ECLI:NL:RBGEL:2017:72

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 januari 2017
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
05/720273-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling tot geldboete voor mishandeling na vechtpartij

Op 3 januari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij op 9 september 2016 in Voorst, waarbij de verdachte en het slachtoffer, haar schoonzus, betrokken waren. Tijdens het gevecht heeft de verdachte een mes in haar handen gehad, wat leidde tot verwondingen bij het slachtoffer. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk handelde en vroeg om een zware straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte zich niet bewust was van het mes en geen opzet had op de verwondingen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op dodelijk letsel of zware mishandeling. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank achtte de mishandeling wel bewezen. De rechtbank legde een geldboete op van € 300,00, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het in beslag genomen mes werd aan de verdachte teruggegeven. De uitspraak benadrukt het belang van opzet in strafzaken en de nuances van zelfverdediging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720273-16
Datum uitspraak : 3 januari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsvrouw: mr. E. Schurink, advocaat te Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
zij op of omstreeks 09 september 2016 te Voorst ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, - die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in de borst(streek) en/of in de
schouder, althans in het (boven)lichaam, en/of in het hoofd en/of in de arm
heeft gestoken , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
zij op of omstreeks 09 september 2016 te Voorst ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal, met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in de borst(streek) en/of de schouder, althans in het (boven)lichaam, en/of in het hoofd en/of in de arm heeft gestoken en/of geprikt en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in de hand, (met kracht) heeft
vastgepakt en/of heeft geduwd en/of heeft geslagen, waarbij die [slachtoffer]
met voornoemd mes, althans het daarop gelijkende scherpe en/of puntige
voorwerp, in de borst(streek) en/of de schouder, althans in het
(boven)lichaam, en/of in het hoofd en/of in de arm is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
zij op of omstreeks 09 september 2016 te Voorst [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in de borst(streek) en/of de schouder, althans in het (boven)lichaam, en/of in het hoofd en/of in de arm te steken en/of te prikken en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in de hand, (met kracht) vast te pakken
en/of te duwen en/of te slaan, waarbij die [slachtoffer] met voornoemd mes,
althans het daarop gelijkende scherpe en/of puntige voorwerp, in de
borst(streek) en/of de schouder, althans in het (boven)lichaam, en/of in het
hoofd en/of in de arm is geraakt;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feitenOp 9 september 2016 vindt in Voorst een vechtpartij plaats tussen de verdachte en slachtoffer [slachtoffer] (verdachtes schoonzus), naar aanleiding van eerdere incidenten. Hierbij pakken verdachte en het slachtoffer elkaar over en weer bij de haren en bij het lichaam vast en duwen en slaan zij elkaar. Verdachte heeft hierbij een mes in haar handen. Het slachtoffer heeft steek- dan wel snijwonden opgelopen aan haar bovenlichaam, waaronder één waarbij haar lever is geraakt. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging doodslag. Zij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte door in het bovenlichaam van het slachtoffer te steken met het mes voorwaardelijk opzet heeft gehad op potentieel dodelijk letsel. Hierbij is volgens de officier van justitie geen sprake geweest van zelfverdediging (noodweer, dan wel noodweerexces) van de zijde van verdachte. De verklaring van verdachte, inhoudende dat zij zich niet bewust was van het feit dat zij tijdens het gevecht een mes in haar handen had, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Zij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De verdachte is zich immers niet bewust geweest van het feit dat zij een mes vast had.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zowel bij haar telefonische melding aan het noodnummer 112 als in de politieverhoren en ter terechtzitting telkens verklaard dat zij is aangevallen door het slachtoffer terwijl zij haar afwasmachine aan het uitruimen was, dat tussen hen een gevecht ontstond waaraan zij zelf deelnam en dat het gevecht ten einde kwam op het moment dat zij in de gaten had dat het slachtoffer erg bloedde. Vrijwel meteen daarna zag zij dat zij een mes vast had. Verdachte heeft ook telkens verklaard dat dit moment het eerste moment was waarop zij zich daarvan bewust was. Het was niet haar bedoeling om het slachtoffer om het leven te brengen of haar letsel toe te brengen.
Sprake van (voorwaardelijk) opzet op dodelijk of zwaar letsel?Het springende punt in deze kwestie is of verdachte zich bewust was van het feit dat zij een mes in haar handen had op het moment dat zij in gevecht raakte en was met het slachtoffer.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft, bij herhaling en consistent, verklaard dat zij zich voor en tijdens het gevecht niet bewust was van het feit dat zij een mes in haar handen hield. Het procesdossier biedt geen concrete aanknopingspunten voor gerede twijfel aan verdachtes verklaringen op dit punt. In ieder geval is het enkele feit dat het slachtoffer verwondingen heeft opgelopen door een mes niet doorslaggevend. Het slachtoffer was zich overigens ook niet bewust van het feit dat verdachte een mes in haar handen hield, dus uit haar verklaring kan niet het tegendeel worden afgeleid. Gelet op deze stand van zaken heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte opzettelijk een mes heeft gehanteerd, zodat de vraag of zij daarmee de kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer heeft aanvaard onbesproken kan blijven.
ConclusieDe rechtbank zal verdachte om voormelde redenen vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Gezien het reeds beschreven handelen van verdachte, inhoudende het vastpakken, duwen en slaan van het slachtoffer, acht de rechtbank het meer subsidiair tenlastegelegde (de mishandeling) wel wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks9 september 2016 te Voorst [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop

gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in de borst(streek) en/of de schouder, althans in het (boven)lichaam, en/of in het hoofd en/of in de arm te steken en/of te prikken en/of

- die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in de hand,(met kracht) vast te pakken
en/of te duwen en/of te slaan
, waarbij die [slachtoffer] met voornoemd mes,
althans het daarop gelijkende scherpe en/of puntige voorwerp, in de
borst(streek) en/of de schouder, althans in het (boven)lichaam, en/of in het
hoofd en/of in de arm is geraakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het meer subsidiaire feit:
Mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft tevens geëist dat wordt bevolen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ingeval van een bewezenverklaring van het primair of subsidiair tenlastegelegde bepleit dat aan verdachte enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd zonder ambulante behandelverplichting. In geval van een bewezenverklaring van het meer subsidiaire heeft de raadsvrouw bepleit dat een al dan niet geheel voorwaardelijke werkstraf aan verdachte dient te worden opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 november 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 19 december 2016.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur of hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Alhoewel de situatie op 9 september 2016, waarbij het slachtoffer meermalen is geraakt met een mes, een enorme impact heeft gehad op het slachtoffer en haar omgeving, kan dit verdachte niet worden verweten in strafrechtelijke zin. Wat blijft staan is dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van haar schoonzus. Verdachte heeft haar schoonzus vastgepakt, geduwd en geslagen. De rechtbank weegt hierbij echter mee dat verdachte in de ontstane vechtpartij niet de agressor was. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
Alles overziende komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank zal aan verdachte een geldboete van € 300,00 opleggen. Daarop zal de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat één dag gelijk staat aan € 50,00.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes, volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, dient aan verdachte te worden teruggegeven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 27 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen
hechtenis;
 bepaalt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 per dag;
 bepaalt dat moet worden teruggegeven aan verdachte het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Mes (kleur zwart).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2017.
Mrs. D.S.M. Bak, H.C. Leemreize en A. Diebels zijn buiten staat om deze uitspraak te ondertekenen,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016445949, gesloten op 20 oktober 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 69-71, het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 73-79, het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 210-211, het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 214-217, het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 224-226 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 december 2016.