ECLI:NL:RBGEL:2017:6850

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
C/05/297071 HA ZA 16-57
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Letselschade door gebrekkige opstal en bewijswaardering van veiligheidsglas in klapdeur

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een letselschadeclaim van de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. Z.J. Rittersma, tegen de stichting ROC Rijn IJssel, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.A.M. Rupert. De eiser stelt dat hij letsel heeft opgelopen door een gebrekkige opstal, specifiek door het ontbreken van veiligheidsglas in een klapdeur op een school. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 14 december 2016 vastgesteld dat de eiser moet bewijzen dat er ten tijde van het ongeval geen veiligheidsglas aanwezig was dat voldeed aan de NEN 3569 norm. De eiser heeft een rapport ingebracht van deskundige B, die concludeert dat de wond van de eiser is ontstaan door een scherpe stilstaande punt glas en niet door veiligheidsglas. De gedaagde partij betwist deze conclusies en heeft een rapport van deskundige A ingebracht, die stelt dat de verwonding ook door gehard glas kan zijn veroorzaakt.

De rechtbank heeft de rapporten van beide deskundigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat de eiser niet heeft bewezen dat er geen veiligheidsglas aanwezig was in de klapdeur. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 12 juli 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/297071 / HA ZA 16-57
Vonnis van 12 juli 2017
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. Z.J. Rittersma te Laag-Keppel,
tegen
de stichting
STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGEN CENTRUM ARNHEM (HANDELSNAAM ROC RIJN IJSSEL),
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en ROC Rijn IJssel genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 december 2016
  • de conclusie na niet-gehouden enquête van [eisende partij]
  • de antwoordconclusie na niet-gehouden enquête van ROC Rijn IJssel
  • de akte uitlating productie van [eisende partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 14 december 2016. De rechtbank blijft bij wat daarin is vastgesteld en overwogen.
2.2.
[eisende partij] is opgedragen te bewijzen dat ten tijde van het ongeluk in de klapdeur geen veiligheidsglas zat dat voldeed aan de NEN 3569 norm.
2.3.
Er zijn geen getuigen gehoord. [eisende partij] heeft als bewijsmiddel een rapport ingebracht van [deskundige B] , biomechanicus (verder: [deskundige B] ).
2.4.
In zijn rapport schrijft [deskundige B] , voor zover hier relevant:

1.De feiten, beschrijving van het letsel

De wond van [eisende partij] is één enkele snijwond met een scherpe, niet rafelige wondrand. De wond bloedde hevig. De wond was een scherp afgetekende diepe snede met een diepte van 1 à 2 cm, over een lengte van ca. 25 cm ( […] overeenkomende met de lengte van een onderarm van een persoon van ca. 175 cm lengte). In de medische informatie is niet beschreven dat in de wond zich glassplinters bevonden. Ik raadpleegde medisch adviseur en orthopedisch chirurg [de heer A] of het gebruikelijk is dat aantreffen en verwijderen van glas in de medische informatie vermeld zou zijn. Naar zijn inzicht zou het uiterst ongebruikelijk zijn dat dat niet vermeld wordt.
Twee taaie weefsellagen (de huid en spierfascie) zijn volledig doorgesneden. Een bloedvat is volledig doorgesneden. Er is slechts één langgerekt litteken en niet meerdere kleine littekens.
2. De meest spontane en natuurlijke beweging van vuist/arm bij een krachtige duw
In de analyse wordt er van uitgegaan dat de stoot/duw van [eisende partij] tegen de ruit op de meest spontane, meest natuurlijke en vanzelfsprekende wijze, wordt uitgevoerd. […] Het meest logische en natuurlijke in de beweging van het horizontaal strekken van de arm tegen weerstand, is dat [eisende partij] met licht gebogen elleboog de deur raakt […] vervolgens weerstand voelt door de sterke veer en de massatraagheid van de deur, en daarna de beweging krachtiger doorzet. De strekbeweging in de elleboog en anteflexie glenohumeraal wordt in een krachtige duw, normaal gesproken uitgevoerd met een pronatie (naar binnen draaien) in het ellebooggewricht […]. De meest krachtige spieren van de onderarm en schoudergordel worden maximaal ingezet indien de beweging gepaard gaat met een pronatiebeweging in de elleboog. [eisende partij] heeft een lengte van ca. 175 cm hetgeen betekent dat de plaats van impact op de ruit op een hoogte ligt van ca. 150 cm. en rechtsboven het handvat op de deur […].

3.Gebroken stukjes glas op 2 à 3 meter achter de betreffende klapdeur

In getuigenverklaringen wordt gemeld dat gebroken stukjes glas wel op 2 à 3 meter achter de deur in kleine stukjes op de grond ligt. […]
Ik heb theoretisch onderzoek gedaan naar de snelheid van de vuist van [eisende partij] . Dit onderzoek betreft het wegschieten van stukjes glas in een verticaal opgestelde ruit, waarbij de essentie ligt op de afstand van het gebroken glas achter de deur in relatie van de snelheid van de stoot.
In het rapport van [deskundige A] schrijft hij op pagina 23:
uit de verwonding blijkt dat met grote kracht tegen de ruit is geslagen. Gezien de plaats van de stukjes glas op de grond achter de deur, kan er geen sprake van zijn geweest dat met grote kracht tegen de ruit is geslagen, maar geduwd. De kogel van 1,5 m valhoogte in het rapport van [deskundige A] heeft een snelheid van ruim 5 m/s. In dit rapport is berekend dat de snelheid van de vuist van [eisende partij] niet hoger kan zijn geweest dan 3 m/s. Ook een snelheid van ruim 5 m/s kan niet worden gezien als een krachtige slag/stoot.
4. De plaats van de snede op de onderarm van [eisende partij] in relatie met de mogelijke plaats van
een scherpe glaspunt in de ruit
[…]
Een snijwond met een lengte van ca. 25 cm lengte, 1 tot 2 cm diep, zonder glassplinters, kan onmogelijk door meebewegende glassplinters zijn ontstaan. Om een dergelijke lange en diepe wond te veroorzaken is een scherp, stilstaand voorwerp noodzakelijk, waarlangs de arm beweegt. Zoals geschreven kunnen losse glassplinters/scherven geen wond veroorzaken zoals bij [eisende partij] in de onderarm is gesneden. Het kan niet anders dan dat er een scherpe punt glas, vastgehouden door de sponning van de ruit in de deur en de beweging van de arm van [eisende partij] , de lange snijwond heeft veroorzaakt.
In de stukken wordt melding gemaakt van het volgende:
Het is mogelijk dat bij veiligheidsglas, dat breekt in kleine stukjes, er scherpe kleine stukjes in de sponning blijven vastzitten waarlangs de onderarm is bewogen en de wond hebben gesneden.
Echter dat is in dit geval zeer onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk. De enige plaats van impact waarlangs de onderarm zou kunnen hebben bewogen en waar scherpe stukjes glas in de sponning vastgeklemd hadden kunnen zitten, is langs de
verticalestijl van de deur. De maten van de deur corresponderen namelijk niet met het bereiken van de bovenrand van de sponning respectievelijk het in aanraking komen met scherpe punten glas in de onderrand van de sponning. Gezien de plaats van de wond aan de dorsale zijde van de onderarm, had [eisende partij] in dit geval met maximaal geëndoroteerde arm in maximale pronatie van de elleboog de beweging moeten uitvoeren […]. Een dergelijke positie en beweging is volkomen onnatuurlijk zo niet onmogelijk om deze met kracht uit te voeren. Hieruit moet geconcludeerd worden dat de wond niet ontstaan kan zijn door een in de sponning van de deur vastzittende scherpe punt glas ingeval van veiligheidsglas.
De meest natuurlijk plaats van de impact is rechts boven het handvat […]. Wil nu toch een snijwond ontstaan aan de dorsale zijde van de onderarm, zoals in het geval van [eisende partij] , dan moet er een scherp
vastzittende, punt glas ongeveer verticaal boven de horizontale stand van de hand hebben gezeten, […]
Geconcludeerd wordt, dat op basis van de meest natuurlijk beweging van de arm bij krachtig duwen, de vuist in ongeveer horizontale eindstand moet staan en een vastzittende scherpe glaspunt de wond moet hebben veroorzaakt.

5.De diagonale wondvorm op de onderarm van [eisende partij]

Het litteken van de wond vertoont een diagonaal verloop over de onderarm, van het midden van de pols aan de dorsale zijde van de onderarm ter hoogte van het tuberculum dorsale radii, naar het caput radii […]. Doorgesneden zijn: m. extensor indicis, m. extensor digitorum, m. extensor digiti minimi en m. extensor carpi ulnaris, met bijbehorende bindweefsel korsetten. Voor het doorsnijden van de huid en de bindweefsel korsetten is de meeste snijkracht nodig t.o.v. het spierweefsel zelf. Het diagonaal lopen van de wond wordt verklaard uit het feit dat de meest natuurlijke en krachtige beweging wordt gevolgd, zijnde: extensie van de elleboog met pronatie (naar binnen draaien) van de onderarm tijdens anteflexie van het glenohumerale gewricht. […]

6.Conclusies

Ad. 1 De wond van [eisende partij] is één enkele niet rafelige lange en diepe snijwond (geen scheurwond) die ontstaan moet zijn door een scherpe stilstaande punt glas. In de wond bevinden zich geen glassplinters. Er is slechts één langgerekt litteken en niet meerdere kleine littekens. Dit wijst op gewoon glas en geen veiligheidsglas dat brokkelig in kleine stukjes breekt.
Ad. 2 Krachtig strekken van de elleboog in combinatie met pronatie en anteflexie glenohumeraal is de meest natuurlijke, spontane beweging bij een krachtige duw naar voren. Deze beweging wordt bevestigd door het verloop van de wond. Hieruit kan worden afgeleid dat de plek van impact op ca. 150 cm hoogte en rechtsboven het handvat op de deur moet hebben plaatsgevonden.
Ad. 3 Stukjes glas op een afstand van ca. 3 meter vanaf de plaats van impact op de grond bewijzen dat [eisende partij] niet uit volle kracht gestoten/geslagen heeft tegen de deur maar krachtig heeft geduwd, hetgeen overeenkomt met zijn verklaring. Het onderzoek van [deskundige A] betreft niet de snelheid van de vuist van [eisende partij] maar is een studie naar het breukpatroon van verschillende gaskwaliteiten.
Ad. 4 De scherp afgetekende snijwond moet ontstaan zijn door een naar beneden wijzende, vastzittende, scherpe punt glas. Deze scherpe punt kan onmogelijk heel dicht bij de sponning van de deur hebben gezeten. Dit wijst op brekend glas in grote vlakken en niet op zogenaamd veiligheidsglas dat breekt in kleine scherven (brokkelend glas).
Ad. 5 De diagonale wond op de onderarm van [eisende partij] bevestigt dat de beweging van de vuist door de ruit overeenkomstig de meest natuurlijke beweging van de arm in een strekbeweging is.

7.Eindconclusie.

Veiligheidsglas.
Dit is glas met een veilig breukpatroon, waarin bij breuk geen grote scherven of openingen ontstaan. De kans op ernstig letsel is daarmee onmogelijk geworden. (www.glasspecialisten.nl)
Gewoon glas.
Bij gewoon glas ontstaan bij breuk gevaarlijke scherven en openingen in het glas. Dit breukgedrag
kan leiden tot lichamelijk letsel, zoals ernstige snijwonden. Zeker op plekken waar het glas makkelijk bereikbaar is, kan glasbreuk ernstige gevolgen hebben. (www.glasspecialisten.nl)
De ruit die brak door de actie van [eisende partij] bevatte geen veiligheidsglas.
Op het moment van het ongeval van [eisende partij] bevatte de ruit in de klapdeuren gewoon glas.
2.5.
[eisende partij] stelt dat met het rapport van [deskundige B] bewezen is dat geen veiligheidsglas dat voldoet aan NEN 3569 aanwezig was in de ruit die hij brak.
2.6.
ROC Rijn IJssel betwist de conclusies van [deskundige B] en betwist dat daarmee voornoemde stelling bewezen is. Zij heeft bij haar antwoordconclusie na niet-gehouden enquête een rapport ingebracht van [de heer B] , Glass technology consultant bij [bedrijf A] gevestigd in [woonplaats] , [woonplaats] (verder: [de heer B] ).
2.7.
[de heer B] weerspreekt in zijn rapport een aantal van de tussenconclusies en de eindconclusie van [deskundige B] .
2.8.
Ten aanzien van de conclusie van [deskundige B] dat “stukjes glas op een afstand van ca. 3 meter vanaf de plaats van impact op de grond bewijzen dat [eisende partij] niet uit volle kracht gestoten/geslagen heeft tegen de deur maar krachtig heeft geduwd”, schrijft [de heer B] dat deze conclusie niet correct is, stoelt op een irrelevante simulatie en uitgaat van een foutieve referentiewaarde. Hij schrijft - kort weergegeven - dat voor een relevante simulatie meer parameters bekend moeten zijn dan door [deskundige B] gebruikt, zoals de stevigheid van het glas, de massa van de scherven, het contactoppervlak tussen het glas en het inslaande voorwerp. Zonder kennis van alle essentiële parameters kan er, aldus [de heer B] , geen uitspraak gedaan worden over de relatie tussen de afstand van de glasdeeltjes en de kracht van de vuistslag.
[de heer B] schrijft voorts dat de plaats van de verwonding van [eisende partij] te verklaren is als zijn arm niet door de rechter- maar door de linkerdeur is geslagen, waarbij hij verwijst naar een schriftelijke verklaring van [de heer C] , opgetekend op een rapportage formulier behorend bij het CED-rapport. Hij schrijft verder dat de omstandigheid dat er maar één snede in de arm van [eisende partij] is ontstaan en er geen of weinig splinters uit zijn arm zijn gehaald er juist op duidt dat geen vlak glas, maar gehard glas aanwezig was, omdat het bij een ander glassoort dan gehard glas, aldus [de heer B] , nagenoeg onmogelijk is dat [eisende partij] slechts één snijwond heeft opgelopen.
De door ROC Rijn IJssel geformuleerde vragen “Kan gebroken gehard glas in theorie tot (ernstig) letsel leiden?” en “Kan de specifieke door [eisende partij] opgelopen wond ontstaan zijn door gehard glas in de klapdeur?” beantwoordt [de heer B] als volgt:
4.1
Kan gebroken gehard glas in theorie tot (ernstig) letsel leiden?
Ja. Een gelijkaardig stukje gehard glas t.o.v. een gelijkaardig stukje niet gehard glas zal even scherp snijden. Gehard glas is overigens normaal vlakglas dat een thermische behandeling gekregen heeft, dus het gaat hier om identiek dezelfde materie met exact dezelfde samenstelling als het niet thermisch geharde vlakglas.
4.2
Kan de specifieke door [eisende partij] opgelopen wond ontstaan zijn door gehard glas in de klapdeur?
Ja, zoals aangegeven in het rapport [deskundige A] , is dit perfect mogelijk: “dat wanneer er thermisch voorgespannen glas (gehard glas) was toegepast en de inslag had plaatsgehad nabij de deurstijl, dat er een dergelijke verwonding was ontstaan.” (R.I. blz. 15).
Hoe erg de verwonding is hangt af van de vorm van het glas-fragment, de kracht van de vuistslag en de weerstand van het glas-fragment dat krachtig geraakt wordt. Hoe hoger deze weerstand tegen de vuistslag van [eisende partij] , des te erger de verwonding.
In het geval er gehard glas in de klapdeur zat, dan is de situatie zoals aangegeven in Fig. […] mogelijk. [eisende partij] slaat met zijn vuist op het veiligheidsglas. Door de talrijke barsten en breuken in het glas (ontstaan door de vrijgekomen interne trekspanning) zitten de nog in de ruit resterende glas-fragmenten vol barsten en breuken (wat expert [deskundige A] in z’n rapport ‘schollen’ noemt). Al die gevormde kleine glas-fragmenten breken gemakkelijk af rondom [eisende partij] ’s inslaande vuist en arm en verwonden zodoende nergens zijn arm wegens het ontbreken van elke weerstand (d.i. het basisprincipe van veiligheidsglas). Vermits de weerstand quasi nihil is, zijn er zelfs geen kleine verwondingen noch significante krassen op zijn vuist of arm te zien. Wanneer [eisende partij] nu dicht bij de sponning op het veiligheidsglas inslaat, dan is er evenwel een reële kans dat een resterende puntige glasscherf, die stevig vastgeklemd in de sponning zit, net geen barst vertoont, niet afbreekt en daardoor stevig insnijdt op de arm van [eisende partij] wanneer hij met volle kracht door de ruit slaat. […]. In tegenstelling tot de door de heer [deskundige B] geschetste situatie bij niet gehard glas, verklaart deze situatie wel perfect hoe het mogelijk is dat de heer [eisende partij] slechts één diepe snijwond had langs één kant van zijn arm en niet meerdere snijwonden opliep rondom zijn arm […]. De aanwezigheid van veiligheidsglas verklaart ook waarom er geen talrijke splinters uit zijn hand of arm dienden verwijderd te worden.
De conclusie van [deskundige B] dat, gebaseerd op de plaats van de wond en de gemaakte arm-beweging (om dergelijke wond te veroorzaken) “de wond niet ontstaan kan zijn door een in de sponning van de deur vastzittende scherpe punt glas ingeval van veiligheidsglas” […] kan eenvoudig weerlegd worden door aan te nemen dat de heer [eisende partij] insloeg op het glas van de linker-helft van de klapdeur, zoals bevestigd wordt door de rapportage van mentor [de heer C] , getekend op 20/05:2008 door afdelingsmanager [de heer D] en de CED rapportage blz. 3: “6. De linker deur op deze foto heeft wederpartij met extreme kracht geopend, waarbij de bovenruit uit die deur kapot is gegaan” […].
Een andere plausibele verklaring voor de plaats van verwonding is dat de heer [eisende partij] insloeg op de verticale stijl aan de rechterkant i.p.v. aan de linkerkant van de ruit van de rechter-klapdeur. Vermits hij dan de ruit raakt dichterbij het scharnierpunt van de deur zal de weerstand (tegen openen van de klapdeur) groter zijn met ernstigere verwonding op de rug van zijn hand en onderarm tot gevolg. Ook in dit geval kan de door [deskundige B] deskundig beschreven natuurlijke beweging van de arm in de gegeven omstandigheden (met restanten veiligheidsglas in de sponning) de vastgestelde verwonding perfect verklaren.
2.9.
[eisende partij] betwist in zijn akte uitlating productie de conclusies van [de heer B] en voert onder andere aan dat niet vast staat en door hem betwist wordt dat de arm van [eisende partij] door de ruit van de linker klapdeur zou kunnen zijn geslagen. Ook voert hij, onder verwijzing naar een verklaring van [getuige A] , aan dat niet vast staat dat er maar één wond is geweest en evenmin dat er geen talrijke splinters uit zijn arm zijn verwijderd.
2.10.
Ten aanzien van die laatste aspecten overweegt de rechtbank dat ook [deskundige B] er in zijn rapport en conclusies vanuit gaat dat er maar één enkele snijwond is ontstaan en dat [eisende partij] in zijn conclusie na niet gehouden enquête zich daarbij kennelijk aansluit. Voorts betoogt [eisende partij] in die conclusie in aansluiting op de bevindingen in het rapport van [deskundige B] dat de behandelend artsen in hun verslag geen beschrijving hebben gegeven van in de wond achtergebleven glas, terwijl dat volgens de medisch adviseur van [eisende partij] ongebruikelijk zou zijn indien er wel glas zou zijn achtergebleven.
Wat daar ook van zij, ook als er niet van kan worden uitgegaan dat er maar één snijwond is en zich geen of weinig splinters in de wond, de arm en de hand van [eisende partij] bevonden, en ook indien voorbij wordt gegaan aan de onderbouwde stelling van [de heer B] dat dat een aanwijzing zou zijn dat juist wél veiligheidsglas is gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat [eisende partij] met het door hem ingebrachte rapport van [deskundige B] het hem opgedragen bewijs niet heeft geleverd.
2.11.
De rechtbank overweegt in dat verband dat de eindconclusie van [deskundige B] , dat in de deur vlakglas moet hebben gezeten, kennelijk met name is gebaseerd op diens standpunt dat gelet op de plaats van het litteken op de bovenzijde van de onderarm en de manier waarop zou zijn geslagen de wond niet kan zijn veroorzaakt door in de sponning klemzittende stukjes veiligheidsglas, maar enkel door een nabij de plaats van impact zich boven de arm van [eisende partij] ontstane scherf vlakglas.
2.12.
[deskundige B] neemt naar het oordeel van de rechtbank bij zijn analyse terecht als uitgangspunt aan dat de impact op een hoogte van (ongeveer) 150 cm zal hebben plaatsgevonden en dat er geen sprake kan zijn van snijden aan glas dat geklemd zat in de sponning aan de boven- of onderzijde van de ruit. Voorts neemt hij als uitgangspunt dat, voor zover sprake is van veiligheidsglas in de sponning, het dan moet gaan om glas in de sponning aan de linkerzijde van de ruit in de rechterklapdeur. Dat dit als uitgangspunt kan worden genomen wordt echter door ROC Rijn IJssel betwist. ROC Rijn IJssel wijst er op dat [de heer C] spreekt over de
linkerklapdeur. [eisende partij] wijst vervolgens op de verklaring van [getuige B] , die het over de
rechterklapdeur heeft. Deze enkele verklaring is echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de stelling dat de duw/slag tegen de rechter klapdeur aankwam als vaststaand feit aan te kunnen nemen. Verder bewijs op dit punt is niet geleverd of aangeboden, zodat de rechtbank daarvan ook niet in rechte kan uitgaan. Dat de vraag of het om de rechter of linker klapdeur ging niet eerder aan bod is gekomen doet daar niet aan af. De stelling dat het de rechterdeur moet zijn geweest is pas nu door [eisende partij] als uitgangspunt voor zijn conclusies gehanteerd. Geen punt van geschil is dat indien de impact zou hebben plaatsgevonden nabij de sponning aan de rechterzijde van de linker klapdeur of, zoals ROC Rijn IJssel nog als mogelijkheid aanvoert, aan de rechterzijde van de rechter klapdeur, de onderbouwing van het standpunt van [deskundige B] dat een dergelijke slag niet aannemelijk is, is komen te ontvallen.
2.13.
Voorts gaat [deskundige B] bij zijn analyse er naar eigen zeggen vanuit dat de stoot/duw van [eisende partij] tegen de ruit “op de meest spontane, meest natuurlijke en vanzelfsprekende wijze wordt uitgevoerd”. Waarop dit uitgangspunt is gebaseerd is echter niet onderbouwd, terwijl tussen partijen juist getwist wordt over de wijze waarop [eisende partij] met zijn arm door de ruit zou zijn gegaan: hetzij door een al dan niet gerichte vuistslag uit frustratie hetzij bij een poging om de deur met geringe kracht open te duwen. Dat het duwen of slaan tegen de deur om de meest natuurlijke of vanzelfsprekende wijze is uitgevoerd kan dan ook niet zonder toelichting, die ontbreekt, als uitgangspunt worden gehanteerd. [deskundige B] stelt weliswaar nog - er vanuit gaande dat de impact plaatshad nabij de sponning aan de linkerzijde van de ruit in de rechterdeur - dat, ten eerste, een wond zoals bij [eisende partij] aan de dorsale zijde van zijn arm slechts had kunnen ontstaan indien [eisende partij] ‘met maximaal geëndoroteerde arm in maximale pronatie van de ellenboog’ de beweging had uitgevoerd en ten tweede dat een slag “met kracht” in deze positie volkomen onnatuurlijk zo niet onmogelijk is, maar heeft ook deze beide stellingen verder niet onderbouwd, nog daargelaten dat ook over de precieze kracht waarmee geslagen is tussen partijen getwist wordt en geen duidelijkheid bestaat. Voor zover [eisende partij] zich op het standpunt stelt dat deze stellingen zonder toelichting voor zich spreken deelt de rechtbank dat standpunt niet.
2.14.
De conclusie is dat reeds nu de in 2.12 tot en met 2.14 genoemde uitgangspunten voor het rapport van [deskundige B] niet zijn komen vast te staan, het op die uitgangspunten gebaseerde rapport van [deskundige B] niet bewijst dat ten tijde van het ongeluk in de klapdeur geen veiligheidsglas zat dat voldeed aan de NEN 3569 norm. Ook overigens is daarvan geen bewijs geleverd.
2.15.
De rechtbank overweegt nog dat [eisende partij] mogelijk, zoals hij stelt, bij de bewijslevering problemen ondervindt ten gevolge van het tijdsverloop en de omstandigheid dat ROC Rijn IJssel niet direct na het ongeval meer onderzoek heeft verricht naar de oorzaken. Mogelijk ontbreekt daardoor direct bewijs, terwijl ook indirect bewijs daardoor lastiger op feiten in plaats van op aannames kan worden gebaseerd. In het tussenvonnis van 20 juli 2016 (r.o. 4.6) is echter reeds beslist dat er, anders dan [eisende partij] thans nogmaals stelt, geen reden is dit bewijsprobleem voor risico van ROC Rijn IJssel te laten komen in plaats van voor risico van [eisende partij] . Uit het nog door [eisende partij] aangevoerde volgt niet dat sprake is van een beslissing die is gebaseerd op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, zodat er geen reden is op om daarop terug te komen.
2.16.
Nu de stelling van [eisende partij] [ook na bewijslevering] niet bewezen is dat dat ten tijde van het ongeluk in de klapdeur géén veiligheidsglas zat dat voldeed aan de NEN 3569 norm, zal de rechtbank de daarop gebaseerde vordering van [eisende partij] afwijzen.
2.17.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de kosten van de verzoekschriftprocedure. De door ROC Rijn IJssel gevorderde veroordeling van [eisende partij] tot vergoeding van de kosten van ROC Rijn IJssel in de deelgeschilprocedure wordt afgewezen nu de wet daarin niet voorziet. De kosten aan de zijde van ROC Rijn IJssel tot aan deze uitspraak worden begroot op:
- griffierecht 1.929,00
- salaris advocaat
2.712,00(6,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 4.641,00
2.18.
De rechter, ten overstaan van wie het voorlopige getuigenverhoor is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van ROC Rijn IJssel tot op heden begroot op € 4.641,00,
3.3.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.