ECLI:NL:RBGEL:2018:1108

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
KG RK 18-42
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan vooringenomenheid rechter

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 februari 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. J.J. Westerbaan, de rechter in een aantal belastingzaken. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de weigering van de rechter om een uitstelverzoek te honoreren voor een zitting die gepland stond op 5 januari 2018. De verzoeker had aangegeven dat hij door medische omstandigheden niet in staat was om de zitting bij te wonen en had verzocht om de zitting te verplaatsen. De rechtbank oordeelde dat het niet verlenen van uitstel een normale procedurele beslissing is en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de klachten van de verzoeker niet voldoende waren onderbouwd met concrete feiten die zouden wijzen op vooringenomenheid. De beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen werd als begrijpelijk en in lijn met de gebruikelijke procedures in bestuurszaken beschouwd. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/331797 / KG RK 18/42
Beschikking van 20 februari 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] , wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.J. Westerbaan,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 januari 2018.
  • het schriftelijke verweer van de rechter van 19 januari 2018.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen.
De rechter heeft vooraf laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot strekt tot wraking van de rechter als rechter in de zaken met nummers ARN 17/0206, ARN 17/0207, ARN 17/0235 en ARN 17/0237 tussen verzoeker (als eiser dan wel als gemachtigde van [verzoeker] ) en de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Doetinchem (als verweerder).
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Op 4 januari 2018 heeft verzoeker, via zijn secretaresse, de rechtbank verzocht om de geplande zitting van vrijdag 5 januari 2018 om 13.30 uur voor de behandeling van de onder 2.1 genoemde zaken te verplaatsen naar een nieuwe datum. Als reden hiervoor heeft verzoeker opgegeven dat hij op 3 januari 2018 (opnieuw) is getroffen door plotsdoofheid met daarbij tevens verschijnselen van evenwichtsstoornissen, misselijkheid en concentratieverlies. Met het oog op het nadere weekend, was verzoeker genoodzaakt om op vrijdagmiddag 5 januari 2018 om 14.10 uur een spoedafspraak te maken bij dr. Van Zuijlen, werkzaam bij het Medisch Spectrum Twente in Enschede. Ter onderbouwing van het uitstelverzoek heeft verzoeker aan de rechtbank een kopie van de afsprakenkaart voor het spoedconsult overgelegd. Aan het verzoek van de rechter om ook voorafgaand aan de zitting een doktersverklaring over te leggen, kon verzoeker op dat moment vanwege het korte tijdsbestek niet voldoen. Naderhand is gebleken dat dr. Van Zuijlen op grond van de regels die de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) daarover heeft opgesteld, niet de door de rechter gevraagde doktersverklaring kan afgeven. Ondanks het bewijs en de wetenschap dat verzoeker niet bij de zitting van 5 januari 2018 aanwezig kan zijn, heeft de rechter besloten om de zitting toch te laten doorgaan. Daarmee heeft de rechter hem de mogelijkheid tot het voeren van verweer en tot verdediging ontnomen. Volgens verzoeker is daardoor de objectiviteit en onpartijdigheid van de rechter in het geding. Ter zitting heeft verzoeker daar nog aan toegevoegd dat de rechter hem in zijn schriftelijke verweer verwijt dat hij zijn beroep niet nader zou hebben onderbouwd, maar dat hij daar juist tijdens de zitting een toelichting op had willen geven. Deze mogelijkheid is hem nu ontnomen door de rechter. Ook daaruit blijkt volgens verzoeker de partijdigheid en vooringenomenheid van de rechter.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
De klachten van verzoeker zijn in wezen gericht tegen de beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen voor de op 5 januari 2018 geplande zitting. De juistheid van deze beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dit is slechts anders indien de beslissing zo zeer onbegrijpelijk is, dat voor deze beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid van de rechter. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken. Het is de wrakingskamer bekend dat in bestuurszaken partijen een week na de bekendmaking van de zittingsdatum om uitstel kunnen verzoeken. Ten aanzien van verzoeken om uitstel die na deze termijn worden ingediend geldt een streng uitstelbeleid; slechts in zeer bijzondere gevallen wordt dan nog uitstel verleend. De rechter heeft in zijn schriftelijke verweer gemotiveerd waarom hij geen uitstel wilde verlenen voor zitting. Hierin ziet de wrakingskamer geen aanleiding om aan te nemen dat de rechter in dit geval een onbegrijpelijke – en in bestuurszaken ongebruikelijke – beslissing heeft genomen. Mede in licht dat het uitstelverzoek pas vlak vóór de zitting is ingediend en, zoals ter zitting is gebleken, aan verzoeker al meerdere keren uitstel was verleend in deze zaak, kan niet worden gezegd dat het besluit van de rechter om in dit geval geen uitstel te verlenen slechts kan zijn ingegeven door vooringenomenheid.
3.3
Nu verzoeker ook voor het overige geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit de wrakingskamer vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. F.M.T. Quaadvliet, voorzitter, D.S.M. Bak en G.W.B. Heijmans, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.P.J. Leenders en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.