ECLI:NL:RBGEL:2017:6960

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 augustus 2017
Publicatiedatum
3 september 2019
Zaaknummer
C/05/320638 / FA RK 17-1560
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van gezagsbeslissing na Turkse echtscheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak verzoekt de moeder om wijziging van de gezagsbeslissing die door een Turkse rechter is genomen. De ouders zijn op 1 september 2003 in Turkije gehuwd en zijn op 8 januari 2015 gescheiden. De vader heeft sindsdien het gezag over de minderjarigen. De moeder stelt dat het gezamenlijk gezag na de echtscheiding volgens het Nederlandse recht in stand is gebleven. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 7 augustus 2017 een tussenbeschikking gegeven waarin zij zich onvoldoende geïnformeerd acht om een beslissing te nemen over het gezag. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om binnen vier weken schriftelijk te rapporteren over de nationaliteit van de ouders en de kinderen, en hun standpunt ten aanzien van de erkenning van de Turkse gezagsbeslissing. Tevens heeft de rechtbank een raadsonderzoek gelast om de verschillende visies van de ouders en de problematiek van de moeder te onderzoeken. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om te adviseren over de erkenning van de Turkse gezagsbeslissing en de mogelijkheden voor gezamenlijke gezagsuitoefening. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de ouders zijn opgeroepen voor de voortzetting van de mondelinge behandeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/320638 / FA RK 17-1560
Datum uitspraak: 7 augustus 2017

beschikking gezag en zorg-/omgangsregeling

in de zaak van

[de moeder] (nader te noemen: de moeder),

wonende te Arnhem,
advocaat mr. A. Huber te Arnhem,
tegen

[de vader] (nader te noemen: de vader),

wonende te Arnhem,
advocaat mr. S. Usanmaz te Arnhem.

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 19 mei 2017;
- het verweerschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 juli 2017;
- het e-mailbericht, met bijlagen, van mr. S. Usanmaz van 21 juli 2017.
Ter zitting van 21 juli 2017 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. A. Huber;
- de vader, bijgestaan door mr. S. Usanmaz;
- dhr. [naam] , als zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: de Raad).

De feiten

Partijen zijn op 1 september 2003 in Turkije met elkaar gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank in Kavak, Turkije, van 8 januari 2015 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 11 februari 2015 onherroepelijk geworden.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] , hierna [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] , hierna [minderjarige 2] ;
  • [minderjarige 3] , geboren te [geboortedatum] te [geboortedatum] , hierna [minderjarige 3] ;
hierna gezamenlijk ook te noemen de minderjarigen.
Bij de voormelde echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de vader met het gezag over de minderjarigen is belast en is als omgangsregeling bepaald:
- dat de moeder en de minderjarigen contact met elkaar hebben op de laatste zaterdagen en zondagen van elke maand, op de tweede en derde dag van de religieuze feesten en tussen 1 juli en 30 juli.

Het verzoek

De moeder verzoekt
de door de Turkse rechter op 8 januari 2015 bepaalde voogdijbeslissing/gezagsbeslissing aldus te wijzigen dat partijen gezamenlijk worden bekleed met het gezag over de drie minderjarige kinderen, en;
de volgende verdeling van de zorgtaken te bepalen:
- de kinderen verblijven afwisselend de ene week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 17.00 uur en de andere week op zondag van 12.00 uur tot 17.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en de helft van de feestdagen bij de moeder;
- althans een zodanige verdeling van de zorgtaken te bepalen, die de rechtbank in het belang van de kinderen acht, en;
te bepalen dat de vader de moeder eenmaal per drie maanden dient te informeren over belangrijke zaken omtrent de gezondheid, het welzijn en de schoolresultaten van de kinderen en haar bij urgente aangelegenheden daarvan terstond op de hoogte dient te stellen.
Door en namens de moeder zijn de verzoeken ter zitting gehandhaafd en toegelicht.

Het verweer

De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om de verzoeken van de moeder ten aanzien van:
  • het uitoefenen van het gezamenlijk gezag over de minderjarigen af te wijzen, dan wel de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken;
  • het uitbreiden van een omgangsregeling met een overnachting af te wijzen;
  • de verdeling van de vakanties door de helft af te wijzen;
  • de gevraagde informatieregeling af te wijzen;
  • dan wel een zodanige regeling te treffen zoals dat in goede justitie juist wordt geacht;
kosten rechtens.
Door en namens de vader zijn de standpunten ter zitting toegelicht.

Het advies van de Raad

De zittingsvertegenwoordiger heeft een raadsonderzoek geadviseerd, vanwege de verschillende visies van de ouders en de problematiek van de moeder.

De beoordeling

Gezag
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat het juridisch de vraag is wie sinds de echtscheiding het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefent. De moeder meent dat het gezamenlijk gezag na de echtscheiding volgens het Nederlandse recht in stand is gebleven. De vader meent dat de Turkse echtscheidingsbeschikking met de gezagsbeslissing als uitgangspunt dient en dat hij sinds de echtscheiding het eenhoofdig gezag over de minderjarigen uitoefent.
Volgens de ouders hebben de minderjarigen evenals zijzelf zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit.
De rechtbank stelt voorop dat de minderjarigen in Nederland zijn geboren en ook ten tijde van de echtscheidingsprocedure in Nederland hun gewone verblijfplaats hadden. In de overgelegde BRP-uittreksels is slechts opgenomen dat de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben. Hoe dan ook dient beoordeeld te worden of de rechtbank de Turkse beslissing over het ouderlijk gezag over de minderjarigen moet erkennen of niet. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen over het gezag.
De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid haar binnen vier weken na de datum van de beschikking schriftelijk te berichten over de volgende punten:
  • de nationaliteit van de minderjarigen, waarbij de ouders hun eigen dubbele nationaliteit aantonen met stukken en de vader de dubbele nationaliteit van de minderjarigen aantoont met stukken;
  • een standpunt over de erkenning van de Turkse gezagsbeslissing en de betekenis daarvan voor de voorliggende verzoeken over het gezag, waarbij de ouders tevens de mogelijkheid hebben hun verzoeken aan te vullen/te wijzigen.
Afhankelijk van de berichtgeving van partijen zal de rechtbank het verdere verloop van dit onderdeel van de procedure bepalen.
Omgangs-/zorgregeling en informatieregeling
De rechtbank stelt vast dat de ouders van mening verschillen over wat zich in het verleden heeft afgespeeld, de omgangsregeling en de problematiek van de moeder. Daarom en omdat in het verleden hulpverleningsinstanties betrokken zijn geweest, acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om te kunnen beoordelen welke omgangsregeling en/of informatieregeling in het belang van de minderjarigen is/zijn. Met instemming van de ouders gelast de rechtbank een raadsonderzoek.
Tevens verzoekt de rechtbank de Raad te adviseren over de vraag welke factoren voor of tegen een gezamenlijke gezagsuitoefening pleiten. Deze vraag die samenhangt met de mogelijkheden tot een constructieve en feitelijke gezamenlijke gezagsuitoefening kan al onderzocht worden, los van de juridische status quo.
De rechtbank verzoekt de Raad te rapporten en te adviseren over de volgende vragen:
welke factoren pleiten voor of tegen een gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouder?
Is een wijziging van de omgangs/-zorgregeling, conform het verzoek van de moeder in het belang van de minderjarigen?
Zijn er factoren die de omgangs-/zorgregeling belemmeren? Zo ja, welke? Hoe en op welke termijn zijn deze factoren op te heffen?
Hoe dient de omgangs-/zorgregeling in het belang van de minderjarigen te worden vormgegeven ?
Is het in het belang van de minderjarigen dat de vader de moeder informeert over belangrijke beslissingen die de minderjarige betreffen en zo ja, op welke wijze dient dat te gebeuren en met welke frequentie?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in voornoemde vragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de te nemen beslissing?

De beslissing

De rechtbank
1. stelt partijen in de gelegenheid de rechtbank uiterlijk 4 september 2017 schriftelijk te informeren over het gezag, zoals hiervoor is overwogen;
2. verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te rapporteren en te adviseren, zoals hiervoor is overwogen;
3. houdt iedere verdere beslissing aan en roept ouders, hun advocaten en de Raad voor de Kinderbescherming op voor de voortzetting van de mondelinge behandeling op
20 december 2017 10.20 uur in het Paleis van Justitie te Arnhem,en verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming
uiterlijk 5 december 2017de rechtbank schriftelijk te berichten over de uitkomsten van het Raadsonderzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Muis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2017.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.