ECLI:NL:RBGEL:2017:913

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2017
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
05/740703-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor seksuele aanranding in zwembad te Putten

Op 23 februari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 25 november 2015 in een zwembad in Putten een twintigjarige vrouw heeft betast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur en een schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeftes, het slachtoffer in het zwembad heeft aangesproken met als doel intiem contact te zoeken. Ondanks dat het slachtoffer duidelijk maakte dat zij niet gediend was van de aanrakingen, heeft de verdachte deze toch voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit niet een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit betreft, mede gezien het blanco strafblad van de verdachte en de straffen in vergelijkbare zaken. De rechtbank heeft ook de geestelijke schade van het slachtoffer meegewogen, die voornamelijk voortkwam uit een eerder, ernstiger, seksueel misdrijf. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de immateriële schade is vastgesteld op €750,00 en de materiële schade op €675,68. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de proceskosten van €300,00 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740703-15
Datum uitspraak : 23 februari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 2] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. S.A.S Jansen, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 9 februari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Putten, door één of meer feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (meermalen) betasten van haar billen en/of haar vagina (over haar bikinibroekje), waarbij die één of meer feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte die [slachtoffer] onverhoeds bij haar billen en/of haar vagina heeft betast en of (vervolgens) voorbij is gegaan aan verbale en/of non-verbale uitingen van verzet/protest van die [slachtoffer] .
1a De dagvaarding
De raadsman heeft met betrekking tot het ten laste gelegde feit aangevoerd dat sprake is van een "obscure libel" en dat de dagvaarding derhalve nietig is. Uit de dagvaarding kan niet worden opgemaakt door middel van welke feitelijkheden verdachte aangeefster zou hebben gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De door het Openbaar Ministerie aangeduide feitelijkheden zijn gelijk aan de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. Nu niet is aangeduid met welke feitelijkheden dwang zou zijn uitgeoefend, kan verdachte zich niet, althans onvoldoende inhoudelijk, verweren tegen de beschuldiging.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de dagvaarding voldoet aan de wettelijke eisen. Zij heeft daartoe verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 22 mei 2007, ECLI: NL:HR:2007:BA0862. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij onverhoeds heeft gehandeld en voorbij is gegaan aan het protest van aangeefster. Bovendien heeft de verdachte ter zitting blijk gegeven dat hij weet wat hem ten laste is gelegd en heeft hij zich voldoende inhoudelijk kunnen verweren.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding, mede gelet op het bovenvermelde arrest van de Hoge Raad van 22 mei 2007, voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, nu als feitelijke gedraging ten laste is gelegd dat verdachte het slachtoffer “onverhoeds” zou hebben betast. Bovendien heeft verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting er voldoende blijk van gegeven te begrijpen wat hem wordt verweten. De rechtbank verwerpt het verweer.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
De politie kreeg melding dat er op 25 november 2015 in het zwembad te Putten een vrouw door een man zou zijn aangerand. Na onderzoek in dat zwembad werd verdachte aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met een toelichting als vermeld in de pleitnotitie aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangeefster door middel van feitelijkheden heeft gedwongen tot het dulden van één of meer ontuchtige handelingen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 25 november 2015 in het zwembad in Putten was. Op een gegeven moment ging zij naar het bubbelbad. Omdat het vol zat, ging zij daar op het trappetje zitten, iets in het water. Verdachte kwam daarbij en zij hadden een normaal gesprek met elkaar. Omdat er iemand bij kwam in het bubbelbad schoof zij iets op. Verdachte pakte haar bij de heupen vast en trok haar naar zich toe. Zijn bedoeling was dat zij op zijn schoot ging zitten. Hij zei “Kom maar even dichtbij”. Hij was altijd zo intiem, zo dichtbij. Zij zei: “Van mij hoeft dat niet”. Toen er mensen uit het bubbelbad gingen, zijn zij aan de overkant gaan zitten. Zij kwamen op het onderwerp “Ik ben eerder verkracht geweest”. Hij maakte daar een opmerking over, kennelijk voelde hij dat aan. Zij had hem dat niet verteld en had dat niet bevestigd, maar hij kon het wel gemerkt hebben. Hij ging daar verder over praten. Aangeefster heeft gezegd dat hij daarmee moest ophouden. Verdachte wilde dat zij zijn hand vastpakte. Aangeefster zei dat zij dat niet wilde. Toen ging verdachte aan haar zitten. Zij had op dat moment haar voeten onder zich, zat op haar hurken. Dan is er ruimte tussen de billen en waar je normaal op zit. Verdachte zat met zijn hand onder haar en zij voelde dat hij met zijn linkerhand aan haar kont zat, aan haar linker bil. Zij dacht: “Hou op” maar durfde dat niet te zeggen. Toen vroeg hij: “Waar kan jij niet tegen” en kietelde onder haar voet. Hij zei ”Ik weet waar je niet tegen kan” en kneep haar een paar keer in de kont. In reactie hierop ging zij naar achteren toe met haar lichaam. Verdachte zei toen: ”Hier kan je niet tegen”. Aangeefster zei toen dat zij daar wel tegen kon, maar dat zij het niet fijn vond als mannen aan haar zitten. Verdachte trok toen haar been weg, naar zich toe. Hij ging toen heel vies met zijn hand over haar been. Hij ging steeds verder naar boven. Hij zat toen aan haar vagina. Hij wreef er met zijn vingers overheen. Zij zat te bedenken hoe zij dat op een normale manier weg kon krijgen. Zij trok haar been iets terug en deed haar armen om haar been zodat hij er niet meer bij kon. Toen stopte het. Verdachte heeft toen gezegd: ”Je mag bij mij ook wel ergens aan zitten”. Aangeefster heeft toen gezegd dat zij daar geen behoefte aan had. Toen hij zei dat zij hem diep in de ogen moest kijken heeft zij gezegd dat zij dat niet durfde en niet wilde. Toen ging hij weer in haar kont knijpen en zei hij ”Hier heb ik even behoefte aan”. Zij heeft toen heel hard gezegd: “Ik wil dit niet”. Zij hoopte dat het hierdoor zou stoppen. Hij kneep meerdere keren over haar broekje in haar billen. Het stopte doordat aangeefster met haar lichaam naar achteren ging, waardoor hij er niet meer goed bij kon. Toen er meerdere mensen uit en in het bubbelbad gingen, hield hij haar vast om zich naar haar toe te trekken. Aangeefster zei dat zij dat niet prettig vond. Verdachte ging toen met zijn hand aan de achterkant in haar broekje en zat in toen aan haar linker bil, eerst knijpen en daarna wrijven. Dit stopte toen zij met haar hand zijn hand wegduwde. Zij hebben in totaal ongeveer één uur in het bubbelbad gezeten. Aangeefster durfde niet weg. Toen zij uiteindelijk uit het bad kwam, is zij naar haar moeder en diens vriendin gelopen en begon aangeefster te huilen. Personeel van het zwembad kwam toen naar haar toe. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 9 februari 2017 verklaard dat hij op 25 november 2015 in het zwembad in Putten was. Hij heeft toen met aangeefster [slachtoffer] in het bubbelbad gezeten. Dat was in eerste instantie op het trapje. Zij hebben toen over de liefde gepraat en hij heeft toen tegen haar gezegd dat knuffelen ook fijn kan zijn. Zijn intentie was om contact met haar te krijgen richting iets intiems. Zij hebben toen ook gepraat over knuffelen. Hij heeft toen zijn hand achter haar gedaan, in haar billen geknepen en gevraagd wat zij daarvan vond. [slachtoffer] zei toen dat zij een relatie met een jongen had gehad en dat zij helemaal klaar was met mannen. Hij heeft op enig moment zijn hand in haar lies gelegd. Dat heeft ongeveer twee seconden geduurd. Dat was op de grens van de lies en de vagina. Hij heeft aan haar gevraagd of hij haar aan mocht raken. [slachtoffer] zei daarop: “Als jij dat wilt”. Hij is toen gestopt. Hij dacht : “Zij moet dit ook willen” en heeft toen zijn hand weggehaald. Hij heeft niet aan haar been getrokken, maar haar been wel gestreeld. Hij heeft vervolgens meerdere malen haar billen betast. Hij heeft ook tegen haar gezegd dat zij ook ergens bij hem aan mocht zitten, maar zij zei dat zij daar geen behoefte aan had. Hij is vervolgens met zijn hand over haar rug naar beneden gegaan en heeft toen in haar broekje aan haar billen gezeten. Zij maakte toen een beweging naar achteren waaruit hij opmaakte dat zij dat niet prettig vond. Als [slachtoffer] had gewild dat er iets intiems zou gebeuren, dan had het inderdaad tot zoiets kunnen komen. [3]
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij aangeefsters vagina met zijn vingers ongeveer twee seconden strelend heeft aangeraakt, over haar bikinibroekje heen. [4]
[getuige] is gehoord. Zij heeft verklaard dat zij op 25 november 2015 als toezichthouder in het zwembad in Putten werkzaam was. Zij zag een jongen en een meisje in het bubbelbad zitten. De jongen kent zij als [verdachte] . Het meisje kwam op een bepaald moment langs haar heen lopen en keek chagrijnig. Zij zag even later dat het meisje in tranen uitbarstte. Zij is met het meisje gaan praten. Het meisje zei dat de jongen uit haar had getrokken dat zij seksueel misbruikt was geweest en dat hij met zijn hand aan de achterkant in haar bikinibroekje was gegaan, aan de voor- en aan de achterkant. Het meisje zei dat zij zich schaamde voor wat er gebeurd was. [5]
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het gesprek met aangeefster van begin af zodanig heeft gestuurd, met als doel om intiem lichamelijk contact te zoeken en wederzijds intiem contact met aangeefster te krijgen. Ook blijkt daaruit dat aangeefster niet gediend was van aanrakingen door verdachte en dat zij dat ook in zijn richting, zowel verbaal als non-verbaal, geuit heeft. Dit vindt met name bevestiging in de verklaring van verdachte zelf, namelijk dat aangeefster al vrij aan het begin heeft gezegd dat zij helemaal klaar was met mannen en dat zij, nadat er aanrakingen door verdachte hadden plaatsgevonden, desgevraagd tegen hem heeft gezegd dat zij geen behoefte had om hem aan te raken. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat aangeefster op een gegeven moment met haar lichaam naar achteren ging, zodat zijn aanrakingen voor dat moment stopten. Desondanks is verdachte ermee doorgegaan haar telkens plotseling aan te raken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 november 2015 te Putten, door
één of meer feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het
(meermalen
)betasten van haar billen en
/ofhaar vagina (over haar bikinibroekje), waarbij die
één of meerfeitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte die [slachtoffer] onverhoeds bij haar billen en
/ofhaar vagina heeft betast en
of (vervolgens)voorbij is gegaan aan verbale en
/ofnon-verbale uitingen van verzet/protest van die [slachtoffer] ;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden van verplicht reclasseringscontact en het verplicht volgen van een ambulante behandeling. Ter toelichting op de eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte misbruik heeft gemaakt van een kwetsbaar persoon van wie hij wist dat zij eerder een nare seksuele ervaring heeft gehad. Gelet op de ernstige inbreuk van de lichamelijke integriteit is oplegging van een werkstraf niet wenselijk en op grond van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht bovendien ook niet mogelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naast de bepleite vrijspraak aangevoerd dat de strafeis onlogisch en onacceptabel hoog is. Er is bovendien geen sprake van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit zodat oplegging van een werkstraf niet mogelijk is. Verdachte was niet op de hoogte van het eerdere seksueel misbruik. Van gevaar voor recidive is niet gebleken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte ter bevrediging van zijn eigen seksuele interesse en behoeftes het slachtoffer in het zwembad heeft aangesproken met als doel om intiem lichamelijk contact te zoeken en zo mogelijk wederzijds intiem contact met aangeefster te krijgen. Verdachte is daarbij voorbijgegaan aan haar verbale en non-verbale communicatie dat zij daar niet van gediend was. Het is algemeen bekend dat ongewenste seksuele contacten nadelige gevolgen voor slachtoffers kunnen hebben. Anderzijds laat de rechtbank meewegen dat het feit op zich niet een dermate ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit betreft dat oplegging van een werkstraf niet mogelijk zou zijn. Het nadelige geestelijke welzijn van het slachtoffer lijkt voornamelijk te zijn veroorzaakt door herinneringen aan een eerder - en veel ernstiger - seksueel misdrijf dat het slachtoffer is overkomen.
Gelet op het blanco strafblad van verdachte en gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een werkstraf van na te melden duur.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.675,68 (€ 675,68 materieel en € 2.000,-- immaterieel). Daarnaast wordt een bedrag van € 800,-- aan proceskosten gevorderd. Mr. Vaarkamp heeft aangevoerd dat de door de benadeelde geleden schade mede wordt bepaald door een eerdere gebeurtenis die [slachtoffer] is overkomen. Die schade dient voor rekening van verdachte dient te komen, aldus de raadsman
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding, zodat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen de gevorderde materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Dat aangeefster door haar verleden heftiger zou hebben gereageerd op het gebeuren dan een willekeurig ander persoon zou hebben gereageerd op eenzelfde gebeurtenis en aangeefster daardoor meer schade zou hebben geleden dan die andere persoon zou hebben geleden, leidt niet tot een ander oordeel over de te vergoeden materiële schade. Hiervoor is van belang dat het bewezenverklaarde handelen nu eenmaal deze gevolgen voor aangeefster met zich heeft gebracht en verdachte ten tijde van zijn handelen wist dat aangeefster in het verleden een nare seksuele ervaring heeft gehad.
De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op € 750,--, nu ervan uit mag worden gegaan dat deze schade in ieder geval is geleden.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor toekenning van een hoger bedrag aan smartengeld zou immers nadere onderbouwing nodig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de ingediende vordering tot vergoeding van de gemaakte proceskosten onvoldoende is gespecificeerd. Enig bedrag aan proceskosten is echter toewijsbaar, op de voet van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank ziet in het onderhavige geval aanleiding aansluiting te zoeken bij het hier toepasselijke liquidatietarief. Uitgaande van twee punten zullen de toe te wijzen proceskosten worden begroot op € 300,00.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag met inbegrip van de wettelijke rente (vanaf 25 november 2015) ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Bij het bepalen van het aantal dagen vervangende hechtenis zal de wettelijke rente buiten beschouwing worden gelaten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.425,68(éénduizend vierhonderdvijfentwintig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2015 ter zake van de materiële- en immateriële schade, tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de
kosten van het gedingen de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 300,-;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van
€ 1.425,68(éénduizend vierhonderdvijfentwintig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2015, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 24 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Bos (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. M.A. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-015576831-9, gesloten op 27 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 12-17
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2017
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 27
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 19