Op 27 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en openlijk geweld. De zaak was aanhangig gemaakt door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.W.G.J. IJsseldijk. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 30 augustus 2017 en 13 december 2017.
De tenlastelegging omvatte onder andere het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] door met een vuurwapen op hem te schieten, alsook openlijke geweldpleging tegen zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een vechtpartij heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] gewond raakte. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers onbetrouwbaar waren en dat er onvoldoende objectief bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten te bewijzen.
De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de slachtoffers niet konden worden gebruikt als steunbewijs, omdat zij inconsistent waren en er aanwijzingen waren dat zij hun verklaringen mogelijk op elkaar hadden afgestemd. Hierdoor was er onvoldoende wettig bewijs om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van zowel de poging tot zware mishandeling als de openlijke geweldpleging. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van verboden wapenbezit, omdat niet kon worden bewezen dat hij op de hoogte was van het wapen dat in zijn auto was aangetroffen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten.