Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 december 2016
- de conclusie na niet-gehouden enquête van [eisende partij]
- de antwoordconclusie na niet-gehouden enquête van ROC Rijn IJssel
- de akte uitlating productie van [eisende partij] .
2.De verdere beoordeling
1.De feiten, beschrijving van het letsel
3.Gebroken stukjes glas op 2 à 3 meter achter de betreffende klapdeur
uit de verwonding blijkt dat met grote kracht tegen de ruit is geslagen. Gezien de plaats van de stukjes glas op de grond achter de deur, kan er geen sprake van zijn geweest dat met grote kracht tegen de ruit is geslagen, maar geduwd. De kogel van 1,5 m valhoogte in het rapport van [deskundige A] heeft een snelheid van ruim 5 m/s. In dit rapport is berekend dat de snelheid van de vuist van [eisende partij] niet hoger kan zijn geweest dan 3 m/s. Ook een snelheid van ruim 5 m/s kan niet worden gezien als een krachtige slag/stoot.
Het is mogelijk dat bij veiligheidsglas, dat breekt in kleine stukjes, er scherpe kleine stukjes in de sponning blijven vastzitten waarlangs de onderarm is bewogen en de wond hebben gesneden.
verticalestijl van de deur. De maten van de deur corresponderen namelijk niet met het bereiken van de bovenrand van de sponning respectievelijk het in aanraking komen met scherpe punten glas in de onderrand van de sponning. Gezien de plaats van de wond aan de dorsale zijde van de onderarm, had [eisende partij] in dit geval met maximaal geëndoroteerde arm in maximale pronatie van de elleboog de beweging moeten uitvoeren […]. Een dergelijke positie en beweging is volkomen onnatuurlijk zo niet onmogelijk om deze met kracht uit te voeren. Hieruit moet geconcludeerd worden dat de wond niet ontstaan kan zijn door een in de sponning van de deur vastzittende scherpe punt glas ingeval van veiligheidsglas.
vastzittende, punt glas ongeveer verticaal boven de horizontale stand van de hand hebben gezeten, […]
5.De diagonale wondvorm op de onderarm van [eisende partij]
6.Conclusies
7.Eindconclusie.
linkerklapdeur. [eisende partij] wijst vervolgens op de verklaring van [getuige B] , die het over de
rechterklapdeur heeft. Deze enkele verklaring is echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de stelling dat de duw/slag tegen de rechter klapdeur aankwam als vaststaand feit aan te kunnen nemen. Verder bewijs op dit punt is niet geleverd of aangeboden, zodat de rechtbank daarvan ook niet in rechte kan uitgaan. Dat de vraag of het om de rechter of linker klapdeur ging niet eerder aan bod is gekomen doet daar niet aan af. De stelling dat het de rechterdeur moet zijn geweest is pas nu door [eisende partij] als uitgangspunt voor zijn conclusies gehanteerd. Geen punt van geschil is dat indien de impact zou hebben plaatsgevonden nabij de sponning aan de rechterzijde van de linker klapdeur of, zoals ROC Rijn IJssel nog als mogelijkheid aanvoert, aan de rechterzijde van de rechter klapdeur, de onderbouwing van het standpunt van [deskundige B] dat een dergelijke slag niet aannemelijk is, is komen te ontvallen.
2.712,00(6,0 punten × tarief € 452,00)