ECLI:NL:RBGEL:2017:6885

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
5 januari 2018
Zaaknummer
C/05/306125 / HA ZA 16-373
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot forensisch accountantsonderzoek en bewijsbeslag in geschil tussen bouwbedrijf en projectontwikkelaar

In deze zaak vorderde een bouwbedrijf, eiseres in conventie, van de projectontwikkelaar, Middengebied Geldermalsen B.V., de medewerking aan een forensisch accountantsonderzoek. Dit verzoek kwam voort uit een langdurige samenwerking en geschillen over financiële afwikkelingen van gezamenlijke projecten. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de eiseres moesten worden afgewezen, omdat er nog een minnelijk traject liep en de juridische geschilpunten niet waren beslecht. De rechtbank besloot ook het bewijsbeslag dat eerder was gelegd op te heffen.

De procedure begon met een verzoek van de eiseres om een forensisch accountantsonderzoek te gelasten, waarbij zij stelde dat partijen eerder hadden afgesproken dat dit zou gebeuren. De gedaagde partij, Middengebied, voerde echter aan dat zij niet zou meewerken aan dit onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot het instellen van een forensisch onderzoek niet zelfstandig kon worden ingesteld, omdat de vordering tot verdeling van de projectresultaten onvoldoende was onderbouwd.

In de reconventie vorderde Middengebied de opheffing van het bewijsbeslag, wat de rechtbank toekende. De rechtbank oordeelde dat de eiseres in beide zaken in de kosten moest worden veroordeeld, aangezien zij in het ongelijk was gesteld. De kosten werden vastgesteld op een aanzienlijk bedrag, gezien het belang van de zaak, dat hoger was dan € 1.000.000,00. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.M. Vaessen op 29 november 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis van 29 november 2017
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/306125 / HA ZA 16-373 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie/verweerster in reconventie],
gevestigd te Geldermalsen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.M. Kardol de Ruiter te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIDDENGEBIED GELDERMALSEN B.V.,
gevestigd te Tiel,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te 's-Hertogenbosch,
2.
[gedaagde sub 2 in conventie/eiser in voorwaardelijke reconventie],
wonende te Geldermalsen,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te 's-Hertogenbosch,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3],
gevestigd te Tiel,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.S. Verhoeven te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VASTGOEDBEMIDDELING GELRE B.V.,
gevestigd te Geldermalsen,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te 's-Hertogenbosch,
5.
[gedaagde sub 5 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie]
wonende te Rhenen,
gedaagde,
advocaat mr. R.R. Suir te Haarlem,
6.
W.M. [gedaagde sub 6 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie],
wonende te Eindhoven,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te ’s-Hertogenbosch,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 7 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie],
gevestigd te Tiel,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te ’s-Hertogenbosch,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 8 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie],
gevestigd te Geldermalsen,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te ’s-Hertogenbosch,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/308598 / HA ZA 16-472 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie/verweerster in reconventie],
gevestigd te Tiel,
eiseres,
advocaat mr. C.M. Kardol de Ruiter te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIDDENGEBIED GELDERMALSEN B.V.,
gevestigd te Tiel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VASTGOEDBEMIDDELING GELRE B.V.,
gevestigd te Tiel,
3.
[gedaagde sub 3 (inzake 16-472)],
wonende te Tiel,
4.
W.M. [gedaagde sub 6 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie],
wonende te Eindhoven,
gedaagden,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te ’s-Hertogenbosch.
In beide zaken zullen partijen hierna [eisende partij (in conventie)] en Middengebied c.s. genoemd worden.
In de zaak met rolnummer 16-373 zullen de gedaagden sub 3 en sub 5 worden aangeduid als respectievelijk Van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 5 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie].

1.De procedure

in de zaak 16-373

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 maart 2017
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van [eisende partij (in conventie)]
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2017
  • de akte van [eisende partij (in conventie)], waarin zij heeft aangekondigd de zaken tegen Van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 5 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie] in te trekken.
Daarop hebben de advocaten van Van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 5 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie] laten weten daarmee in te stemmen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
in de zaak 16-472
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 maart 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2017.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in beide zaken

2.1.
[eisende partij (in conventie)] is een bouwbedrijf dat in 1977 is opgericht door [naam oprichter eiseres (in conventie)], die op 6 december 2011 is overleden. Zijn beide zoons, [zoon 1] en [zoon 2] , hebben sindsdien de leiding bij [eisende partij (in conventie)]. Zij zijn middellijk aandeelhouder en beide bestuurder van [eisende partij (in conventie)]. De onderneming houdt zich ook bezig met projectontwikkeling.
2.2.
[gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] is de jongere broer van [naam oprichter eiseres (in conventie)] en de oom van [zoon 1] en [zoon 2]. Hij is van oudsher nauw betrokken geweest bij de projectontwikkeling, aanvankelijk vanuit een dienstbetrekking bij [eisende partij (in conventie)]. Op enig moment is hij als zelfstandige daarin verder gegaan. De broers hebben in de loop der jaren in verschillende projecten samengewerkt.
2.3.
Middengebied Geldermalsen B.V. (hierna Middengebied) is in december 1999 opgericht door [naam oprichter eiseres (in conventie)] en [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] voor het [naam project] in Geldermalsen. Op 11 mei 2000 is de onderneming ingeschreven in het handelsregister, met als enig aandeelhouder en bestuurder Vastgoedbemiddeling Gelre B.V. (hierna: Vastgoedbemiddeling). [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] is de bestuurder van Vastgoedbemiddeling.
2.4.
In 2004 zijn in Middengebied ook het [project 2] (toen nog Project Rabobank geheten) en het [project 3] (toen nog geheten Project Rijnvallei) ondergebracht, waarin [naam oprichter eiseres (in conventie)] en [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] ook een samenwerking beoogden.
2.5.
In 2006 is het [naam project] opgeleverd. In 2008 is het [project 2] opgeleverd. Het [project 3] loopt nog. Er is discussie ontstaan tussen [eisende partij (in conventie)] en [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] over de financiën in deze projecten en de financiële afwikkeling. Naar aanleiding daarvan heeft [eisende partij (in conventie)] bij deze rechtbank twee procedures aanhangig gemaakt tegen Middengebied. De eerste procedure betreft een volgens [eisende partij (in conventie)] door haar aan Middengebied verstrekte geldlening voor het [project 3] en de terugbetaling daarvan. In de tweede procedure eist [eisende partij (in conventie)] van Middengebied uitkering van het door haar gestelde winstaandeel in de projecten [naam project] en [project 2]. In beide procedures heeft op 2 oktober 2014 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waar beide partijen uiteindelijk de “dringende wens” hebben geuit om met de hulp van een door hen zelf in te schakelen mediator tot een regeling te komen. De rechtbank heeft daarmee ingestemd, waarna beide zaken zijn stilgelegd. Partijen hebben vervolgens mr. F.B. Falkena aangezocht, waarna [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)], [zoon 2] en [zoon 1] op 5 december 2014 een stuk hebben ondertekend, getiteld “Exoneratie clausule”, waarin zij, mede namens de rechtspersonen die zij besturen en/of vertegenwoordigen en die bij de tussen hen bestaande rechtsverhoudingen zijn betrokken, verklaren:
1.
Mr. F.B. Falkena te hebben verzocht, zo nodig als bindend adviseur of arbiter, zich in te spannen partijen tot een beëindiging van samenwerkingsverbanden tussen hen te brengen alsmede gerechtelijke procedures te beëindigen dan wel te voorkomen,
2.
Mr. F.B. Falkena uitdrukkelijk te vrijwaren voor iedere aansprakelijkheid uit welken hoofde dan ook op grond van het verlenen van diensten en geen enkele vorm van schade op mr. F.B. Falkena te verhalen,
3.
Ook na een eventuele beëindiging van de overeenkomst tot het verrichten van diensten zal het bepaalde inzake iedere uitsluiting van aansprakelijkheid en het niet verhalen van enige schade als bedoeld onder 2 blijven gelden.
2.6.
Mr. Falkena is vervolgens aan de slag gegaan en heeft verschillende bijeenkomsten met partijen belegd. Partijen zijn daarbij eind 2014 overeengekomen dat alle bij hen in bezit zijnde informatie met betrekking tot de drie Projecten aan Administratie- en advieskantoor [naam adm.-advieskantoor] (hierna: [naam adm.-advieskantoor]) zou worden verstrekt om een onderzoek te doen naar de financiële verantwoording van de Projecten. Mr. Falkena heeft vragen aan [naam adm.-advieskantoor] geformuleerd, onder meer inhoudende of de geboekte kosten op het betreffende Project zagen, of voor de opgevoerde kosten bewijsstukken voorhanden waren, of er aan de kosten overeenkomsten ten grondslag lagen en welke bestemming aan de winst is gegeven.
2.7.
Van meet af aan is er discussie geweest over welke stukken aan [naam adm.-advieskantoor] ter beschikking moesten worden gesteld; erop neerkomend dat [eisende partij (in conventie)] vond dat van de zijde van Middengebied c.s. niet alle relevante stukken werden overgelegd. Op 19 mei 2015 heeft [naam adm.-advieskantoor] aan Falkena een eerste tussenrapport uitgebracht, met daarin een overzicht van ontvangen leningen en aflossingen, een overzicht van uitbetaalde winsten en een overzicht van overige opvallende posten. Dit tussenrapport heeft mr. Falkena met [naam adm.-advieskantoor] besproken en daarvan een verslag opgemaakt, dat op 29 mei 2015 aan partijen is toegestuurd. Nadat partijen begin juni 2015 kennis hadden kunnen nemen van het tussenrapport van [naam adm.-advieskantoor], zijn er van de zijde van [eisende partij (in conventie)] vragen gesteld. [eisende partij (in conventie)] meende kort gezegd dat er nog steeds informatie ontbrak en is vervolgens ook voorwaarden gaan stellen aan haar verdere medewerking. De contacten verliepen vanaf dat moment nog stroever.
2.8.
Een door [naam adm.-advieskantoor] opgesteld voorlopig eindrapport is op 21 oktober 2015 door mr. Falkena doorgestuurd aan partijen voor commentaar. In het commentaar van [eisende partij (in conventie)] werd gemeld dat zij “ten opzichte van alle betrokkenen” “gevolgen” zou gaan verbinden aan een en ander. Mr. Falkena zag dit als een ook tegen hem gericht dreigement en heeft [eisende partij (in conventie)] hierop aangesproken. Dit punt is vervolgens bijgelegd. In besprekingen die hierna volgden heeft [eisende partij (in conventie)] de wens geuit een forensisch accountantsonderzoek te laten verrichten. Bij e-mailbericht van 18 januari 2016 heeft de advocaat van Middengebied c.s. laten weten dat zijn cliënten menen een dergelijk accountantsonderzoek niet te kunnen beletten en dat zij evenmin kunnen beletten een forensisch accountant voor [eisende partij (in conventie)] de stukken die zich bij [naam adm.-advieskantoor] bevinden, te laten onderzoeken. Verder deelt de advocaat mede dat zijn cliënten niet zullen meewerken aan een dergelijk eigen onderzoek van [eisende partij (in conventie)].
2.9.
Op 24 februari 2016 heeft Middengebied c.s. een deel van de door haar ter beschikking gestelde administratie laten weghalen bij [naam adm.-advieskantoor] door [gedaagde sub 6 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie] [eisende partij (in conventie)] was het daar niet mee eens en medio april 2016 is de administratie weer teruggebracht.
2.10.
Op 19 mei 2016 heeft [eisende partij (in conventie)] deze rechtbank om toestemming gevraagd voor het leggen van bewijsbeslag. Die toestemming is verleend op 20 mei 2016 en op 9 juni 2016 is beslaglegging gevolgd.
2.11.
Op 1 juli 2016 heeft [naam adm.-advieskantoor] weer een tussenrapport uitgebracht aan mr. Falkena.

3.Het geschil

in de zaak 16-373

3.1.
[eisende partij (in conventie)] vordert
in conventie, samengevat:
- het gelasten van een forensisch accountantsonderzoek door een door de rechtbank aan te wijzen forensisch accountant, om op basis van de inbeslaggenomen stukken vanaf 1999 de projectresultaten te reconstrueren en de kapitaalverhoudingen vast te stellen, inclusief rentebaten en -lasten, en vervolgens te komen tot een verdeling van de projectresultaten tussen [eisende partij (in conventie)] en Middengebied, “teneinde het bestuur van [eisende partij (in conventie)] en haar accountants in de gelegenheid te stellen om
  • de opbouw van de projectresultaten en de verdeling tussen de projectresultaten per project te kennen, en
  • de mate waarin winstuitkeringen uit de projecten aan beide partijen zijn gedaan, en
  • het verloop van de kapitaalinbreng per project en per partij vast te stellen, gedurende de looptijd van de gezamenlijke projecten,
  • althans een zodanige doelomschrijving als de rechtbank in goede justitie redelijk en billijk acht”
- Middengebied en [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] te gelasten rekening en verantwoording af te leggen over het beheer en penvoerderschap van de drie gezamenlijke Projecten, de forensisch accountant die te laten controleren alsmede de administraties van die Projecten over te leggen
- Middengebied en [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] te veroordelen om op straffe van een dwangsom binnen zeven dagen na dit vonnis aan [eisende partij (in conventie)] de inbeslaggenomen zaken ter beschikking te stellen, althans haar toe te staan daar vrijelijk over te beschikken,
een en ander met veroordeling van Middengebied c.s. in de kosten.
3.2.
[eisende partij (in conventie)] stelt daartoe kort gezegd dat partijen hebben afgesproken dat er een forensisch onderzoek zoals door haar gewenst, zou komen en dat Middengebied dat nu onmogelijk maakt, terwijl zij gehouden is rekening en verantwoording jegens [eisende partij (in conventie)] af te leggen.
3.3.
Middengebied c.s. voert verweer. Onder de voorwaarde dat [eisende partij (in conventie)]’s vorderingen in conventie worden afgewezen, vordert zij
in reconventieopheffing van het 9 juni 2016 door [eisende partij (in conventie)] gelegde bewijsbeslag, met bevel die goederen af te geven op straffe van een dwangsom en [eisende partij (in conventie)] te veroordelen tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat, die Middengebied c.s. door de beslaglegging hebben geleden.
3.4.
[eisende partij (in conventie)] heeft verweer gevoerd in voorwaardelijke reconventie.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak 16-472
3.6.
[eisende partij (in conventie)] vordert samengevat - primair de hoofdelijke veroordeling van Middengebied en/of [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] en/of Vastgoedbemiddeling Gelre tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat, die zij lijdt ten gevolge van hun wanprestatie. Subsidiair vordert [eisende partij (in conventie)] een verklaring voor recht dat Middengebied en/of [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] en/of Vastgoedbemiddeling Gelre en/of [gedaagde sub 6 in conventie / eiser in voorwaardelijke reconventie] onrechtmatig hebben gehandeld, met hun hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van [eisende partij (in conventie)]’s schade, nader op te maken bij staat, een en ander vermeerderd met rente en de proceskosten.
3.7.
[eisende partij (in conventie)] stelt daartoe kort gezegd dat partijen zijn overeengekomen hun administraties met betrekking tot de drie Projecten aan [naam adm.-advieskantoor] ter beschikking te stellen en dat Middengebied c.s. wanprestatie pleegt door haar administratie daar weg te halen waardoor ook het door [eisende partij (in conventie)] gewenste forensisch accountantsonderzoek onmogelijk is. Bovendien is er een afspraak gemaakt over het uitvoeren van een forensisch accountantsonderzoek. Middengebied c.s. weigert nu daaraan mee te werken. Ook door die afspraak niet na te komen, pleegt Middengebied wanprestatie. Subsidiair meent [eisende partij (in conventie)] dat het handelen van Middengebied c.s. als onrechtmatig is te beschouwen.
3.8.
Middengebied c.s. voert verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in beide zaken

4.1.
Deze beide zaken zijn voortgekomen uit twee bij deze rechtbank aanhangige geschillen die gaan over een door [eisende partij (in conventie)] aan Middengebied verstrekte geldlening voor het [project 3] en de terugbetaling daarvan (zaak met rolnummer 14-106) en de betaling door Middengebied van het door [eisende partij (in conventie)] gestelde winstaandeel in de projecten [naam project] en [project 2] (zaak met rolnummer 14-399). Ter comparitie hebben [eisende partij (in conventie)] en Middengebied gekozen voor een andere wijze van oplossing van beide geschillen. Men wilde proberen in onderling overleg met een derde eruit te komen. Partijen hebben mr. Falkena bereid gevonden de taak van geschilbeslechter op zich te nemen. Wat opvalt is dat partijen thans van mening verschillen over de vraag of mr. Falkena als arbiter, bindend adviseur of als mediator optreedt, of dat zijn rol nog anders is. De stukken geven daarover geen uitsluitsel; daarin komen zowel de term mediation als arbitrage en bindend advies voor. Uit niets blijkt dat partijen ooit uitdrukkelijk voor een van deze geschilbeslechtingsmethodes hebben gekozen. Dat neemt niet weg dat er een alternatief traject loopt, dat de rechtbank in navolging van partijen ook zal aanduiden als “het traject”.
4.2.
Nadat mr. Falkena eind 2014/begin 2015 aan de slag is gegaan, heeft hij er kennelijk voor gekozen om aan [naam adm.-advieskantoor] te vragen de geldstromen rond de projecten die partijen in het verleden gezamenlijk hebben uitgevoerd, in kaart te brengen aan de hand van de administraties van beide partijen. Kennelijk wil mr. Falkena op die manier inzicht krijgen in de geldstromen en de financiën rond de projecten, om vervolgens de tussen partijen bestaande geschilpunten aan de hand van dit inzicht op te lossen. Op zichzelf is dat een methode die goed kan werken. Nadat [naam adm.-advieskantoor] aan de slag is gegaan en een eerste tussenrapport heeft uitgebracht, is echter bij [eisende partij (in conventie)] de wens ontstaan om een forensisch accountantsonderzoek te laten uitvoeren. Kennelijk verliest [eisende partij (in conventie)] op dat moment vertrouwen in het door [naam adm.-advieskantoor] ingestelde onderzoek. Mr. Falkena en Middengebied willen haar daarin niet tegenhouden, maar Middengebied laat wel weten dat zij daar zelf niet aan zal meewerken. Als vervolgens Middengebied haar deel van de administratie bij [naam adm.-advieskantoor] weghaalt, met als argument dat [naam adm.-advieskantoor] daarmee klaar is, zet dat kwaad bloed bij [eisende partij (in conventie)]. [eisende partij (in conventie)] zal vermoedelijk hebben gedacht dat Middengebied zo het door haar gewenste forensisch onderzoek wilde tegenwerken omdat daardoor de administratie niet meer volledig beschikbaar was. Na protest van [eisende partij (in conventie)] heeft Middengebied de administratie teruggebracht bij [naam adm.-advieskantoor] en korte tijd later heeft [eisende partij (in conventie)] bewijsbeslag gelegd. In aansluiting daarop is de zaak met rolnummer 16-373 tegen Middengebied c.s. aanhangig gemaakt, waarin [eisende partij (in conventie)] niet alleen forensisch onderzoek eist, maar ook verdeling van de projectresultaten verlangt.
4.3.
Feitelijk komt de vordering in de zaak met rolnummer 16-373 daarmee neer op een algehele financiële afwikkeling van de samenwerking sinds 1999. Dit roept een aantal vragen op. Allereerst is er de vraag hoe deze vordering zich verhoudt tot het nog steeds lopende traject onder leiding van mr. Falkena. waaraan – zo lijkt het althans – min of meer dezelfde vraag is voorgelegd en de bij deze rechtbank reeds aanhangige maar thans stilgelegde zaken. Middengebied c.s. maakt hier terecht een punt van. Weliswaar betreffen dat geschillen tussen alleen [eisende partij (in conventie)] en Middengebied, terwijl in deze zaak door [eisende partij (in conventie)] meer partijen dan alleen Middengebied zijn betrokken, maar daaraan heeft [eisende partij (in conventie)] in haar processtukken verder geen kenbare aandacht besteed, zodat dit gegeven hier geen gewicht in de schaal legt.
4.4.
Verder lijkt de thans gevorderde verdeling uit te gaan van een verdeling bij helfte. [eisende partij (in conventie)] lijkt daarop althans aanspraak te willen maken. Dit terwijl zij haar claim ter zake niet expliciet heeft onderbouwd. Zeker nu ook in de eerder bij deze rechtbank aanhangig gemaakte zaken heel andere, veel beperktere, vorderingen waren ingesteld, had dit wel op haar weg gelegen. Daar komt bij dat ter comparitie is gebleken dat volgens Middengebied c.s. de samenwerkingsafspraken steeds veel complexer waren. Niet altijd heeft [eisende partij (in conventie)] voor de helft geparticipeerd, terwijl er ook sprake is geweest van herinvesteringen door [eisende partij (in conventie)] van opbrengsten in andere projecten. Dit zou nopen tot een heel andere verdeling dan een verdeling bij helfte. Bovendien is bepaald niet uit te sluiten dat wanneer inderdaad de afrekening van samenwerking vanaf 1999 opnieuw moet plaatsvinden, een deel van de vorderingen ook is verjaard, zoals Middengebied c.s. heeft opgemerkt.
4.5.
Voor zover [eisende partij (in conventie)] meent dat de verdeling anders zou moeten plaatsvinden en zij het aan de accountant wil overlaten om te bepalen hoe verdeeld moet worden - haar vordering zou ook in die zin kunnen worden begrepen -, heeft te gelden dat daarmee wordt miskend dat over de wijze van verdeling het debat in rechte dient te gaan. De verdeling is dan immers afhankelijk van wat partijen zijn overeengekomen en het is de taak van de rechter en niet van de accountant om te bepalen wat partijen zijn overeengekomen. Ook vragen rond verjaring dienen door de rechter te worden beslecht. In zoverre schieten de stellingen van [eisende partij (in conventie)] eveneens te kort. [eisende partij (in conventie)] heeft haar vordering tot verdeling dan ook volstrekt onvoldoende onderbouwd. Dit deel van haar vordering moet daarom worden afgewezen.
4.6.
De vordering tot het gelasten van een forensisch accountantsonderzoek zou daar in wezen een afgeleide van moeten zijn. In het normale geval immers zou gemotiveerd een vordering tot verdeling zijn ingesteld, met het gelijktijdig verzoek aan de rechtbank een forensisch accountant een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren naar de gang van zaken rond de samenwerking. Nu de vordering tot verdeling wegens onvoldoende onderbouwing moet worden afgewezen, dient de vordering tot het instellen van een forensisch onderzoek dat lot te delen. Die vordering kan niet zelfstandig worden ingesteld: Middengebied c.s. meent terecht dat zij als tegenpartij niet zomaar kan worden gehouden daaraan mee te werken. Dit zou anders kunnen zijn als partijen daarover een overeenkomst zouden hebben gesloten.
4.7.
In de zaak met rolnummer16-472 - waarin [eisende partij (in conventie)] kort gezegd schadevergoeding vordert in verband met wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen van Middengebied c.s. - stelt [eisende partij (in conventie)] echter niet dat met zoveel woorden met Middengebied c.s. is overeengekomen dat er een forensisch accountantsonderzoek zou komen. Dit volgt ook niet uit de gedingstukken. Daaruit komt slechts naar voren dat Middengebied heeft laten weten zich niet ertegen te verzetten als [eisende partij (in conventie)] (voor eigen rekening) een forensisch accountantsonderzoek zou laten uitvoeren, maar dat zij er zelf niet aan zou meewerken. Dit duidt bepaald niet op een overeenkomst. Dan is er nog de stelling dat wanprestatie is gepleegd doordat Middengebied haar administratie in april 2016 bij [naam adm.-advieskantoor] heeft weggehaald en daarmee de afspraak heeft geschonden dat zij haar administratie aan [naam adm.-advieskantoor] ter beschikking zou stellen. Echter, als er al sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming van Middengebied, is die teniet gedaan doordat Middengebied na protest van [eisende partij (in conventie)] de administratie heeft teruggebracht. Daarmee is er nooit verzuim ingetreden en is er dus ook geen grond voor schadevergoeding. Maar ook als dat verzuim wel al zou zijn ingetreden, is dat met het terugbrengen van de administratie gezuiverd. Dat [eisende partij (in conventie)] daardoor schade heeft ondervonden, is niet gesteld of gebleken. De onrechtmatige daadsgrondslag is verder wat betreft Middengebied ook onvoldoende onderbouwd, zodat ook daaraan voorbij moet worden gegaan.
4.8.
Naast Middengebied en [gedaagde sub 3 (inzake 16-472)] zijn er door [eisende partij (in conventie)] in beide zaken nog enkele andere partijen gedagvaard. Wat hun rol in de gemaakte verwijten is geweest en waarom zij door [eisende partij (in conventie)] in rechte zouden kunnen worden betrokken, is niet toegelicht. Een en ander voert tot de conclusie dat in de zaak met rolnummer 16-373 [eisende partij (in conventie)]’s vordering in conventie moet worden afgewezen en dat de in de zaak met rolnummer 16-472 door [eisende partij (in conventie)] ingestelde vordering dat lot moet delen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eisende partij (in conventie)] in beide zaken in de kosten worden verwezen. Daarbij zal wat betreft de advocaatkosten worden gerekend met het hoogste tarief aangezien het belang van deze zaak hoger is dan € 1.000.000,00 en dat belang ook terugkomt in de omvang van door [eisende partij (in conventie)] geproduceerde processtukken, waarop Middengebied c.s. het verweer hebben moeten inkleden. De over de kosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar overeenkomstig de vordering.
4.9.
Met het voorgaande is voldaan aan de voorwaarde waaronder Middengebied c.s. in de zaak met rolnummer 16-373 haar
reconventionelevordering tot kort gezegd opheffing van het bewijsbeslag heeft ingediend. Middengebied c.s. heeft in dat kader in haar conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie niet meer gesteld dan dat met de afwijzing van de vordering in conventie gegeven is dat het beslag onrechtmatig is gelegd dan wel vexatoir is. Daarmee miskent zij evenwel de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat met de afwijzing van een vordering niet zonder meer is gegeven dat ook het gelegde beslag moet worden opgeheven. Daartoe dient de rechter steeds een belangenafweging te maken (HR 25 november 2005, NJ 2006, 148). Ter zitting heeft Middengebied c.s. kort gezegd betoogd dat [naam adm.-advieskantoor] de stukken al heeft gezien, zodat er geen grond is naast de toenmalige accountantsrapporten en de rapportage van [naam adm.-advieskantoor] nog andere stukken in het geding te brengen voor het afleggen van rekening en verantwoording, ook omdat een deel van de vorderingen zal zijn verjaard en een deelproject nog loopt. [eisende partij (in conventie)] heeft daar, mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen omtrent haar vorderingen, onvoldoende tegenover gesteld, zodat de vordering tot opheffing van het beslag moet worden toegewezen. De gevorderde dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [eisende partij (in conventie)] in gebreke blijft met de opheffing zal worden toegewezen, met dien verstande dat de te verbeuren dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 250.000,00.
4.10.
Wat betreft de vordering tot schadevergoeding, heeft te gelden dat Middengebied c.s. niet heeft onderbouwd waarom zij ten gevolge van het leggen van bewijsbeslag schade heeft geleden, zodat dit deel van haar vordering moet worden afgewezen.
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eisende partij (in conventie)] in de kosten van de reconventie worden veroordeeld, waarbij eveneens zal worden gerekend met het hoogste tarief wat betreft de advocaatkosten. De over de kosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar overeenkomstig de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank, recht doende,
in de zaak 16-373
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij (in conventie)] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Middengebied c.s. begroot op € 619,00 voor griffierecht en op € 6.422,00 voor advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag nadat dit vonnis is gewezen,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
heft het op 9 juni 2016 gelegde bewijsbeslag op en veroordeelt [eisende partij (in conventie)] om binnen twee dagen na betekening van dit vonniste de in beslag genomen goederen af te geven aan Middengebied c.s. op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 250.000,00,
5.5.
veroordeelt [eisende partij (in conventie)] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Middengebied c.s. begroot op € 1.605,50 voor advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag nadat dit vonnis is gewezen,
5.6.
verklaart de onder 5.4 en 5.5 gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde
in de zaak 16-472
5.8.
wijst de vordering af,
5.9.
veroordeelt [eisende partij (in conventie)] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Middengebied c.s. begroot op € 619,00 voor griffierecht en op € 6.422,00 voor advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag nadat dit vonnis is gewezen,
5.10.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2017.