ECLI:NL:RBGEL:2017:6941
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afrekening kosten huishouding na beëindiging samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad van september 2012 tot februari 2015. Gedurende deze periode hebben zij samengewoond in een woning die eigendom was van de gedaagde partij. De eiser, die werkzaamheden in de woning heeft verricht, heeft de woning eind maart 2015 verlaten. In conventie vorderde de eiser een bedrag van € 44.205,00 van de gedaagde, gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, omdat hij tijdens de samenleving een aanzienlijk deel van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding heeft gedragen. De gedaagde erkende dat zij een deel van de kosten aan de eiser diende te vergoeden, maar betwistte het totale bedrag en maakte aanspraak op vergoeding van kosten die zij stelde te hebben gemaakt voor zaken die de eiser bij zijn vertrek uit de woning had meegenomen.
De rechtbank overwoog dat partijen geen afspraken hadden gemaakt over de kosten van de huishouding en dat het inkomen van beide partijen volledig was aangewend voor de gemeenschappelijke kosten. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat hij meer had bijgedragen aan de kosten dan redelijkerwijs van hem kon worden verwacht. De vordering van de eiser werd grotendeels afgewezen, met uitzondering van een bedrag van € 3.485,96 dat door de gedaagde werd erkend. De rechtbank kende ook buitengerechtelijke kosten toe tot een bedrag van € 473,60. In reconventie werden de vorderingen van de gedaagde afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.