ECLI:NL:RBGEL:2017:975

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
C/05/315149 / KZ ZA 17-29
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op stoken door buren in kort geding wegens onrechtmatige hinder

In deze zaak vorderden eisers, buren van gedaagden, dat de voorzieningenrechter gedaagden zou verbieden om onder bepaalde omstandigheden te stoken met hun kachel. Eisers stelden dat zij onrechtmatige hinder ondervonden in de zin van artikel 5:37 BW, door stank- en rookoverlast veroorzaakt door het verbranden van ongebruikelijke materialen door gedaagden. De rook zou roetdeeltjes bevatten die op het perceel van eisers neerdwarrelen. Gedaagden hebben de stelling van eisers gemotiveerd betwist en aangevoerd dat er geen onrechtmatige hinder is. De voorzieningenrechter oordeelde dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat gedaagden onrechtmatige hinder toebrengen. Gezien de aard van het kort geding was er geen ruimte voor nadere bewijslevering. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. Het vonnis werd uitgesproken op 28 februari 2017 door de voorzieningenrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/315149 / KZ ZA 17-29
Vonnis in kort geding van 28 februari 2017
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. H.J.F. Oetgens van Waveren Pancras Clifford te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.J. Brouwer te Deventer.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] (beiden in mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de wijziging van eis
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eisers]
  • de pleitnota van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] woont ruim [jaar 1] jaar aan de [adres 1] te [woonplaats] . [gedaagden] woont sinds [jaar 2] aan de [adres 2] te [woonplaats] . Partijen zijn aldus buren van elkaar. De woning van [eisers] en [gedaagden] is een boerderij die (bouwkundig gezien) is gesplitst en uit twee delen bestaat.
2.2.
[gedaagden] heeft in [jaar 2] een houtkachel (een zogenaamde allesbrander) in hun woning geïnstalleerd. De schoorsteenpijp van deze kachel staat vlak boven het gedeelte van de boerderij dat door [eisers] wordt bewoond.
2.3.
Bij brieven van 29 november 2016, 5 januari 2017 en 16 januari 2017 hebben de raadslieden van achtereenvolgens [gedaagden] en van [eisers] gecorrespondeerd en gesommeerd over hen verdeeld houdende geschillen omtrent een erfdienstbaarheid, een nieuwe schutting en de afwatering van een schuur. In laatstgenoemde brief heeft de raadsman van [eisers] [gedaagden] gesommeerd om uiterlijk 18 januari 2017 schriftelijk te verklaren dat zij niet meer op hinderlijke wijze zullen stoken. [gedaagden] heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. [gedaagden] hoofdelijk zal verbieden, om te stoken indien (1) de wind uit westelijke, noordwestelijke, zuidwestelijke en zuidelijke richting komt, (2) het volgens de schaal van Beaufort windstil dan wel er sprake van zwakke wind is en/of (3) er aantoonbaar sprake is van vochtig en mistig weer, per direct doch uiterlijk binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, tot in een bodemprocedure door de rechter een eindvonnis is gewezen, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen moment, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 500,00 voor elke dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagden] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
2. [gedaagden] hoofdelijk zal verbieden om ongebruikelijke materialen (zoals omschreven onder punt 20 van deze dagvaarding) te stoken, per direct doch uiterlijk binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, tot in een bodemprocedure door de rechter een eindvonnis is gewezen, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen moment, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 500,00 voor elke dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagden] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
3. [gedaagden] zal verbieden om langer dan vier uur per dag te stoken, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen periode per dag, per direct doch uiterlijk binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, tot in een bodemprocedure door de rechter een eindvonnis is gewezen, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen moment, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 500,00 voor elke dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagden] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
subsidiair:
4. [gedaagden] hoofdelijk een maatregel zal worden opgelegd door de voorzieningenrechter te bepalen, zodat aan de onrechtmatige hinder een einde wordt gemaakt, waaraan [gedaagden] per direct doch uiterlijk binnen 48 uur na betekening van dit vonnis uitvoering dient te geven, tot in een bodemprocedure door de rechter een eindvonnis is gewezen, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen moment, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 500,00 voor elke dag, een deel van een dag daaronder te begrepen, dat [gedaagden] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
primair en subsidiair:
5. [gedaagden] hoofdelijk, met dien verstande dat wanneer de een betaalt, de ander voor
dat deel is bevrijd, zal veroordelen in de kosten van deze procedure waaronder de
nakosten van deze procedure, met bepaling dat indien niet binnen veertien dagen na
vonniswijzing aan de proceskostenveroordeling is voldaan wettelijke rente is
verschuldigd.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij geruime tijd in en rondom hun woning onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ondervindt, bestaande uit stank- en rookoverlast welke wordt veroorzaakt door het stoken van de kachel van [gedaagden] De stank- en rookoverlast wordt voornamelijk veroorzaakt door het verbranden van ongebruikelijke materialen. De rook is te omschrijven als een grijzige rook die ruikt naar brandend plastic. Voorts bevat de rook zwarte roetdeeltjes die naar beneden dwarrelen op het perceel van [eisers] Dit zorgt ervoor dat de eigendommen van [eisers] smerig en beschadigd raken. Ook kan [eisers] op het moment dat [gedaagden] aan het stoken is, niet normaal buiten zijn omdat de stank en rook voor gezondheidsklachten zorgen. [eisers] wordt vanwege de overlast ernstig in hun woongenot geschaad. De hinder wordt ernstiger als het windstil is, wanneer de wind in de richting van [eisers] waait en wanneer het vochtig en mistig weer is. [gedaagden] stookt de gehele dag door. Bij normaal stookgedrag zal geen onacceptabele geurhinder optreden als niet meer dan vier uur per dag en niet dagelijks wordt gestookt. [eisers] heeft [gedaagden] meerdere malen aangesproken op zijn onrechtmatige stookgedrag en hem verzocht hiermee te stoppen, maar [gedaagden] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. [eisers] heeft een spoedeisend belang omdat hij veelvuldig wordt geconfronteerd met de rook en stank die worden veroorzaakt door het stoken, aldus [eisers]
3.3.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] heeft allereerst betwist dat sprake is van een spoedeisend belang. [gedaagden] heeft daartoe aangevoerd dat wanneer sprake zou zijn van overlast – hetgeen door [gedaagden] wordt betwist – deze overlast al zeven jaar voortduurt omdat hij altijd op dezelfde wijze heeft gestookt. [gedaagden] heeft voorts betwist dat zijn stookgedrag onrechtmatige hinder oplevert. Door [gedaagden] wordt zeer goed gestookt met voldoende zuurstof en droog hout. Dat objectief sprake is van rook- en stankoverlast is door [eisers] niet aangetoond. Ook heeft hij niet aangetoond dat de door hem aangetroffen roetdeeltjes afkomstig zijn van [gedaagden] , zodat om deze redenen de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen, aldus [gedaagden]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat het spoedeisend belang aan de zijde van [eisers] genoegzaam voortvloeit uit de aard van de vordering (onrechtmatige hinder). Of de gestelde hinder al dan niet geruime tijd voortduurt, staat aan het spoedeisend belang als zodanig niet in de weg. Reeds hierom faalt dit verweer van [gedaagden]
4.2.
Beoordeeld dient te worden of [eisers] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagden] onrechtmatige hinder toebrengt aan [eisers] door het verspreiden van stank, rook en roetdeeltjes. Ingevolge artikel 5:37 BW mag de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaren van andere erven hinder toebrengen. Uitgangspunt is dat buren ten opzichte van elkaar een zekere tolerantieplicht hebben waarbij zij een zekere mate van hinder hebben te aanvaarden. Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden (HR 3 mei 1991, NJ 1991/476).
4.3.
[eisers] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van onrechtmatige hinder, onder meer diverse foto’s en filmopnames overgelegd. Volgens [gedaagden] is op deze foto’s en opnames duidelijk te zien dat er in, op en rond de woning van [eisers] veel roetdeeltjes liggen, die afkomstig zijn uit de schoorsteenpijp van [gedaagden] [eisers] heeft de door hem aangetroffen roetdeeltjes laten onderzoeken door een onderzoeksbureau (Freemont BV) en hieruit blijkt dat de aangetroffen roetdeeltjes afkomstig zijn van verbrande kunststofachtige materialen. [eisers] heeft voorts ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van onrechtmatige hinder, verklaringen overgelegd van twee schoorsteenvegers die na het bekijken van een aantal foto’s van de schoorsteen van [gedaagden] , hebben geconcludeerd dat de schoorsteenpijp een zwarte kleur heeft omdat er veel roet wordt uitgestoten. Dit kan volgens de schoorsteenvegers komen door het stoken van ongebruikelijke materialen. [eisers] heeft verder een schriftelijke verklaring van de buurman van partijen (de heer [buurman 1] , wonende aan de [adres 3] te [woonplaats] ) overgelegd, welke luidt als volgt:
“(…) Maar het is nu zo als ik buiten ben dat ik er ook zelf last van krijg van mijn longen. Het is mij opgevallen dat er veel rotzooi as en vonken uit de schoorsteen van de familie [gedaagden] komt. Ik heb een opname heeft gemaakt op verzoek van de familie [eisers] van de as op de ramen en auto van de familie [eisers] .”Het vorenstaande bevestigt dat sprake is van onrechtmatige hinder, die door [eisers] niet geaccepteerd behoeft te worden, aldus [eisers]
4.4.
[gedaagden] heeft de stelling van [eisers] dat [gedaagden] onrechtmatige hinder veroorzaakt op zijn beurt gemotiveerd betwist. Hij heeft daartoe onder meer een foto van de binnenkant van zijn kachel overgelegd. Volgens [gedaagden] blijkt hieruit dat in de kachel geen plastic is verbrand omdat dit een plakkerige laag op de bodem van de kachel zou veroorzaken en dit niet is te zien op de foto. Ook heeft [gedaagden] een filmopname overgelegd waaruit blijkt dat de kachel amper rook uitstoot als er wordt gestookt. De verklaringen van de schoonsteenvegers die [eisers] heeft overgelegd, zijn volgens [gedaagden] niet representatief omdat zij zijn afgegaan op veel te donkere foto’s, zij de schoorsteen van [gedaagden] niet in het echt hebben gezien en zij zijn uitgegaan van hun algemene ervaringen en mededelingen van [eisers] De verklaringen worden bovendien weersproken door de schoorsteenveger van [gedaagden] die op 13 februari 2017 de schoorsteen van [gedaagden] heeft geveegd en deze nader heeft geïnspecteerd. Deze schoorsteenveger heeft geconstateerd dat [gedaagden] zeer netjes stookt, met voldoende zuurstof en droog hout en dat de oorzaak van de verkleuring op de draaikap niet is veroorzaakt door het stoken van ongebruikelijke materialen. [gedaagden] heeft verder aangevoerd dat voor zover er al sprake zou zijn van hinder, niet vaststaat dat dit door [gedaagden] wordt veroorzaakt. De buurman van partijen (heer [buurman 2] , wonende aan de [adres 4] te [woonplaats] ) heeft schriftelijk verklaard dat hij in december 2016 en januari 2017 een vuur heeft gestookt en dat hij zich er niet van bewust was dat er roetdelen op het erf van [eisers] zouden komen. Ook blijkt uit een verklaring van heer [verkoopleider] , verkoopleider van [bedrijf] , dat de roetdeeltjes waarschijnlijk niet van [gedaagden] afkomstig zijn maar van een houtkachel die wordt aangemaakt met krantenpapier. De buurvrouw van partijen, mevrouw [buurvrouw], maakt haar houtkachel aan met krantenpapier zodat de roetdeeltjes ook van haar afkomstig kunnen zijn, aldus [gedaagden]
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. [gedaagden] heeft de stelling van [eisers] dat sprake is van onrechtmatige hinder voorshands voldoende gemotiveerd weerlegd. Dit betekent dat in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagden] onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW toebrengt aan [eisers] Waar gelet op de beperkingen van dit kort geding geen plaats is voor nadere bewijslevering, zullen de vorderingen van [eisers] worden afgewezen. Ten overvloede wordt nog het navolgende overwogen. [eisers] heeft ter zitting nog verklaard dat hij met betrekking tot zijn klachten met de gemeente en de politie heeft gebeld en dat dit geen resultaat heeft gehad. Nu hij klaagt over een hinderlijke en voor de gezondheid schadelijke situatie zou de gemeente – indien vast komt te staan dat de klachten terecht zijn – wellicht handhavend kunnen optreden.
4.6.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 287,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.103,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.103,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2017.
lt