ECLI:NL:RBGEL:2017:6806

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
05/840979-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van (ex) vriendin en bedreigingen en beledigingen van agenten

Op 27 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn (ex) vriendin en van bedreigingen en beledigingen van politieagenten. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich op 30 augustus 2017 in Tiel hebben afgespeeld. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot zware mishandeling van de vriendin, waarbij de verdachte haar in de nek schopte en met een stok op haar hoofd sloeg. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het beledigen en bedreigen van verbalisanten tijdens zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling van de vriendin bewezen kon worden, maar dat de poging tot zware mishandeling niet kon worden vastgesteld. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het beledigen van de politieagenten door op hen te spugen en hen te bedreigen met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot woninginbraak, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven weken op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de mishandeling plaatsvond in de woning van de aangeefster, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen, en dat het gedrag van de verdachte ook een gebrek aan respect voor de politie toonde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840979-17
Datum uitspraak : 27 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2017 te Tiel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 1] in/tegen de nek, althans tegen het hoofd en/of het bovenlichaam
getrapt en/of geschopt en/of meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of het bovenlichaam gestompt en/of geslagen en/of met een stok, althans met een hard voorwerp (met kracht) op/tegen het hoofd geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 augustus 2017 te Tiel [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in/tegen de nek, althans tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te stompen en/of te slaan en/of door die [slachtoffer 1] met een stok, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of een voet, althans het lichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2017 te Tiel, (een) ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie en/of [verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening heeft mishandeld door die
[verbalisant 1] in/tegen de nek, althans het (boven)lichaam te spugen en/of door die [verbalisant 2]
meermalen, althans eenmaal in/tegen de nek en/of op/tegen een arm, althans het (boven)lichaam te spugen, ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in/of aan het lichaam van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] teweeg heeft gebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 augustus 2017 te Tiel opzettelijk (een) ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie en/of [verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening heeft beledigd door
die [verbalisant 1] in/tegen de nek, althans het (boven)lichaam te spugen en/of door die [verbalisant 2] meermalen, althans eenmaal in/tegen de nek en/of op/tegen een arm,althans het (boven)lichaam te spugen, althans (een) handelingen van gelijke beledigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 30 augustus 2017 te Tiel [verbalisant 1] , brigadier van politie en/of [verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "Geef me je naam, dan maak ik je kapot. Ik zoek jullie allemaal op" en/of "Jij gaat dood" en/of "Ik maak jullie kapot", en/of
- die [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Kankerhoer, ik kom je thuis opzoeken en maak je kapot", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 5 januari 2017 te IJzendoorn, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met en of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adres 2] ), weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan en ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, heeft verdachte en/of zijn mededader(s) getracht een deur en/of raam van die woning met een (breek)voorwerp te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 30 augustus 2017 te Tiel opzettelijk (een) ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie en/of [verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: “kankerlijers” en/of “Vuile klootzakken” en/of “vuile tyfuslijers” en/of “kankerhoer” en/of “kankerhond”, althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
7.
hij op of omstreeks 30 augustus 2017 te Tiel zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie en/of [verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie en/of [verbalisant 3] , hoofdagent van politie, en/of [verbalisant 4] , hoofdagent van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, door zijn hand(en) en/of zijn arm(en), althans met zijn lichaam te rukken en/of trekken tegengesteld die ambtenaren hem trachtte(n) te geleiden en/of door meermalen, althans eenmaal te spugen in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of door meermalen, althans eenmaal te spugen op/tegen het interieur en/of ruit(en) van een dienstvoertuig en/of door meermalen, althans eenmaal te trappen en/of te schoppen tegen de (voor)stoelen van een dienstvoertuig.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vrijspraak feit 5: medeplegen van een poging tot woninginbraak
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van een poging tot woninginbraak. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Feit 1: poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling van [slachtoffer 1]
Ten aanzien van feit 1: poging tot zware mishandeling, dan wel mishandeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] . Daartoe is aangevoerd dat het enige bewijsmiddel waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte bij aangeefster was, haar aangifte is. Er zijn geen objectief vastgestelde feiten die de aangifte ondersteunen. Verdachte kan aldus niet worden gekoppeld aan de mishandeling, zodat hij van dit feit moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Op 30 augustus 2017 omstreeks 10:00 uur lag aangeefster [slachtoffer 1] in bed in haar woning aan de [adres 3] in Tiel. [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)lag op het matras naast haar. [verdachte] stond op en viel aangeefster aan. Hij haalde zijn rechterbeen naar achteren en bracht dit met kracht naar voren. Aangeefster zag en voelde dat zijn rechtervoet in haar nek terecht kwam. Zij voelde hierdoor pijn. Aangeefster zag dat [verdachte] met beide vuisten op haar insloeg. Deze vuistslagen kwamen tegen haar hoofd en oor aan. Zij voelde een hevige pijn op komen in haar hoofd. Daarnaast voelde zij een stekende pijn aan haar oor. Ze zag dat [verdachte] een stok pakte. Hij hield de stok met beide handen stevig vast en bracht deze naar achteren. [verdachte] haalde vervolgens de stok met snelheid en kracht naar voren. De stok kwam met kracht en snelheid op het hoofd en de rechtervoet van aangeefster. Zij voelde hierdoor meteen trekkende pijn in haar voet en hoofdpijn. [2]
Op 31 augustus 2017 werd het volgende letsel bij aangeefster geconstateerd. Zwelling rechter oog en wang. Een blauwe plek op de oorschelp van het rechteroor, zowel aan de achterzijde als aan de binnenzijde. Daarnaast heeft aangeefster een blauwe plek en een zwelling op haar rechterwang. Op de rechtervoet is een zwelling te zien en een blauwe plek. [3]
Op 30 augustus 2017 omstreeks 10:34 uur stapten verbalisanten uit voor de woning van aangeefster in Tiel. Op dat moment zagen zij – op ongeveer 50 meter afstand van de woning van aangeefster – in de verte een manspersoon aan komen lopen die zich bij het zien van de politie abrupt omdraaide en in tegenovergestelde richting wegliep. Bij aanhouding bleek dat deze manspersoon verdachte was. [4]
Gelet op het feit dat verdachte slechts een half uur na het incident op slechts 50 meter afstand van de woning van aangeefster aanwezig is en zich abrupt omdraait en wegloopt op het moment dat hij de politie ziet, in combinatie met de aangifte – waarvoor de rechtbank geen aanleiding heeft om daar aan te twijfelen – en het geconstateerde letsel, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster in haar nek heeft geschopt, haar meermalen met kracht tegen haar hoofd heeft geslagen en haar met een stok op haar hoofd en haar voet heeft geslagen. Nu de aard en de kracht waarmee het letsel is toegebracht niet kan worden vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat een poging tot zware mishandeling niet kan worden bewezen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank echter wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] .
Feiten 2, 3, 6 en 7: misdrijven tegen de politie
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een mishandeling van verbalisanten door op hen te spugen (feit 2). Daartoe is aangevoerd dat uit de omstandigheden van het geval – spugen wanneer je je bevindt in een kleine ruimte met de verbalisanten, gezeten op de achterbank van een auto – het opzet blijkt op het raak spugen op verbalisanten op de onbedekte lichaamsdelen, wat ook is gebeurd. Dit handelen van verdachte heeft geleid tot een hevige onlust veroorzakende gewaarwording bij de verbalisanten.
Verder heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging (feit 3) en belediging (feit 6) van verbalisanten en wederspannigheid (feit 7).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling, dan wel de belediging (feit 2), nu hij consequent heeft ontkend op de verbalisanten te hebben gespuugd. Subsidiair stelt de verdediging dat bij het spugen geen sprake is van mishandeling, maar van belediging.
Ten aanzien van de bedreiging (feit 3) en de belediging (feit 6) van verbalisanten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte wel heeft gescholden, maar dat dit niet als bedreigend of beledigend kan worden gekwalificeerd. Daartoe is aangevoerd dat de woorden als emotionele ontlading zijn uitgeroepen ten gevolge van het heftige geweld dat jegens verdachte werd toegepast door verbalisanten. Zij waren niet bedoeld om enige vorm van vrees op te wekken bij de verbalisanten.
Voor wat betreft de wederspannigheid (feit 7) refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 30 augustus 2017 waren verbalisanten [verbalisant 1] , brigadier van politie, [verbalisant 3] , hoofdagent van politie, [verbalisant 2] , brigadier van politie en [verbalisant 4] , hoofdagent van politie werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening in Tiel. [5]
[verbalisant 4] wilde – op genoemde datum – verdachte in de handboeien slaan en merkte daarbij dat verdachte zich verzette en zijn rechterarm niet wilde geven. [verbalisant 1] voelde aan alles dat verdachte zich flink verzette en zij moest veel kracht zetten om de arm onder controle te krijgen. [verbalisant 1] , [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] hoorden verdachte “Kankerlijers, vuile klootzakken, geef me je naam dan maak ik je kapot, ik zoek jullie allemaal op, kankerlijers, kankerhoer, kankerhond” schreeuwen. Verdachte keek – toen hij op de grond lag en afgeboeid was – naar [verbalisant 3] en spuugde in zijn richting. [verbalisant 4] moest verdachte dwingen om in de auto te gaan zitten. Hij merkte dat verdachte zich in een andere richting wilde bewegen dan dat [verbalisant 4] op wilde gaan. [verbalisant 1] , [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] hoorden dat verdachte riep: “Ik kom achter jullie namen en zoek jullie op thuis jullie gaan kapot vieze kankerlijers!”. Verdachte verzette zich hevig om niet de gordel om te krijgen. Verdachte maakte een trappende beweging in de richting van [verbalisant 3] . [verbalisant 3] zag dat verdachte in zijn richting wilde spugen en dat hij naar hem riep: “Kankerhond!”. [6]
[verbalisant 1] zag dat verdachte haar in haar ogen keek terwijl hij zei dat zij een kankerhoer was en dat hij hen allemaal kapot ging maken. [verbalisant 1] voelde zich beledigd door deze woorden. [7]
[verbalisant 1] heeft verklaard dat verdachte – terwijl hij bij haar en [verbalisant 2] in het dienstvoertuig zat – maar bleef schelden en bedreigen. Verdachte riep onder andere “jij gaat dood” en “ik maak jullie kapot”. Hij schopte vanaf de achterbank tegen de voorstoelen van het dienstvoertuig. Op het moment dat [verbalisant 2] de auto startte om weg te rijden zag en hoorde [verbalisant 1] dat verdachte zijn spuug verzamelde door te rochelen en zij zag en voelde dat verdachte aanzette en zijn spuug met volle kracht naar haar uitspuugde. Zij zag de klodders door de auto vliegen en zij voelde dat het spuug terecht kwam op de blote huid van haar nek. Zij hoorde dat verdachte nog twee keer spuugde. [verbalisant 2] voelde de spuug ook op haar huid landen. Later hoorde [verbalisant 1] dat [verbalisant 2] de spuug ook op haar rechter arm voelde komen. [verbalisant 1] vond dit vreselijk vies en walgde van dit feit. [8]
[verbalisant 2] hoorde in eerste instantie verdachte rochelende geluiden maken en direct daarna hoorde zij het geluid van spugen. Zij voelde de klodders spuug rechts achter op de achterkant van haar nek terechtkomen. Op dat moment voelde zij direct afschuw en walging over zich heenkomen. Later zag zij klodders spuug op de bestuurdersstoel zitten en op de voorruit van het dienstvoertuig. [verbalisant 2] heeft verdachte tot drie keer toe horen spugen. [9]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij gescholden heeft. Hij heeft kankerlijers geroepen. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij tegen het deurportier van het dienstvoertuig van de verbalisanten heeft gespuugd.
Ten aanzien van feit 2: mishandeling dan wel belediging verbalisanten door te spugen
De rechtbank concludeert dat, gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, kan worden bewezen dat verdachte in de nek van [verbalisant 1] en in de nek en op de arm van [verbalisant 2] heeft gespuugd. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe zij dit handelen van verdachte moet kwalificeren. De rechtbank overweegt als volgt. Spugen kan een daad van agressie of een daad van minachting zijn. Wanneer zoals in deze zaak verbalisanten worden bespuugd die verdachte willen aanhouden, geeft dit naar het oordeel van de rechtbank blijk van onvrede met de wijze waarop de verbalisanten tegenover verdachte hebben gehandeld. De aanleiding tot het spugen lijkt dan ook vooral de minachting voor de andere persoon te zijn geweest, het aspect van belediging staat daarmee voorop. Gelet daarop is het spugen op onbedekte lichaamsdelen in dit geval niet te kwalificeren als een mishandeling.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde belediging van verbalisanten, door op hen te spugen.
Ten aanzien van feiten 3 en 6: de bedreiging en belediging van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]
De rechtbank concludeert dat, gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, kan worden bewezen dat verdachte tegen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de woorden “geef me je naam dan maak ik je kapot, ik zoek jullie allemaal op, kankerlijers, vuile klootzakken, vuile tyfuslijers, kankerhoer en kankerhond” heeft geschreeuwd en tegen [verbalisant 1] ook nog “Kankerhoer, ik kom je thuis opzoeken en maak je kapot!”. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier volgt dat door verbalisanten tegen verdachte flink geweld is gebruikt. De rechtbank oordeelt echter dat dit geweld, gelet op het verzet van verdachte, niet excessief was. Het is aldus niet aannemelijk dat verdachte genoemde bewoordingen heeft geuit in reactie op dit geweld. Dit geldt te meer, nu het niet bij één enkele uitroep door verdachte is gebleven, maar hij constant door bleef gaan met het schreeuwen van dergelijke bewoordingen. De rechtbank acht, gelet daarop, dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging (feit 3) en de belediging (feit 6) van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Ten aanzien van feit 7: wederspannigheid
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid door zich met geweld te verzetten tegen ambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] [verbalisant 3] en [verbalisant 4] door zijn hand en arm te rukken en te trekken in tegengestelde richting als waar die ambtenaren
hem trachtten te geleiden en door meermalen te spugen in de richting van die [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en door meermalen te spugen op het interieur en de ruit van een dienstvoertuig en door te trappen tegen de voorstoelen van een dienstvoertuig.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Subsidiair
hij op
of omstreeks30 augustus 2017 te Tiel [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in
/tegende nek,
althans tegen het hoofdte schoppen
en/of te trappenen
/ofmeermalen,
althans eenmaal (met kracht
)tegen het hoofd
en/of het (boven)lichaam te stompen en/ofte slaan en
/ofdoor die [slachtoffer 1] met een stok,
althans een hard voorwerpop
/tegenhet hoofd en/
ofeen voet,
althans het lichaamte slaan;
2.
Subsidiair
hij op
of omstreeks30 augustus 2017 te Tiel opzettelijk
(een)ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie en
/of[verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie, gedurende
en/of terzake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening heeft beledigd door
die [verbalisant 1] in
/tegende nek,
althans het (boven)lichaamte spugen en
/ofdoor die [verbalisant 2] meermalen
, althans eenmaalin
/tegende nek en
/of op/tegen een arm,
althans het (boven)lichaamte spugen,
althans (een) handelingen van gelijke beledigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks30 augustus 2017 te Tiel [verbalisant 1] , brigadier van politie en
/of[verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door:
- die [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "Geef me je naam, dan maak ik je kapot. Ik zoek jullie allemaal op" en
/of"Jij gaat dood" en
/of"Ik maak jullie kapot", en
/of
- die [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Kankerhoer, ik kom je thuis opzoeken en maak je kapot",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op
of omstreeks30 augustus 2017 te Tiel opzettelijk
(een)ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie en
/of[verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie, gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/haarhun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/haar/hen meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: “kankerlijers” en
/of“Vuile klootzakken” en
/of“vuile tyfuslijers” en
/of“kankerhoer” en
/of“kankerhond”
, althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
7.
hij op
of omstreeks30 augustus 2017 te Tiel zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen
(een)ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , brigadier van politie en
/of[verbalisant 2] (Kraaijenhof), brigadier van politie en
/of[verbalisant 3] , hoofdagent van politie, en
/of[verbalisant 4] , hoofdagent van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, door zijn hand
(en)en/of zijn arm
(en), althans met zijn lichaamte rukken en
/ofte trekken in tegengestelde richting als waar die ambtenaren hem trachtte
(n
)te geleiden en
/ofdoor meermalen,
althans eenmaalte spugen in de richting van die [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2] en
/of[verbalisant 3] en
/ofdoor meermalen,
althans eenmaalte spugen op
/tegenhet interieur en
/ofde ruit
(en)van een dienstvoertuig en
/ofdoor
meermalen, althans eenmaalte trappen
en/of te schoppentegen de
(voor
)stoelen van een dienstvoertuig.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling
Ten aanzien van feiten 2 en 6:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 7:
Wederspannigheid

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte, gelet op de ernst van de feiten en zijn persoonlijke omstandigheden, ter zake van het onder feiten 1 (subsidiair), 2 (primair), 3, 6 en 7 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie moet worden gematigd. Gelet op de LOVS oriëntatiepunten zit verdachte op dit moment al te lang vast voor de feiten die bewezen kunnen worden verklaard. Verder acht de verdediging het wenselijk dat aan verdachte een streng kader van reclasseringstoezicht wordt opgelegd, zodat hij – zoals hij zelf ook wil – aan zijn persoonlijke ontwikkeling kan werken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 november 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 19 oktober 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 12 december 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en aan een bedreiging, beledigingen en wederspannigheid. De mishandeling vond plaats in de woning van aangeefster. Een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Door zijn handelen heeft verdachte aangeefster dit gevoel ontnomen. Verder heeft verdachte door zijn handelen ook aangetoond geen enkel respect te hebben voor de politie. Terwijl dit juist de personen zijn die zich inzetten voor onze veiligheid op straat. Dit zijn ernstige feiten die de rechtbank verdachte kwalijk neemt.
Gelet op het strafblad van verdachte, de persoonlijke omstandigheden en het feit dat de rechtbank – in tegenstelling tot de officier van justitie – in feit 2 de belediging bewezen heeft verklaard, acht zij een gevangenisstraf voor de duur van 7 weken passend en geboden.
Gelet op de te nemen beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling acht de rechtbank het niet opportuun om de bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te koppelen.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling, met parketnummer 01/845496-15, vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 1 maand gevangenisstraf die door de politierechter te Oost-Brabant op 11 januari 2016 voorwaardelijk is opgelegd.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling moet worden afgewezen, nu zij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair stelt de verdediging dat de vordering moet worden afgewezen, omdat toewijzing daarvan begeleiding door de reclassering in de weg zal staan.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie van 13 november 2017 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te arrondissement Oost-Brabant van 11 januari 2016 (parketnummer 01/845496-15) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand van oordeel, dat – gelet op de persoon en de omstandigheden van de veroordeelde – de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd met één (1) jaar moet worden verlengd.
Verder volgt uit de reclasseringsrapporten het volgende. Verdachte heeft verstandelijke en communicatieve beperkingen. Ondanks eerdere (kortdurende) begeleiding door jeugdreclassering en reclassering, in combinatie met Humanitas Homerun, is het niet gelukt hem toe te leiden naar een adequate dagbesteding. De problematiek van verdachte is bovendien nog niet voldoende in beeld gebracht. Om die reden wordt verdiepingsdiagnostiek geïndiceerd geacht. De reclassering is van mening dat met in achtneming van het bovenstaande, interventie in een justitieel kader geïndiceerd is.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, de voorwaarden van de vordering na voorwaardelijke veroordeling wijzigen, met de voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport d.d. 12 december 2017, namelijk oplegging van een meldplicht en andere voorwaarden het gedrag betreffende. De rechtbank zal het contactverbod, het locatiegebod en het locatieverbod niet opleggen, nu zij daar geen aanleiding toe ziet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14f, 14g, 27, 57, 180, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) weken;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de politierechter te
Oost-Brabant van 11 januari 2016
met een termijn van 1 jaar;

wijzigt de voorwaarden, in die zin dat het volgende aan de bestaande voorwaarden wordt toegevoegd, dat veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 2 Oost op het adres Stieltjesstraat 2 te Nijmegen binnen 5 dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich laat begeleiden door Humanitas Homerun of een vergelijkbare door de reclassering aan te wijzen organisatie;
  • meewerkt aan (toeleiding naar) dagbesteding;
  • meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verder werkt veroordeelde mee aan uit die verdiepingsdiagnostiek voortkomende interventie, zoals bijvoorbeeld een gedragsinterventie of een ambulante behandeling, nader door de reclassering te specificeren, zolang de reclassering dit nodig acht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. J.B.J. Driessen en mr. A. Cimen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 december 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2017409653, gesloten op 3 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 33 en 34.
3.Het schriftelijk bescheid, zijnde een beschrijving van het letsel van aangeefster, p 62.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 41 en het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 1] , p. 65.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 41.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 42 en 43.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44 en het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 1] , p. 66.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 2] , p. 69 en 70.