ECLI:NL:RBGEL:2017:6738

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
05/881751-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering bij verduistering in dienstbetrekking met betrekking tot Lotto/Toto weddenschappen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingesteld door de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland tegen de veroordeelde, die in 2017 was veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking. De zaak betreft een ontnemingsvordering waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde werd geschat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 mei 2015 wederrechtelijk voordeel heeft genoten door het niet betalen van weddenschappen, wat resulteerde in een geschat voordeel van € 37.413,46. De officier van justitie had een hoger bedrag gevorderd, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de draagkracht van de veroordeelde en de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, waarbij het totale wederrechtelijk verkregen voordeel werd vastgesteld op € 37.413,46. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in deze ontnemingszaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881751-15
Datum zitting : 12 december 2017
Datum uitspraak: 22 december 2017
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [plaats]
raadsman : mr. M.P.T. Peters, advocaat te Zutphen.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 37.054.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 15 augustus 2017 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt. Het onderzoek is vervolgens geschorst en voortgezet op 12 december 2017.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 12 december 2017 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. M.P.T. Peters, advocaat te Zutphen.
De officier van justitie, mr. G. Pol, heeft ter terechtzitting voor de onderbouwing van de ontnemingsvordering verwezen naar de berekening die is uiteengezet in het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, lid 2, Sr van 16 november 2016 (hierna: het rapport). In het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde vastgesteld op € 194.460. De officier van justitie stelt zich, gelet de kortere periode, op het standpunt dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel aangepast dient te worden naar € 37.413,46.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bedrag – gelet op de draagkracht van veroordeelde – lager vastgesteld dient te worden dan gevorderd is door de officier van justitie. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de overschrijding van de redelijke termijn te compenseren door de betalingsverplichting met 10% op een lager bedrag vast te stellen dan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 22 december 2017 tegen veroordeelde gewezen vonnis, waarbij veroordeelde is veroordeeld wegens verduistering in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 mei 2015. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport en het proces-verbaal van politie Eenheid Oost-Nederland.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
Overwegingen omvang wederrechtelijk verkregen voordeel
Periode
De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de bewezenverklaarde periode (1 januari 2015 tot en met 31 mei 2015).
Niet betaalde weddenschappen
Uit de door de aangever en bij Lotto opgevraagde dagrapporten en perioderapporten blijkt - na onderzoek van de politie - dat in de periode van 16 januari 2015 tot en met 31 mei 2015 door veroordeelde tenminste voor € 35.251,05 aan weddenschappen niet is betaald. De waarde van deze weddenschappen is niet door veroordeelde in de kassa van het tankstation afgedragen. In voormeld onderzoek is een selectie aantal dagen meegenomen. [2] Uit het dossier blijkt echter dat veroordeelde op veel meer dagen heeft gewerkt. Op die dagen was ook sprake van een negatief saldo van in totaal ruim € 22.000. [3] Voormelde bedragen zijn door veroordeelde niet betwist. Het niet betalen van de door haar afgesloten weddenschappen heeft veroordeelde een besparing van kosten opgeleverd. Gelet daarop zal de rechtbank de waarde van die niet betaalde weddenschappen meetellen als voordeel en deze waarde – gelet op het voorgaande – schatten op € 50.000.
Opbrengst
De door veroordeelde niet betaalde weddenschappen genereerden regelmatig een opbrengst in de vorm van een prijs. Aan de hand van de dagstaten, het overzicht van verkochte weddenschappen en de gegevens uit de vordering van Lotto, is een overzicht gemaakt van op welke door veroordeelde afgesloten weddenschappen een prijs is gevallen. Uit dit overzicht blijkt dat de totale opbrengst van de weddenschappen waarop een prijs is gevallen
€ 37.413,46 (€ 840,87 [4] + € 36.572,59 [5] ) is.
De geïnde prijzen zijn te zien als opbrengsten uit het strafbare feit.
De rechtbank stelt het totaal verkregen wederrechtelijk voordeel voor veroordeelde derhalve vast op € 87.413,46.
De rechtbank heeft bij vonnis van 22 december 2017 aan veroordeelde op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van € 50.000 ten behoeve van [benadeelde] . Dit bedrag zal in mindering strekken op de vordering, zodat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op
€ 37.413,46.
Draagkracht
De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op de leeftijd van veroordeelde en de hoogte van het bedrag, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken – niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde in de toekomst niet in staat zou zijn aan enige betalingsverplichting te voldoen.
Redelijke termijn
In ontnemingszaken vangt de redelijke termijn aan op het moment dat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt (HR 17 juni 2008, LJN BD2578).
In deze zaak is de ontnemingsvordering ter terechtzitting van 15 augustus 2017 aan veroordeelde aangekondigd. Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn op dat moment aangevangen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt vastgesteld aan de Staat te betalen.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 37.413,46 (zegge: zevenendertigduizend vierhonderddertien euro en zesenveertig eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 37.413,46 (zegge: zevenendertigduizend vierhonderddertien euro en zesenveertig eurocent).
Aldus gegeven door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. A. Zuil, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015349803, gesloten op 14 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 184.
3.Bijlage 2 bij de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 102-103
5.Het proces-vervaal van bevindingen, p. 185.