewezenverklaarde gezamenlijke poging zware mishandeling ook fors letsel
is ontstaan, zal de rechtbank ook hierbij deze straf tot uitgangspunt nemen.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte een blanco strafblad heeft. Nu hij echter in het
geheel geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en mogelijk naar Groot-
Brittannië is vertrokken en niets meer van zich heeft laten horen, ziet de rechtbank geen reden
om de duur van de gevangenisstraf te matigen dan wel een gedeelte van de straf voorwaardelijk
op te leggen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte voor beide feiten – in tegenstelling tot de
officier van justitie – een gevangenisstraf opleggen voor de duur van negen maanden. Zij zal
het bevel voorlopige hechtenis – zoals met ingang van 20 februari 2017 geschorst – in het
geheel opheffen.
Met betrekking tot de twee in beslag genomen en nog niet teruggegeven schoenen overweegt de rechtbank dat deze zijn gebruikt bij het feit (onder parketnummer 05/720065-17). Daarmee zijn deze voorwerpen, volgens de beslaglijst aan verdachte toebehorend, vatbaar voor verbeurdverklaring.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [slachtoffer 2] (05/720161-17): € 1.074,00;
  • [slachtoffer 1] (05/720161-17): € 1.123,74;
  • [slachtoffer 4] (05/720065-17): € 6.435,64.
De benadeelde partijen hebben gevorderd om voornoemde bedragen toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot parketnummer 05/720161-17 verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor de bedragen van € 871,40 ( [slachtoffer 2] : € 1.074,00 – ring en een afschrijving op de jas en het horloge) en € 953,70 ( [slachtoffer 1] : € 1.123,74 - schoenen en jas) hoofdelijk toe te wijzen.
Met betrekking tot parketnummer 05/720065-17 heeft de officier van justitie verzocht de vordering van [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 4.435,64 (€ 435,64 aan materiële schade en € 4.000,- aan smartengeld) hoofdelijk toe te wijzen. De benadeelde partijen dienen voor het overige niet-ontvankelijk in de vorderingen te worden verklaard.
De officier van justitie heeft verder verzocht de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (05/720161-17):
Nu uit de toelichting met betrekking tot de ring volgt dat deze in december 2016 (na het feit) is aangeschaft, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat deze schade in rechtstreeks verband staat tot het feit. Daarmee zal de rechtbank de benadeelde partij met betrekking tot deze post niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
De rechtbank overweegt verder dat, omdat uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt dat hij het horloge, de jas en de telefoon tijdens het feit bij zich heeft gehad dan wel heeft gedragen en deze door het feit – dat verdachte samen met zijn medeverdachten heeft gepleegd – zijn vernield dan wel beschadigd, voldoende aannemelijk is geworden dat deze schade in rechtstreeks verband staat tot het feit. Nu ter zake van het horloge en de jas de nieuwprijs is gevorderd, zal de rechtbank enige afschrijving (20 procent) in mindering brengen. Zij zal daarmee de schade in verband met het horloge (€ 175,20) en de jas (€ 55,20) en de telefoon (€ 366,00) – nu deze posten de rechtbank voor het overige ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – toewijzen.
Met betrekking tot de schade in verband met inkomstenderving overweegt de rechtbank dat deze ook voor toewijzing in aanmerking (€ 275,00) komt. Gelet op al het voorgaande zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor een totaalbedrag van € 871,40 toewijzen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (05/720161-17):
Met betrekking tot zowel de jas als de schoenen overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat de jas dan wel de schoenen niet meer (eventueel na een reiniging dan wel herstel) kunnen worden gebruikt. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat het gaat om daadwerkelijke schade (de vervanging van de schoenen en jas) als gevolg van het feit. Zij zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in deze posten van de vordering verklaren.
Nu uit de aangifte van [slachtoffer 1] wel volgt dat hij het horloge en zijn telefoon tijdens het feit bij zich heeft gehad en deze door het feit – dat verdachte samen met zijn medeverdachten heeft gepleegd – zijn vernield dan wel beschadigd, acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat deze schade (in verband met de vervanging dan het wel het herstel) in rechtstreeks verband staat tot het feit. Nu de schadeposten de rechtbank voor het overige niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen, zal de rechtbank de schade in verband met het horloge (€ 81,15) en de telefoon (€ 279,95) toewijzen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de gevorderde schade in verband met het verlies aan arbeidsvermogen (€ 192,60) voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank zal het smartengeld naar maatstaven van billijkheid begroten op het gevorderde bedrag van € 400,00.
Daarmee zal aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] een totaalbedrag van € 953,70 worden toegewezen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (05/720065-17):
Zoals overwogen acht de rechtbank – hoewel aangever [slachtoffer 4] zich dronken en op sommige momenten vervelend heeft gedragen – niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van enige vorm van eigen dan wel medeschuld aan het feit en de schade (waaronder het letsel) die hierdoor is ontstaan. De gevorderde reiskosten (€ 35,62), de parkeerkosten (€ 4,75), het eigen risico (€ 352,98) en de kosten van de behandeling (€ 42,29 komen voor toewijzing in aanmerking.
Met betrekking tot het smartengeld overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij als gevolg van alle klappen en trappen – waaronder tegen zijn gezicht en hoofd – diverse verwondingen heeft opgelopen. Zo waren zijn boven- en onderlip kapot, had hij diverse verwondingen aan zijn hoofd dan wel gezicht en kwam er bloed uit zijn oor. Verder is de benadeelde als gevolg van al het geweld ongeveer tien minuten bewusteloos geweest, waarna in het ziekenhuis bij hem ook een hersenkneuzing is vastgesteld. Als gevolg van het letsel heeft de benadeelde sinds het feit last van oorsuizen. Het is niet duidelijk of dit nog zal herstellen. Verder heeft het letsel onder meer veel hoofdpijn teweeggebracht met concentratieproblemen tot gevolg. Tot op heden is de benadeelde dan ook nog altijd niet volledig aan het werk.
Tot slot heeft de benadeelde sinds het feit last van angst, onder meer als hij vergelijkbare groepen jongens ziet. Hij volgt hiervoor ook nog traumatherapie.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk geworden dat het feit veel impact heeft gehad op het leven van de benadeelde. Zij zal dan ook het smartengeld, in vergelijking met soortgelijke zaken, naar maatstaven van billijkheid begroten op een bedrag van
€ 4.000,-. Daarmee zal aan de benadeelde een totaalbedrag van € 4.435,64 worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan derhalve voor dit overige deel de vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Concluderend
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot bedragen van € 871,40 ( [slachtoffer 2] ), € 953,70 ( [slachtoffer 1] ) en € 4.435,64 ( [slachtoffer 4] ) schade hebben geleden, waarvoor verdachte met zijn medeverdachte(n) naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vorderingen dienen tot deze bedragen te worden toegewezen.
Nu het gaat om feiten die verdachte samen met een ander of anderen heeft gepleegd, zal zij ten aanzien van alle vorderingen ook overwegen dat verdachte niet meer tot vergoeding jegens het slachtoffer gehouden is, indien en voor zover het gevorderde door zijn medeverdachte(n) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar conform de landelijke oriëntatiepunten niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 28 oktober 2016 ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) dan wel 17 februari 2017 ( [slachtoffer 4] ).

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder de parketnummers 05/720161-17 en 05/720065-17 (primair) tot:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet, onder parketnummer 05/720065-17 geschorste, bevel tot
voorlopige hechtenis.
Voor het beslag:

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: twee schoenen van het merk [merk] .
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (05/720161-17):
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/720161-17 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (05/720161-17):
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/720161-17 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (05/720065-17):
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/720065-17 (primair) tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. R.S. Croll, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2018.
BIJLAGE
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Met betrekking tot parketnummer 05/720161-17:
hij op of omstreeks 28 oktober 2016 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, met een ander of anderen, openlijk, te weten in een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de [straatnaam] in Arnhem en/of (vervolgens) op Centraal Station Arnhem, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, duwen en/of slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of een stoel gooien tegen/in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] .
Met betrekking tot parketnummer 05/720065-17:
hij op of omstreeks 17 februari 2017 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 4] met kracht meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of (vervolgens, al dan niet terwijl die [slachtoffer 4] roerloos, in elk geval in een kwetsbare positie op de grond lag) meermalen, althans éénmaal, (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of
geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 februari 2017 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of (vervolgens, al dan niet terwijl die [slachtoffer 4] roerloos, in elk geval in een kwetsbare positie
op de grond lag) meermalen, althans éénmaal, (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen, waardoor die [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 februari 2017 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, met een ander of anderen, openlijk, te weten in een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [naam 10] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of
(vervolgens) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel in of aan het gelaat en/of hoofd, althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.De volledige tenlasteleggingen zijn in de bijlage opgenomen.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017146174, gesloten op 20 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 93-94.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 84-85.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 88-89.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 106, het proces-verbaal, p. 126-127 en het stamproces-verbaal, p. 8.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 130.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 131.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 132.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 133.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 134.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 138.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 175, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 210-211, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 222 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 138.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 138 t/m 141.
16.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2017075500 (
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 224-225.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 8] , p. 228-229.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] , p. 236 en 238.
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 226.
21.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 85-86.
22.De letselrapportage, p. 109.
23.Het proces-verbaal van bevindingen analyse camerabeelden [naam 10] , p. 155 t/m 157.
24.Het proces-verbaal van bevindingen analyse camerabeelden [naam 10] , p. 158.
25.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 265 t/m 267.