In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 30 augustus 2017 een tussenvonnis uitgesproken in een zaak tussen [eiser] en [gedaagde] c.s. en [gedaagde 2] c.s. De zaak betreft een geschil over de waardebepaling van een onroerende zaak, waarbij de rechtbank deskundigen heeft benoemd om de waarde te bepalen in zowel de hypothetische als de feitelijke situatie. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de deskundigenrapportage naar voren te brengen. De eiser heeft een rapport van het kadaster ingebracht, waarin de grenzen van het perceel zijn vastgesteld. De gedaagden hebben betoogd dat de deskundige niet het verschil tussen de waarde van de onroerende zaak met en zonder beheervlakken moet bepalen, maar dat het gaat om de waardering van het genot dat de eiser zou hebben gehad in de hypothetische situatie.
De rechtbank heeft overwogen dat de deskundige de hypothetische situatie en de feitelijke situatie moet waarderen, en dat de koopprijs die de eiser heeft betaald niet als uitgangspunt kan dienen voor de waardebepaling. De rechtbank heeft ook vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de waarde van de onroerende zaak op de peildatum en de motivering van de gehanteerde waarderingsmethode. De rechtbank heeft de heer [Makelaar B] benoemd als deskundige, nadat de eerder voorgestelde deskundige zich had teruggetrokken. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over deze benoeming kenbaar te maken. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.