ECLI:NL:RBGEL:2017:6737

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
05/881751-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking met betrekking tot Lotto/Toto weddenschappen

Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, geboren in 1961, werkte als kassamedewerkster en had zich gedurende een periode van meer dan een jaar meermalen schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk toe-eigenen van Lotto/Toto weddenschappen die toebehoorden aan haar werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 mei 2015, in Doetinchem, meerdere weddenschappen heeft afgesloten zonder hiervoor te betalen, wat resulteerde in een aanzienlijke financiële schade voor de benadeelde partij, die in totaal meer dan € 50.000,00 bedraagt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van verduistering en heeft haar een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast een werkstraf van 140 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen, en heeft besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op te leggen. De benadeelde partij heeft zich gevoegd in het strafproces en heeft schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen tot een bedrag van € 50.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881751-15
Datum uitspraak : 22 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
raadsman: mr. M.P.T. Peters, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 augustus 2017 en 12 december 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 22 juni 2015, te Doetinchem en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer lotto-/toto(spel)formulier(en) en/althans (zogenaamde) lotto-/totoweddenschap(pen) en/althans gokspel(en) en/of lot(en), in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of aan haar mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke
dienstbetrekking, te weten als kassamedewerkster en/althans als administratief medewerkster, althans als medewerkster, (in dienst van die [benadeelde] ), in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 22 juni 2015, te Doetinchem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
toe-eigening heeft weggenomen één of meer lotto-/toto(spel)formulier(en) en/althans (zogenaamde) lotto-/totoweddenschap(pen) en/althans goksel(en) en/althans gokspel(en) en /of lot(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Stichting Nationale Sporttotalisator en/althans aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededaders.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
 de verklaringen van verdachte afgelegd op de terechtzittingen van 15 augustus 2017 en 12 november 2017;
 het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 8 t/m 11;
 het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] , p. 13 t/m 15.
Periode
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 mei 2015, nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte buiten deze periode lotto-/totoweddenschappen heeft afgesloten zonder daarvoor te betalen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 tot en met 31 mei 2015, te Doetinchem
en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)een of meer lotto-/toto(spel)formulier
(en
)en
/althans(zogenaamde) lotto-/totoweddenschap
(pen
) en/althans gokspel(en) en/of lot(en), in elk geval enig(e) goed(eren), die
/datgeheel
of ten deletoebehoorde
(n
)aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of aan haar mededader(s),en welk
(e
)goed
(eren
)verdachte uit hoofde van haar persoonlijke
dienstbetrekking, te weten als kassamedewerkster en
/althansals administratief medewerkster,
althans als medewerkster,(in dienst van die [benadeelde] ),
in elk geval anders dan door misdrijf,onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd’.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en voorts tot het verrichten van 100 uren werkstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij GGNet of een soortgelijke instelling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de negatieve consequenties van een veroordeling. Daarnaast heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 november 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 8 december 2017;
- een Pro Justitia (psychologisch onderzoek) rapportage van drs. H.A. Feringa, psycholoog.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende meerdere maanden meermalen schuldig gemaakt aan verduistering van formulieren en weddenschappen van de lotto/toto die aan haar werkgever (aangever) toebehoorden. Aangever is in 2014 zijn eenmanszaak (een tankshop) gestart. Omdat verdachte ervaring had met het werken in een tankshop, heeft aangever haar in dienst genomen. Ook nam hij de man van verdachte in dienst omdat zij als gezin in financiële moeilijkheden verkeerden. Aangever had een groot vertrouwen in verdachte. Dat vertrouwen is op ernstige wijze geschaad. Verdachte sloot onder werktijden vele weddenschappen af zonder hiervoor te betalen. Haar inzet per weddenschap lag tussen de €25,00 en € 200,00. Als de weddenschap in de prijzen viel, incasseerde zij het prijzengeld. Op een gegeven moment sloot zij zoveel weddenschappen af, dat een prijs gegarandeerd was. De kosten van de door verdachte afgesloten weddenschappen werden door Lotto/Toto in rekening gebracht bij aangever. Dit liep in de tienduizenden euro’s. Verdachte heeft daarmee niet alleen het in haar gestelde vertrouwen beschaamd, maar aangever ook financieel zeer ernstig benadeeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage blijkt dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van een depressief toestandsbeeld gelieerd aan negatieve ervaringen in het verleden. Daarnaast blijkt zij niet in staat om problemen en stress op een goede manier het hoofd te bieden. Ook speelden er relationele- en financiële problemen. De bij verdachte aanwezige problematiek is van invloed geweest op het delictgedrag. Geadviseerd wordt om verdachte de bewezen verklaarde feiten verminderd toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met deze conclusie en maakt die tot de hare.
Verdachte is zich ervan bewust dat ze zal moeten leren om op een andere manier met haar problemen om te gaan en dat ze zal moeten proberen om haar trauma’s te verwerken. Daarnaast zal verdachte op diverse gebieden haar leven op orde moeten krijgen. Verdachte staat hierbij wel open voor hulpverlening. Op dit moment verkeert ze echter in een isolement. Om eventuele toekomstige recidive te voorkomen is het van belang dat verdachte aan haar problematiek werkt. Door de psycholoog wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden een dagbehandeling bij GGNet en reclasseringstoezicht op te leggen.
De ernst van het handelen van verdachte rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank vindt in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om hiervan af te zien. Ondanks het feit dat de reclassering contra-indicaties ziet, zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen. De rechtbank gaat ervan uit dat de reclassering een passende werkstraf voor verdachte zal kunnen vinden. Om de ernst van het feit te benadrukken en recht te doen aan het slachtoffer, acht de rechtbank het aangewezen om een werkstraf voor de duur van 140 uren op te leggen. De werkstraf is hoger dan geëist door de officier van justitie. Redengevend hiervoor is de periode van de verduistering en de grote financiële schade voor het slachtoffer. De rechtbank heeft in de hoogte van de werkstraf rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en heeft de straf om die reden met 5% (afgerond: 10 uur taakstraf) verminderd. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen. Om de kans op herhaling in te perken, is naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, noodzakelijk. De proeftijd zal gesteld worden op 3 jaren.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 103.337,53.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 50.000,00 waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht dient te worden opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet kan worden toegewezen omdat de periode waarin de schade zou zijn opgelopen niet klopt en omdat de hoogte van het bedrag is gebaseerd op een geschatte opbrengst. Deze schatting is niet onderbouwd. Daarnaast is de immateriële schade onvoldoende onderbouwd.
Meer subsidiair heeft de verdediging, gelet op de draagkracht van verdachte, verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Volgens de verdediging zal oplegging van de schadevergoedingsmaatregel onbedoeld leiden tot het uitzitten van vervangende hechtenis. Daarnaast heeft verdachte geld aan de benadeelde partij gegeven. De verdediging heeft verzocht daar rekening mee te houden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook ontvangen in haar vordering.
Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek.
Blijkens het dossier heeft de politie de verkoop van Toto-weddenschappen en de daarbij behorende omzet onderzocht. Zij heeft daarbij tot uitgangspunt genomen een aantal dagen waarop verdachte heeft gewerkt. Uit dit onderzoek is gebleken dat op de onderzochte dagen de kassaopbrengsten een negatief saldo van in totaal € 35.251,05 hebben. [2] Ter zitting van 15 augustus 2017 heeft verdachte verklaard dat het kan kloppen dat zij op 8 werkdagen voor meer dan € 16.000,00 aan weddenschappen afsloot zonder daarvoor te betalen. Verdachte heeft echter op veel meer dagen, dan de genoemde 8 dagen gewerkt in de bewezenverklaarde periode. Door de benadeelde partij is een overzicht overhandigd (bijlage 2). In dit overzicht is te zien dat er op andere – niet door de politie onderzochte – dagen ook sprake is van een negatief saldo. Dit negatief saldo bedraagt ruim € 22.000,00.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat in de bedragen die in het onderzoek en in het overzicht genoemd worden, de provisie niet verrekend is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de schade schatten op (minimaal) € 50.000,00.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de benadeelde partij geld van haar heeft ontvangen en mee is geweest op een vakantie die door verdachte is betaald.
De rechtbank zal deze posten niet in mindering op het geschatte schadebedrag brengen. De benadeelde partij wist immers niet dat het geld van verdachte afkomstig was van het bewezenverklaarde. Ook is niet gebleken van geldbedragen die verdachte nog tegoed had van de benadeelde partij.
Ten aanzien van het draagkrachtverweer overweegt de rechtbank als volgt. Onder omstandigheden kan het gebrek aan draagkracht reden zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarvan kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wat betreft haar draagkracht niet in een zodanig uitzonderlijke situatie verkeert dat moet worden afgezien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op de leeftijd van verdachte – niet aannemelijk is geworden dat zij in de toekomst niet in staat zou zijn aan enige betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank zal het verweer dan ook verwerpen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Voor vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In het arrest van de Hoge Raad van 9 mei 2003 (NJ 2005, 168) is bepaald dat de partij die zich op aantasting van de persoon beroept voldoende concrete gegevens zal moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat naar objectieve maatstaven het bestaan van het geestelijk letsel is of kan worden vastgesteld. In de regel zal dit betekenen dat rapportage door een deskundige noodzakelijk is. De benadeelde heeft de door hem beschreven psychische gevolgen niet onderbouwd met een dergelijke rapportage. Ook ontbreken andere objectieve maatstaven. Gelet daarop zal dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2017. De benadeelde partij zal in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;

de algemene voorwaarden:

  • dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;

de bijzondere voorwaarden:

  • dat de veroordeelde zich binnen drie werkdagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland aan de Houtwal 16-D te Zutphen (of telefonisch: 088-8041404) en zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de opdrachten en aanwijzingen die haar door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
  • dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen voor haar depressieve stemmingsstoornis en bijkomende psychische problematiek bij GGNet of een soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] :
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
€ 50.000 (vijftig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag
te betalen van € 50.000 (vijftig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 285 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. A. Zuil rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015349803, gesloten op 14 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 184.