ECLI:NL:RBGEL:2017:954

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
05/780147-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Noordraven
  • A. Lookeren Campagne
  • J. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door een executeur van een nalatenschap met betrekking tot een erfdeel

Op 24 februari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 62-jarige man uit Dronten, die als executeur van de nalatenschap van zijn tante, mevrouw [naam 1], werd beschuldigd van verduistering. De man had in 2009 geld uit de nalatenschap van zijn tante onrechtmatig verdeeld over zichzelf en zijn echtgenote, zonder de derde erfgenaam, [naam 3], op de hoogte te stellen. De rechtbank oordeelde dat de man geen groter bedrag had uitgekeerd aan zichzelf en zijn echtgenote dan waarop zij recht hadden volgens het testament. Hierdoor werd de ontnemingsmaatregel afgewezen, hoewel de rechtbank wel vaststelde dat de man het erfdeel te vroeg had uitgekeerd, aangezien de boedel nog niet was verdeeld.

De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 118.250, zou worden vastgesteld en dat de man verplicht zou worden dit bedrag aan de Staat te betalen. De verdediging pleitte voor vrijspraak en betwistte de vordering tot ontneming. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de man zich meer had toegeëigend dan waar hij recht op had. De rechtbank wees de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af, en benadrukte dat de man als executeur zijn verantwoordelijkheden niet correct had nageleefd, maar dat dit niet leidde tot een ontnemingsmaatregel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/780147-16 (ontneming)
Datum uitspraak: 24 februari 2017
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres 1] ,
plaats : [adres 2] .
Raadsman : mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere.
Deze uitspraak is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 februari 2017.

1.De procedure

Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van 24 februari 2017 is veroordeelde tot straf veroordeeld ter zake van het in zijn strafzaak bewezenverklaarde feit, gekwalificeerd als:
Verduistering door een executeur van een nalatenschap

2.Vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het verkregen wederrechtelijk voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat voordeel, geschat op € 118.250,-.
Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd.

3.Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de voordeelsontneming af te wijzen onder verwijzing naar de bepleite vrijspraak.

4.De beoordeling van de vordering

De rechtbank begrijpt het standpunt van de officier van justitie aldus dat aan de voordeelsontneming ten grondslag ligt dat veroordeelde zich in totaal € 118.250,- wederrechtelijk zou hebben toegeëigend door gelden uit de nog onverdeelde nalatenschap aan zichzelf over te maken en hierover als heer en meester te beschikken.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting vast dat veroordeelde ten tijde van het bewezenverklaarde executeur testamentair was van de nalatenschap van mevrouw [naam 1] . Daarnaast was veroordeelde ten tijde van het bewezenverklaarde, evenals zijn (inmiddels overleden) echtgenote [naam 2] en een derde persoon genaamd [naam 3] , voor één derde erfgenaam van de nalatenschap van [naam 1] . Bij vonnis van heden is wettig en overtuigend bewezen verklaard dat veroordeelde zich in april 2009 als executeur een bedrag van € 110.000 uit de nalatenschap van [naam 4] opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Vervolgens constateert de rechtbank dat de nalatenschap van [naam 1] in 2012 uiteindelijk is vastgesteld op € 290.678,-. [1] Dit houdt in dat alle drie de erfgenamen uiteindelijk recht hebben op ieder € 94.396,-, te weten één derde van de nalatenschap. Uit de verklaringen die veroordeelde ter zitting van 10 februari 2017 heeft afgelegd, maakt de rechtbank op dat zijn echtgenote, tevens erfgenaam, in 2014 is overleden en dat zij in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Gelet hierop acht de rechtbank, achteraf gezien, niet aannemelijk geworden dat veroordeelde zich een hoger bedrag van de nalatenschap wederrechtelijk heeft toegeëigend dan waarop hij en zijn (overleden) echtgenote conform het testament, te weten ieder € 94.396,-, uiteindelijk recht hadden. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan veroordeelde een ontnemingsmaatregel op te leggen. Wel is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde het erfdeel van hem en zijn echtgenote te vroeg heeft uitgekeerd, nu de boedel op dat moment nog niet was verdeeld.
Beslist wordt als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Aldus gegeven door mr. Noordraven (voorzitter), mr. Lookeren Campagne en mr. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fransen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2017.
mr. Noordraven is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/780147-16 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 24 februari 2017
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van
24 februari 2017
Tegenwoordig:
mr. rechter
mr. officier van justitie,
en mr. griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De veroordeelde,
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [adres 2] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig
.
Zijn raadsman: mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, is wel / niet verschenen.
De voorzitter spreekt het vonnis uit
en wijst veroordeelde op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen
.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Brief van de Belastingdienst aan de politie Oost-Nederland, p. 231-232.